moosers

Praatjes van RiRo

582_!cid_204C162D-F87F-4457-8330-D64FB809C30A@lan.png

De hoogbejaarde man naast me is in de pauze blijven zitten. Echt te oud om naar de foyer te lopen. Zijn vrouw, net zo oud, maar iets beter ter been, heeft wat te drinken voor hem gehaald. Blijkbaar heeft ze zich steeds weg laten drummen door van die notoire voordringers als ik, want als ze terugkomt, is het tweede deel van Eline Vere al begonnen. Zes man moeten opstaan om haar door te laten. Heel omzichtig schuifelt ze naar haar plaats, haar stok in haar ene hand, in haar andere niet alleen wat te drinken, maar ook iets te eten.

Dat moet een brownie zijn. In de schouwburg van Amsterdam kun je alleen appeltaart of brownie krijgen. Appeltaart kun je zo niet in je hand klemmen. Brownies wel, die zijn verpakt. Nog voor ze gaat zitten, reikt ze haar man zijn flesje aan. Die begint zonder haar te bedanken, zonder haar zelfs maar even aan te kijken, meteen aan het rietje te zuigen. Dan probeert de vrouw de brownie uit te pakken. Waarom doet ze dat niet met twee handen? Ze blijft met één hand op haar stok leunen terwijl ze met haar andere probeert de verpakking los te peuteren. Haar man lurkt ondertussen onverstoorbaar verder aan zijn chocomel en volgt ondertussen aandachtig hoe Bien De Moor aan Maria Kraakman staat te friemelen. Ik moet verdorie niet vergeten zelf ook af en toe een blik op het podium te werpen. Ziet er goed uit die scène in Brussel.

Haar buik

Meteen nadat ik was gaan zitten, vlak voor de voorstelling begon, had ik me heilig voorgenomen om bij de eerste de beste gelegenheid naar die ene vrije plaats te gaan die ik in de zaal had gezien. Want hier in het midden van de eerste rij van het balkon zat ik stevig ingeklemd tussen de billen van die hoogbejaarde en die van een voor zijn leeftijd veel te dikke man. Dus als ik inmiddels niet al heel lang comfortabel drie plaatsen voor mezelf had gehad, omdat al na een kwartier de weeën waren begonnen van de vrouw van de voor zijn leeftijd veel te dikke man, van de vrouw die even daarvoor nog lachend 'nee, nee, nee' had gezegd, nadat ik had gevraagd 'je moet straks toch niet plotseling weg?' toen ze met een, van wat ik dacht van pijn vertrokken gezicht, over haar hoogzwangere buik wreef, dan zou ik hier na de pauze zeker niet hebben gezeten, en dan zou ik dus niet hebben meegemaakt hoe we elkaar hier op het balkon glimlachend van vertedering aankeken.

Mijn tanden

Het stoorde natuurlijk wel. Enorm zelfs. Het maakte een vreselijk kabaal dat prutsen aan die gesealde brownie. Toch maakte niemand zich boos. Zo oud waren ze namelijk, die twee, en het was zo schattig hoe ze voor hem zorgde. En het duurde maar en het duurde maar. En het hielp niks. Na meer dan vijf minuten had ze zelfs nog niet het begin van een opening. Net toen ik me naar haar toe wilde buigen om haar vriendelijk mijn hulp aan te bieden, ik zou me dan discreet de andere kant opdraaien en met mijn tanden dat papier in één woeste ruk los scheuren, net op dat moment gaf ze het op en stopte de brownie nog volledig verzegeld in de vrije hand van haar man, zijn rechter. In zijn linker had hij het flesje chocomel. Zijn stok had hij bij mij in bewaring gegeven. Daar had ik toch plaats genoeg voor. Die brownie heeft de rest van de voorstelling op zijn rechterbovenbeen gelegen, zijn hand er bovenop. Geen moment heeft hij het proberen open te maken, hij heeft er zelfs niet eens naar gekeken. Die brownie lag daar maar, onder die grote hand.

Zijn glimlach

Als Maria Kraakman bij het applaus halen een stap naar voren doet en er hier en daar in de zaal gejuich klinkt, krijg ik het even te kwaad. Want mijn gedachten gaan dan terug naar de onverkwikkelijke gebeurtenissen waardoor ik mijn vorige serie theaterverhalen heb moeten beëindigen, naar het verhaal waarin ik haar M noemde. Precies op dat moment zegt de bejaarde iets tegen me over de voorstelling. Maar ik versta hem niet goed. Dat het over de voorstelling gaat, denk ik dus alleen maar. Dat meen ik op te maken uit zijn mimiek, uit zijn glimlach. Het kan ook zijn dat hij gewoon zijn stok terug wil. Die geef ik hem dan ook maar. De volgende dagen kijk ik natuurlijk in alle kranten bij de familieberichten of er een Eline is geboren. Want dat zou heel mooi zijn. Dat het dan van die vrouw zou zijn, van die voor zijn leeftijd veel te dikke man, aan wie ik mijn comfortabele drie plaatsen te danken heb. Nee dus. Dan zal het waarschijnlijk wel een jongetje zijn geworden.

Eline Vere van Het Nationale Toneel ging in première op 22 december 2007 Gezien op 7 januari 2008 in de Stadsschouwburg AmsterdamTekst: Louis CouperusBewerking en regie: Léon van der SandenSpel: Bien De Moor, Eva Damen, Folmer Overdiep, Jeroen Spitzenberger, Maria Kraakman, Marie-Christine de Both, Mirjam Stolwijk, Pauline Greidanus, Stijn Westenend, Tijn Docter, Vera Ketelaars en Vincent Linthorst

Volgende week in De Theaterverhalen: De twijfel

Lees meer

557_!cid_204C162D-F87F-4457-8330-D64FB809C30A@lan.png

Oktober 2007 Na een voorstelling waar in het decor logo’s te bewonderen zijn, ook dat van Moose, kom ik met M. aan hetzelfde cafétafeltje te zitten. Daar praten we tot sluitingstijd over toneel en film, vooral over een film waarin weinig wordt gesproken. Nu lopen we zwijgend naast elkaar, op weg naar een ander café dat nog wel open is. Plotseling blijft ze staan en dwingt ze me haar aan te kijken. ‘Dat moet je nooit meer doen RiRo, wat je deed over Cloaca!’

Waar heeft ze het over? Waar windt ze zich ineens zo over op? Wat ik deed over Cloaca? Het is al meer dan anderhalf uur geleden dat we het daar over hebben gehad! Dat was toen ze me vroeg met welke voorstelling mijn liefde voor toneel is begonnen. En zoals altijd als iemand me dat vraagt, heb ik ook haar naar waarheid geantwoord met Cloaca. Dat ik dat vijf jaar geleden zo’n goede voorstelling vond. Met goede acteurs en een mooi bankstel. ‘En een mooi bankstel’ voeg ik er overigens pas het laatste half jaar aan toe. Sinds ik zo heb geleden bij Avenier.

Maart 2007
Avenier net als Cloaca met een tekst van Maria Goos, zie ik in de schouwburg van Groningen. Met overal om me heen vrouwen die voortdurend kreten slaken van herkenning. ‘Precies mijn broer’ bijvoorbeeld, of ‘net onze tante.’ Op het podium blijkt inmiddels dat de vrouw van kruidenier Jan Avenier geen warm eten heeft bereid, hoewel het tussen de middag is en hij daar dus op rekent. Peter Blok, die de kruidenier speelt, zegt ‘Ik doe de winkel niet dicht voor een sneetje.’ Iedereen moet lachen. Ook de mannen. Iets minder uitbundig dan de vrouwen gelukkig, maar ze lachen. Ik voel me eenzaam.

Niet lang daarna komt Nasrdin Dchar op als opa. Aanplakbaard, gekromde rug, schuifelend in een lange jaegeronderbroek. Ik gruw. Als ik me omdraai, zie ik zeshonderd blije gezichten. Marcel Hensema stapt naar voren. Ik moet toegeven dat hij het als broer Janus, de lepe weduwnaar, knap doet. Maar toch. Het is niet goed te praten, dat weet ik, maar ik haat dat Brabants. Vooral dat van Marcel Hensema. Ik lijd.

Zou het helpen als ik probeer aan een andere voorstelling te denken? Als ik me Morgen gaat het beter in de regie van Arie de Mol voor de geest haal? Ook een familie vanaf de jaren vijftig tenslotte, ook bedoeld als metafoor voor de Nederlandse samenleving. Ik concentreer me op Petra, de dochter, als ze helemaal aan het eind van die voorstelling ruzie krijgt met haar vader. Alle opgekropte ergernis over hem, alle irritatie over de laatste jaren in Nederland, waar alles maar moest kunnen, alle boosheid over de ver doorgevoerde gastvrijheid en de goed bedoelde tolerantie, moet er dan uit. In één keer. Ik zie weer voor me hoe Yonina Spijker, met het schuim letterlijk op haar mond, een pistool tevoorschijn haalt.

Voor ze de trekker heeft kunnen overhalen, giert de hele zaal het al weer uit. En terwijl een vrouw in de rij voor me nog bezig is haar vriendin een vorige grap uit te leggen, krijgt Gijs Scholten van Aschat met ‘Australië is nou ook weer niet de andere kant van de wereld’ de zaal al weer helemaal plat. Ik kan er niet meer tegen. Petra, schiet dan toch!

Nee. Doe maar niet Petra, doe dat pistool maar weer weg. Mijn voorkeuren zijn gewoon veranderd in die vijf jaar. Toneel met een aardige tekst, waarin goed wordt geacteerd, dat is voor mij blijkbaar niet meer voldoende.

Oktober 2007
Het is kwart over twee, we staan midden op straat, en M. verwacht een reactie van me. Ze heeft een veel te dunne jas aan, ze heeft het zichtbaar koud. Toch zie ik aan de manier waarop ze me aankijkt dat ze niet van plan is door te lopen voordat de kwestie Cloaca naar tevredenheid is geregeld. Allejezus, wat kan ze geïrriteerd kijken.
‘Wat bedoel je met ’ Wat ik deed over Cloaca?’, vraag ik dus, maar eigenlijk weet ik wel wat ze bedoelt.
‘Als je Cloaca toen een goede voorstelling vond, vond je dat een goede voorstelling! En dan moet je nou niet ineens omdat Avenier je niet beviel of omdat je intellectuele vriendjes dat zeggen zo blasé doen en net doen of dat niet zo is!’

Bizar, nou krijg ik op de valreep van mijn eerste serie theaterverhalen nog op mijn kop van iemand die ik maar een paar uur ken. We lopen verder, zwijgend weer, allebei verzonken in onze eigen gedachten. Gelukkig heb ik het inmiddels behoorlijk koud gekregen, dat maakt het ietsje makkelijker om in de vereiste stemming te komen voor het slot. Petra, ik denk dat ik er klaar voor ben.

Morgen gaat het beter van Els inc. ging in première op 21 januari 2004
Regie: Arie de Mol
Spel: Evrim Akyigit, Max van den Burg, Joep van der Geest, Gusta Geleijnse, Roos ten Hooven, Ali Ben Horsting, Olaf Malmberg, Yonina Spijker en Peggie Vrijens
Muzikanten: Frank van Berkel, Jeffrey Bruinsma en Nico Nijholt

De Geschiedenis van de Familie Avenier 1 & 2 van Het Toneel Speelt ging in première op 25 januari 2007
Regie: Jaap Spijkers
Tekst: Maria Goos
Spel: Marisa van Eyle, Peter Blok, Sarah Jonker, Marcel Hensema, Nasrdin Dchar, Fockeline Ouwerkerk, Thomas Cammaert, Guy Clemens, Gijs Scholten van Aschat, Carine Crutzen en Tjitske Reidinga

Lees meer

555_!cid_204C162D-F87F-4457-8330-D64FB809C30A@lan.png

Oktober 2007 Aan een tafeltje in café De Souffleur zitten twee mannen en een vrouw naar regisseur Theu Boermans te luisteren. Ajax speelt over een paar dagen in Groningen en Boermans heeft vanavond aan de overkant in het Kruithuis alvast uitgelegd waar die voorstelling over gaat. Vandaar. Ik hoor hem zeggen dat taal het wezen is van toneel. ‘Want’, zo legt hij uit, ‘toneel is proberen met taal beelden op te roepen, en wat je als regisseur ook doet, het belangrijkste is dus dat het publiek de tekst klaar en helder kan horen, want de intellectuele sensatie van een voorstelling komt via de tekst.’

Ik wil wel graag weten of hij bedoelt dat voor hem de sensatie die toneel oproept altijd een intellectuele moet zijn. En of beelden oproepen met taal in de visuele wereld waarin we nu leven nog wel voldoende is? Daarom vraag ik of ik er misschien even bij mag komen zitten. Boermans knikt en schuift een plaatsje op.

Vraag en antwoord
Een van de anderen is me elke keer net voor als ik mijn vraag wil gaan stellen. En omdat Boermans voor elk antwoord ruim de tijd neemt, heel leerzaam en vaak ook heel vermakelijk dat wel, heb ik als ik tweeëneenhalf uur later enigszins aangeschoten buiten sta, mijn vraag nog steeds niet kunnen stellen.

Dan zal ik er dus zelf een antwoord op moeten geven, er zit niks anders op. Uiteindelijk is het natuurlijk allemaal een kwestie van smaak. Dat geldt niet alleen voor het intellectuele aspect, maar ook voor de twee andere elementen van toneel, het visuele en het emotionele.

Voorstellingen die appelleren aan míjn intellectuele belangstelling, beantwoorden aan míjn gevoel voor esthetiek, en die me dan ook nog op een of andere manier raken, ja dat zijn de best denkbare voorstellingen. Voor mij. Kwartet van Het Toneelhuis is zo’n voorstelling. Een van de mooiste die ik de laatste tijd heb gezien.

Vorm en inhoud
Laten we even afspreken dat er in een toneelvoorstelling in ieder geval taal moet zitten. Dat het anders wel theater is, maar geen toneel. Peter Missotten is de regisseur van Kwartet en die gaat heel anders te werk dan Boermans. De laatste begint met een tekst, zorgt er vervolgens voor dat de acteurs die perfect zeggen, en laat ondertussen iemand anders een vorm bedenken. Bij Missotten is dat precies andersom, die begint met de vorm en gaat pas daarna op zoek naar een inhoud die er bij zou kunnen passen.

Dat hij een tekst van Heiner Müller zou gaan gebruiken, wist hij dus nog niet toen hij het decor bedacht met die vier grote projectieschermen en een doorzichtig hangend platform waarop twee acteurs zitten met een camera. Ook nog niet toen hij besloot om beeld en geluid los te koppelen, wat bij film dan misschien wel heel gebruikelijk is, daar worden de stemmem van de acteurs bijna altijd apart ingesproken, maar we hebben het over toneel. Pas daarna, toen hij dat allemaal had bedacht, koos hij een tekst.

De twee acteurs in Kwartet zijn mannen, de stemmen die van vrouwen. De acteurs ‘lippen’ dus de tekst die twee actrices hebben ingesproken. Missotten heeft die ingesproken tekst ingedeeld in meer dan twaalfhonderd stukken, zodat de acteurs het ritme van de opeenvolging van die stukken via een druk op de knop kunnen bepalen. Elke avond is de voorstelling dus alleen al daarom anders. Natuurlijk kleuren de acteurs ook met hun gezichtsuitdrukking en hun spel de woorden die uit hun mond lijken te komen. Ook daarin kunnen ze elke avond andere nuances leggen. Het is dus ook in dat opzicht toneel, ondanks de aan film ontleende techniek.

‘Het klinkt misschien schokkend dat ik eerst het decor bouw en pas dan op zoek ga naar een tekst’, zegt Missotten zelf over zijn voorstelling, ‘maar ik vind het omgekeerde vreemd en schokkend. Dat je begint met een tekst en dan naar een decor gaat zoeken.’Schokkend? Dat valt wel mee, want ook bij Kwartet zijn woorden natuurlijk een heel belangrijk onderdeel van de sensatie, ook al zijn ze er als laatste aan toegevoegd. Maar ik geef toe, ik moest wel even wennen aan het idee dat bij deze voorstelling de vorm aan de inhoud vooraf is gegaan.

Kwartet van Het Toneelhuis ging in première op 29 oktober 2006 en in reprise op 21 september 2007
Regie en decor: Peter Missotten
Tekst: Heiner Müller
Vertaling: Martin Hartkamp
Spel: Karel Tuytschaever en Jonas LeemansStemmen: Katelijne Damen en Mieke de Groot

Lees meer

RiRo op 08/12/2007 - 08:19  

Kwartet (Het Toneelhuis)
552_!cid_204C162D-F87F-4457-8330-D64FB809C30A@lan.png

Oktober 2007 ‘Als die natte doek over dat abstracte schilderijtje wordt gehaald, wat komt er dan onder de verf te voorschijn?’
‘Is dit een quiz of zo? Ik weet het niet meer precies Kester. Zeg het zelf maar.’
‘Een saai bruin stilleven!’
‘Ja en?’
‘Begrijp je dat dan niet? In dat gebaar komt de intentie van deze weergaloze voorstelling, van dit meesterstuk, tot uiting.’
‘En dat is?’
‘Dat er in Nederland te veel voorspelbaar toneel is. Dat het onbegrijpelijke, het ingewikkelde en het absurde ontbreekt.’

Mijn mond valt open van verbazing. Hoe vaak heb ik me niet tegen Kester afgezet? Af en toe had ik zelfs het idee dat ik zijn woorden alleen maar hoefde om te draaien. Was hij negatief? Goede kans dat ik het juist wel een goede voorstelling vond. Vond hij het geweldig? Dan vond ik het waarschijnlijk niks. Hoe dan ook, nu is dat allemaal vergeven en vergeten. Want over Onomatopee zijn we het roerend eens, een briljante voorstelling.

Rietsuiker
Als we de zaal binnenkomen, zitten op het podium vijf obers met een sigaret in hun mond. Ik verwacht dat ze die zullen aansteken, maar dat doen ze niet, ze leggen na verloop van tijd hun sigaretten zelfs weer weg. Eén van de vijf, Damiaan de Schrijver, een stevige man, staat op en wringt zich met veel moeite tussen de zijmuur van de zaal en de papieren achterwand van het decor. Als hij weer terug is, stelt een van de Nederlandse obers voor om met de voorstelling te beginnen, de Vlamingen gaan daar niet op in, die zijn inmiddels in een gesprek over suiker verwikkeld.

‘Suiker die wordt gemaakt van riet, biet of druif kan een urenlang durende verpletterende dialoog opleveren!’
‘Kester, rustig even, ik ben iets aan het uitleggen.’
‘Zelden kwamen …’
‘Kester!’

Bietsuiker
Ogenschijnlijk is het een droogkomisch gesprek over de verschillen tussen bietsuiker en rietsuiker. Maar het is vooral spelen met taal, soms zelfs een gevecht tussen talen. De Nederlandse obers proberen namelijk steeds een literaire of politieke lading aan de dialogen te geven, de Vlamingen pareren dat elke keer door met klanken en beelden te reageren.

‘Dat wil ik nou de hele tijd al zeggen!’
‘Oké dan Kester. Maar houd het kort, ik wil mijn redenering even af maken.’
‘Zelden kwamen in een toneelstuk poëzie, klankgedicht en klanknabootsing, drogredenering, syllogisme,scherts, satire, Paul van Ostayen, Thomas Bernhard, toneeltheorie, de mislukte…’
‘Stop! Wat had ik je nou gevraagd Kester!’

Drilboor
De onhandigheid van ober Peter Van den Eede waardoor het eindeloos duurt voor hij, met behulp van een enorme drilboor, het schilderijtje dat door de schoonmaakbeurt is losgeraakt weer aan de achterwand heeft bevestigd, is natuurlijk gespeeld. Dat spreekt voor zich. Maar het is verbluffend knap hoe met taal op precies dezelfde manier wordt omgegaan. Beweren, stelling nemen, afwachten, uitstellen, zich dan afwenden of juist het tegendeel beweren. Want ook taal is in deze voorstelling vooral een manier om het uitstellen te verbeelden en ondertussen heel veel te vertellen. De nonchalance en de ogenschijnlijk chaotische zijsprongen zijn daarbij, net als de onhandigheid bij het ophangen van het schilderijtje, natuurlijk alleen maar schijn.

Paradox
‘Deze voorstelling gaat overigens niet alleen over taal en over uitstellen, maar ook over theater en over hoe roekeloze anarchie de toeschouwer anders doet kijken naar het ouderwetse lijsttoneel.’
‘Je hebt helemaal gelijk Kester, dat heb je heel mooi gezegd.’
Want dat viel mij ook al op, de voorstelling is opgebouwd als een klassiek stuk van vijf bedrijven met een decor en met kostuums. Maar dan wel vermomd als complete chaos.

‘Is het je dan ook opgevallen dat het befaamde boek van de Diderot over de paradox van het acteren in verschillende citaten langs komt?’
‘Nee dat is me niet opgevallen. Maar Kester, even iets anders. Je begrijpt wel dat ik met Hein sowieso niet meer praat sinds vorige week. Maar helaas, aan het eind van dit verhaal, net nu we het eindelijk een keer met elkaar eens zijn, moet ik ook van jou afscheid nemen. Ik vind het heel jammer, zeker na vanavond, maar dit was het laatste theaterverhaal waarin jij voorkomt.’

Onomatopee van Tg Stan/ De Koe/ Dood Paard/ Mij Discordia
Première 12 juli 2006, in reprise op 5 september 2007
Spel: Gilles Biesheuvel, Peter van den Eede, Willem Wolf, Damiaan de Schrijver en Matthias de Koning

Lees meer

550_!cid_204C162D-F87F-4457-8330-D64FB809C30A@lan.png

November 2007 Ik ben te laat, toch zijn de deuren nog open en is het zaallicht nog aan. Daarom kan ik dus heel makkelijk naar binnen glippen, maar natuurlijk niet ongezien. Niemand kijkt overigens verstoord. Vreemd. Gelukkig is de voorstelling nog niet zo lang bezig. De Bruyn, de inleider, is nog aan het woord. Daarna begint ene Van Woerdekom aan een verhandeling over de aflatenhandelaar Tetzel. Een bijzondere man die Tetzel, je kon bij hem zelfs aflaten kopen voor zonden die je nog van plan was te begaan.

Ik hoop overigens voor je dat je dat hebt gedaan Hein, een aflaat kopen. Anders vrees ik dat je het branden in de hel niet kunt ontlopen. Toen je belde, zei je godbetert dat het dringend was. Alleen daarom heeft mijn vrouw je niet afgewimpeld, ze weet heel goed dat ik niet gestoord wil worden als ik zit te lezen. ‘RiRo, je moet echt naar Wuivend graan’, riep je enthousiast toen ik je vroeg waarom je meende het recht te hebben me op mijn vrije avond lastig te vallen. Over het antwoord op die vraag had je duidelijk al nagedacht voor je de telefoon pakte: ‘het is een zalig en ontregelend avondje absurd theater waar je ook nog wat van opsteekt.’

Zonder daarop te reageren, verbrak ik de verbinding, schonk nog een glas wijn in, en ging verder in mijn boek, een bijzonder interessante studie van Hofman uit 1846 over de kerkhervormingen in het begin van de zestiende eeuw. Toen ik even later wilde bijschenken, hield mijn vrouw haar hand boven mijn glas. Ze zei: ‘Ga nou maar naar de schouwburg, Simon en Wilfred vinden het ook een goede voorstelling.’ Dat zei ze natuurlijk vooral uit bezorgdheid, want ze vindt dat ik te veel drink. Vooral als ik me boos maak over Hein.

Een onappetijtelijk mens
Terug naar de voorstelling. Van Woerdekom was dan wel begonnen met een verhandeling over Tetzel, maar inmiddels is hij hopeloos afgedwaald en nu staat hij het overbekende verhaal over Galileo Galilei af te draaien, zo saai dat zelfs een achtstegroeper er bij in slaap zou vallen. Een onappetijtelijk mens met een grote handtas en een thermoskan koffie, het blijkt Van Woerdekom’s moeder, is opgestaan van haar plaats in de zaal en stapt het podium op.
De Bruyn: ‘Wie bent u? Ik kan u niet thuisbrengen?
De moeder: ‘Vroeg ik dat dan? Nou dan! Trouwens daar kom ik net vandaan.’

Hier moet ik niet om lachen, ik vind het een heel oubollige grap. Maar als je niet kunt lachen om de grappig bedoelde dubbelzinnigheid van het woord ‘thuisbrengen’, blijft er heel weinig over. Want de voorstelling bestaat uitsluitend uit grappen van dat armzalige niveau. Terwijl er geen enkele achtstegroeper in de zaal te bekennen is. Ook niet op de balkons. Dat heb ik gecontroleerd ja. Dat kon makkelijk want het zaallicht bleef de hele voorstelling aan. En bijna iedereen dacht toch dat het erbij hoorde toen ik rond begon te lopen.

Een beproefd procédé
Wim T. Schippers hanteert een beproefd procédé. Zet een sullige intellectueel en een onhandige domoor tegenover elkaar, en zorg dat het publiek meeleeft met de domoor. Succes verzekerd. Dus kom me alsjeblieft niet aanzetten met grote woorden als ‘ontregelend’ of ‘antitoneel’. De voorstelling doet niets anders dan gebruik maken van een oude en aalgladde truc om mensen te laten lachen. Daarbij gaat het zo lang ik me kan herinneren al om een ijdel vlinderstrikje aan de ene kant en een onhandige malloot met een rare alpinopet, dikke brillenglazen, of een aanplaksnor aan de andere.

Mij stoort het mateloos dat theatermakers en acteurs, intelligente en creatieve mensen, hun talenten gebruiken om hun verstandelijk gehandicapte medemensen, waaruit het publiek bij dit soort voorstellingen nou eenmaal bestaat, te laten lachen om hun eigen domheid. Dus zo ongeveer halverwege om en nabij, ga ik. Dat herhaal ik even, want ook dat schijnt grappig te zijn. Als Schippers inleider De Bruyn diezelfde woorden in de mond legt, gaat de zaal namelijk helemaal plat. Ongeveer halverwege de voorstelling dus, om en nabij, hahaha, houd ik het voor gezien.

De fles wijn die al open is, drink ik eerst volledig leeg. Vol plus ledig, volledig. Lachen Hein! Want ook dat is blijkbaar grappig! In de schouwburg in Leiden bij de première zul je wel in een deuk hebben gelegen! Ik weet echt niet of ik je nog wel in mijn theaterverhalen wil na vanavond. Maar nu ga ik eerst verder in mijn boek. En ik trek nog een fles wijn open. Dat heb ik wel verdiend, vind ik.

Wuivend graan van Hummelinck Stuurman ging in première op 13 oktober 2007
Tekst: Wim T. Schippers
Regie: Titus Tiel Groenestege
Spel: Randy Fokke, Nelly Frijda, Kees Hulst, Raymonde de Kuyper, Olga Zuiderhoek (Anke van ‘t Hof) en Titus Muizelaar

Lees meer

545_!cid_204C162D-F87F-4457-8330-D64FB809C30A@lan.png

September 2007 De psychoanalytici Melanie Klein en Melitta Schmideberg zijn niet alleen elkaars wetenschappelijke tegenstanders, ook als moeder en dochter liggen ze hopeloos overhoop. In de lente van 1934 komt het tot een escalatie als Melitta tot de conclusie is gekomen dat haar broer niet is verongelukt, zoals eerst werd aangenomen, maar zelfmoord heeft gepleegd. In wat haar allerlaatste bezoek zal zijn, confronteert ze haar moeder met wat volgens haar de oorzaak is van dat drama. De nietsontziende manier waarop Melanie Klein haar twee kinderen, Melitta en Hans, aan een intensieve psychoanalyse heeft onderworpen om een speltheorie te ontwikkelen.

Voor regisseur Mirjam Koen lijkt terugbrengen tot de essentie het basisprincipe te zijn geweest bij deze voorstelling. Want in een sober en strak toneelbeeld, waarin open kasten overheersen, laat ze de drie actrices met ingetogen spel het verhaal vertellen van de dramatische vierentwintig uur waarin het gezin Klein voorgoed uit elkaar spat.

Het gevecht tussen moeder en dochter en de strijd tussen de twee rivaliserende therapeuten lopen voortdurend door elkaar. Op het ene moment kan Melanie op Melitta’s verwijten nog als gekwetste moeder reageren, om meteen in een volgende zin als haar voormalige psychoanalytica terug te slaan. Ook Melitta wisselt steeds van rol. Als ze zich in het nauw gedreven voelt als dochter, zet ze zonder scrupules haar kennis als wetenschapper in om haar moeder’s zelfverzekerdheid aan het wankelen te brengen.

De moed en het mooie gebaar
Na afloop verzamel ik al mijn moed, neem voor alle zekerheid eerst toch nog maar een pilsje, en spreek dan Marlies Heuer aan. Natuurlijk houd ik er rekening mee dat ze zou kunnen zeggen dat ze niet bereid is met me te praten. Maar dat doet ze niet. Ze zegt niet dat ze dat niet wil. Ze laat het me merken. Met een subliem gebaar waarin het subtiele dédain van Madame De Guermantes, de hooghartigheid van Cecile van Buuren en de onuitstaanbare zelfverzekerdheid van Melanie Klein in één majesteitelijke hoofdbeweging samenkomen. Met die onvergetelijke hoofdbeweging maakt ze me duidelijk dat ik mijn vraag moet voorleggen aan de actrice die naast haar staat, Romana Vrede, in de voorstelling haar assistente Paula Heimann.

Zo halverwege mijn wat onhandig geformuleerde maar van een uitgebreide toelichting voorziene vraag, merk ik dat Madame De Guermantes toch meeluistert. En even later, tijdens het helder verwoorde antwoord van Romana Vrede, krijg ik zelfs het idee dat Marlies Heuer daar iets aan zou willen toevoegen. Dat doet ze vanzelfsprekend niet. Ze wacht. Pas als ze het kan doen zonder haar collega voor het hoofd te stoten, mengt ze zich in het gesprek. Ik doe mijn uiterste best om een glimlach van triomf te onderdrukken.

De borst en het schuldgevoel
Volgens Melanie Klein komt het cruciale traumatiserende moment in een mensenleven ongeveer een jaar na de geboorte, als een baby zich bewust wordt van de moeder als persoon. Want door het besef dat je om te eten je moeder elke keer weer pijn moet doen door aan haar borst te zuigen, raak je in een depressie. Waarna je voor de rest van je leven last blijft houden van een schuldgevoel.

Met z’n drieën praten we, inmiddels in een ontspannen sfeer, eerst wat na over de symboliek die Melanie Klein hanteerde in haar analyse van de kinderpsyche. Ik had natuurlijk wel begrepen dat die rode speelgoedlocomotief in het begin van de voorstelling naar een penis verwijst. Maar dat in het vioolspel van meisjes hun onderdrukte masturbatiefantasieën tot uitdrukking komen? Nee, dat is nieuw voor me. Tijd om daar lang over na te denken, heb ik gelukkig niet, want we moeten nog even terugkomen op die borst en op dat schuldgevoel.

Aan het eind van de voorstelling bleek namelijk dat Hans toch niet door zelfmoord, maar door een val tijdens het bergbeklimmen om het leven is gekomen. Vooral door het sublieme spel van Marlies Heuer waren de toeschouwers niet in de lach geschoten toen Melanie Klein dat ongeluk naar zichzelf toe associeerde. Want Hans verongelukte tijdens het bergbeklimmen in Rosenbergen. Roze berg, terug naar de moederborst dus, redeneerde mevrouw Klein, op weg naar de tepel, in een poging om zich van zijn schuldgevoel te bevrijden, vond hij de dood.

Door de uitstekende manier waarop Marlies Heuer acteerde, haalde niet alleen niemand het in z´n hoofd om te gaan lachen, maar bleef ook de tragiek van Melanie Klein steeds voelbaar. Een goede en integere voorstelling dus, met uiteindelijk ook nog een prettig nagesprek. Maar die magnifieke hoofdbeweging aan het begin van dat gesprek. Niet voor een zaal met betalende toeschouwers, nee, alleen voor mij. Dat blijft voor mij toch het hoogtepunt van de avond.

Melanie Klein van Onafhankelijk Toneel ging in première op 30 september 2006, hernomen op 30 augustus 2007
Tekst: Nicholas Wright
Vertaling: Eva Hopkins
Regie: Mirjam Koen
Spel: Marlies Heuer, José Kuijpers en Romana Vrede

Lees meer

RiRo op 17/11/2007 - 10:05  

Melanie Klein (Onafhankelijk Toneel)
543_!cid_204C162D-F87F-4457-8330-D64FB809C30A@lan.png

September 2007 ‘Wel of geen samowar, dat is de kwestie.’
‘Dat moet je me even uitleggen Wilfred.’
‘Nou kijk, op een gegeven moment krijgt Irina een samowar, want ze is jarig. Het gaat er dan altijd om of je als regisseur een echte samowar laat zien of niet. Doe je dat wel, dan plaats je het stuk duidelijk in het Rusland van de negentiende eeuw. Maar vervang je die samowar door iets anders, wat dan ook, als het maar geen samowar is, dan lever je dus commentaar op Tsjechov.’

Ik zat vooraan dus ik heb het heel goed kunnen zien. Irina krijgt een echte samowar. In een grote kartonnen doos. Ze haalt hem er half uit. Nee niet eens half, ze haalt hem er zo ver uit dat we net kunnen zien dat het een echte is. Dan stopt ze hem gauw weer terug. Als Wilfred gelijk heeft, en waarom zou ik daaraan twijfelen, als het dus bij Drie Zusters van Tsjechov elke keer weer de vraag is of we wel of geen samowar te zien krijgen, wat betekent het dan als die samowar heel even boven de doos blijft hangen en er dan weer in verdwijnt? Dat Hans Croiset als regisseur niet zo goed wist wat hij wilde? Dat hij bleef twijfelen tussen wel of geen commentaar op Tsjechov?

Ingewikkelde vragen. Veel te ingewikkeld voor mij om er in m’n eentje uit te komen. Ik denk dat ik er maar even met iemand over moet gaan praten. Daar verderop zie ik C. staan, die kan er vast wel iets verstandigs over zeggen. Omdat het een andere C. is dan in mijn eerdere theaterverhalen, zal ik deze, om verwarring te voorkomen, vandaag maar prins C. noemen, het is tenslotte de derde dinsdag van september.

‘Heb jij de laatste tijd hier nog wel voorstellingen gezien? Wel in Londen natuurlijk, en nu in Brussel. Dat begrijp ik. Maar hier?’
‘In Nederland bedoel je? De laatste keer was geloof ik dat religieuze stuk van Otten. Hoe heet het ook alweer?’

Dat moet Braambos zijn geweest, dat is dus al bijna vier jaar geleden. Blijkbaar is het dus helemaal niet nodig om veel voorstellingen in Nederland te zien om iets zinnigs te zeggen over de voorstelling van vanavond. Want in de twintig minuten die volgen legt prins C., toch wel enigszins tot mijn verrassing, me haarfijn uit wat volgens hem de zwakke plekken zijn in 3 Zusters. Ik ben behoorlijk onder de indruk van zijn scherpe analyse.

Een laatste vraag
‘Wat ik me de hele tijd al af vraag, waarom heb je nou juist deze voorstelling gekozen? Als je dan maar één keer in de vier jaar hier iets kan zien, dan, hoe zal ik het zeggen, ik zou dan denk ik iets anders hebben gekozen.’
‘O dat is heel simpel, dat was een idee van Hans. We zitten namelijk in een leesclub en hij stelde voor om deze keer naar een voorstelling te gaan in plaats van een boek te lezen. Dan gaan we daar in oktober over napraten als we weer bij elkaar komen.

‘Oei! Als ik dat had geweten! Hans Croiset loopt namelijk al een poosje woedend door de foyer. Met een samowar. Op zoek naar Wilfred. Want die wil hij met die samowar om z’n oren slaan. En dat meent hij. Vandaar dus mijn bezorgdheid. Ik heb ook oren tenslotte. Want stel nou dat mijn opmerkingen in oktober via prins C., ik meende natuurlijk niks van wat ik in het begin van het gesprek met de prins zei over de regie. Dat overdreef ik. Expres. Dat was alleen maar om hem een beetje uit zijn tent te lokken. Dat zal Croiset toch wel begrijpen?

Een afleidingsmanoeuvre
‘Hanny, wat leuk om je te zien, lang niet gesproken!’
‘Ik ken jou, je komt alleen naar me toe als je me nodig hebt.’
‘Sorry.’
‘Aan de andere kant, ik sta te popelen om wat over de voorstelling te zeggen. Want die drie zussen willen toch naar Moskou? Die zijn toch zo opgesloten in hun onvervulde verlangens? Ongelooflijk, zelfs in het slotbeeld kijken ze nog steeds de zaal in alsof ze straks allemaal heel spannende nieuwe dingen gaan beleven! En dan dat frisse enthousiasme waar iedereen het maar over heeft. Ze vermorzelen Tsjechov toch gewoon met die blakende levenslust. Vooral natuurlijk omdat Croiset verzuimd heeft die jeugdige kracht richting te geven. Dan laat hij ze ook nog elke keer een paar stappen naar voren doen als ze wat gaan zeggen. Daardoor ontneemt hij ze dus ook nog eens de kans om hun spel door elkaar te laten voeden. Nee, dodelijk plat vind ik het allemaal. En jij? Wat vond jij ervan?’

‘Ik? Sorry hoor Hanny, maar ik denk dat Van den Ende en Croiset dit echt doen uit liefde voor toneel. Dat ze oprecht proberen om een deel, als is het maar een heel klein deel, van het musicalpubliek te interesseren voor toneelklassiekers. Misschien hadden ze gewoon niet als eerste dit stemmingsstuk van Tsjechov moeten nemen. En dan ook nog eens met alleen maar net afgestudeerde acteurs. Vind je ook niet?’
‘Nee daar trap ik niet in. Kom op nou, wat vond jij ervan? En zit niet de hele tijd aan je oren te voelen!’
‘Sorry.’
‘En niet steeds sorry zeggen!’
‘Nee, oké. Maar eigenlijk ben ik al over het maximum aantal woorden van mijn verhaal heen. En ik heb er best wel een genuanceerde mening over zeg maar, over de voorstelling. Dus zal ik je straks dan maar zeggen wat ik ervan vond? Even vlug de credits er onder zetten, en dan meteen daarna, oké?’

3 Zusters van Joop van den Ende Theaterproducties ging in première op 18 september 2007
Tekst: Anton Tsjechov
Regie: Hans Croiset en Karina Kroft
Spel: Xander van Vledder, Laura Mentink, Anne Lamsvelt, Lien de Graeve, Tanya Zabarylo, Justus van Dillen, Jeroen Gunning, Sadettin Kirmiziyüz, Tim Zweye, Ian Bok, Tjeerd Gerritsen, Joris Maussen, Boy Ooterman en Lottie de Bruin

Lees meer

539_!cid_204C162D-F87F-4457-8330-D64FB809C30A@lan.png

Juni 2007 In de trein naar Moskou is een jonge vrouw in gesprek met de gedistingeerde heer tegenover haar. Ik ga op de vrije plaats naast hem zitten. ‘Een leven lang de uitsluitende voorkeur van een man of vrouw voor één persoon met uitsluiting van alle anderen, alleen dat is liefde’, hoor ik haar met een lichte irritatie in haar stem zeggen.
‘Ach welnee’, antwoordt de grijzende en zo te zien welgestelde heer, ‘dat komt toch alleen voor in romans mevrouw. Nooit in het werkelijke leven. Dan duurt zo’n voorkeur hooguit een jaar, een paar maanden, een paar weken, of zelfs uren. Maar laat ik me even voorstellen, Pozdnysjev is mijn naam. U zult wel van me hebben gehoord. Ik heb mijn vrouw vermoord.’

Op het volgende station stapt bijna iedereen uit, ook de jonge vrouw. Het is eind negentiende eeuw en we zijn nog met z’n tweeën, de man die zijn vrouw heeft vermoord en ik.
‘Misschien vindt u het onaangenaam om naast me te zitten’, informeert Pozdnysjev, ‘nu u weet wie ik ben? ‘
‘O nee, niet in het minst’, antwoord ik.
‘Goed dan, als u dat wilt, zal ik u vertellen wat me is overkomen.’

‘Is deze plaats vrij?’, vraagt een vrouw met een door de zon verbrande neus. Ze wijst naar de stoel naast me. Met een schok ben ik terug in de eenentwintigste eeuw. Mijn fantasie was blijkbaar behoorlijk met me op de loop gegaan. Want terwijl ik zat te wachten tot de voorstelling zou gaan beginnen, was ik brutaalweg Tolstoi’s novelle De Kreutzersonate binnen gelopen.

Losbandigheid
Herman Bolten heeft in zijn bewerking van die novelle niet alleen de trein, maar ook de verwijzingen naar Tolstoi’s eigen tijd en de kritiek op zijn eigen klasse grotendeels geschrapt. Dat mag natuurlijk. Maar daardoor komt het accent wel erg te liggen op verleidingskunst en de gevolgen daarvan. Het lijkt wel of Bolten me wil doen geloven dat Tolstoi een pamflet tegen seksuele losbandigheid heeft geschreven. Hoe dan ook, wat Pozdnysjev me in de trein wilde gaan vertellen was dat hij er steeds meer van overtuigd raakte dat zijn vrouw neukte met een knappe violist.

‘Wat zeg je dat toch banaal! Maar wat veel erger is, het klopt niet wat je zegt!’
‘O nee? Vertel jij het dan maar Kester, zulke dingen weet jij toch altijd beter dan ik.’
‘Hij verbeeldt het zich alleen maar. Daar gaat het nou juist om. Dat Pozdnysjev verzeild raakt in het waanbeeld dat zijn vrouw, mooi als de nazomer, overspel pleegt.’

Verleiding
Goed dan, hij verbeeldt het zich alleen maar, maar in de voorstelling gaat Pozdnysjev ondertussen wel enorm tekeer tegen vrouwen. Over dat vrouwen niets anders doen dan onschuldige mannen verleiden. En dat daar alleen maar ellende van komt. Wat me daarbij stoort is dat de Pozdnysjev van Bolten niet praat en niet beweegt als de heer van stand die hij is. Integendeel, hij draaft maar heen en weer over het podium, geeft de violist af en toe een flinke duw, en trekt daar dan ook nog eens van die grimassen bij die me doen denken aan Bert Visscher. Daar kan ik slecht tegen. Noodgewongen dwaalt mijn blik dus wel eens af, en blijft dan een enkele keer wel eens heel even hangen bij de mooie ogen van de vrouw die naast me is komen zitten.

Prikkeling
In het tweede deel van de voorstelling zal Pozdnysjev’s vrouw samen met de violist de Kreutzersonate van Beethoven spelen. Door de blikken die de twee elkaar daarbij toewerpen, wordt Pozdnysjev definitief tot zijn daad, tot de moord op zijn vrouw gedreven. Logisch dat muziek, en dan vooral de Kreutzersonate, het zwaar moet ontgelden. ‘Men zegt dat muziek een verheffende werking heeft op de ziel’, schreeuwt Pozdnysjev tegen ons in de zaal, ’ maar dat is onzin, je reinste leugens!’

Het is heel aardig van Kester dat hij me voor de tweede keer voor een blunder wil behoeden. Dat stel ik zeer op prijs. Want meteen na afloop van het eerste deel van de voorstelling komt hij naar me toe en legt hij me uit dat Herman Bolten helemaal niet schreeuwt, dat het juist een uitstekende voordracht is, precies de goede dictie voor de geladen zinnen van Tolstoi. Maar dan doe ik iets onbegrijpelijks, iets onvergeeflijks. Als de vrouw met de verbrande neus me even aankijkt voor ze opstaat, heel even maar, loop ik zonder nadenken met haar mee en laat ik Kester gewoon staan. Terwijl hij nota bene midden in een zin zit. Inmiddels weet ik natuurlijk wel dat het de verderfelijke uitwerking van de muziek moet zijn geweest, het prikkelende effect van die Kreutzersonate. Maar dat is achteraf. Als het kwaad al is geschied.

Kreutzersonate van Bolten ging in première op 2 augustus 2006 en was te zien op Oerol 2007 Tournee voorjaar 2008
Concept: Herman Bolten
Regie: Kasper Kapteijn
Tekst: Leo Tolstoi
Compositie: Ludwig van Beethoven
Spel: Herman BoltenViool: Alexandre Kanji (Casper Donker)
Piano: Else Sterk

Lees meer

RiRo op 03/11/2007 - 10:12   1 reactie

536_!cid_204C162D-F87F-4457-8330-D64FB809C30A@lan.png

Maart 2007 Rond de voorlaatste eeuwwisseling, meer dan honderd jaar geleden dus, zitten in een naaiatelier in de Gezondheidsstraat in Gent vier naaisters achter vier naaimachines. Hun bazen kijken vanaf een verhoging toe. Eén van hen strijkt met enige regelmaat met beide handen de vrouw van zijn pantalon strak. Veel meer doen ze niet, de bazen. De vier naaisters heten Georgette, alle vier. Maurice Maeterlinck was nou eenmaal helemaal weg van Georgette Leblanc. Vandaar. Die vier naaisters bedienen de vier naaimachines, maar verder doen ze zo goed als niks. Een half uur lang.

In de schouwburg in Amsterdam neemt de spanning dat eerste half uur van de voorstelling ongekende proporties aan. Want hoe moet je je gedragen als je alleen maar naar het verstrijken van de tijd kijkt? Want dat is wat we te zien krijgen. Het voortschrijden van de tijd op een podium waarop de klok is stil gezet. Een mooi traag woord, voortschrijden. Desondanks voelen veel toeschouwers zich er ongemakkelijk door. Ook C. die naast me zit.

De intrinsieke tragiek
Maurice Maeterlinck had een hartgrondige afkeer van de traditionele toneelpraktijk van zijn tijd, weet ik inmiddels. Georgette, zijn geliefde, had hem overgehaald om in Parijs te gaan wonen. Maar Maeterlinck haatte de mondaine thematiek van de zogenaamde scène parisienne. Seks, overspel, jaloezie en wraak, dat vond hij allemaal maar niks. De intrinsieke tragiek van het alledaagse leven, dat moest genoeg zijn. Zelf zei hij het zo: ‘Il y a un tragique quotidien qui est bien plus réel, bien plus profond et bien plus conforme à notre être véritable que le tragique des grand aventures.’ Sorry, Maeterlick is dan wel van Gent, maar wel een bourgeois, en in die tijd was Frans nou eenmaal de taal van de Vlaamse bourgeoisie.

Van de klassieken moest Maeterlick, ondanks zijn afkomst, ook al niet veel hebben. ‘Oké’, zou hij in hedendaags Nederlands zeggen, ‘een zoon doodt zijn vader omdat hij zeg maar zelf op die fucking troon wil. Maar wat moet ík daarmee?’

In Maeterlinck’s toneelstukken gebeurt dan ook omzeggens niks, hij laat alleen tragiek an sich zien. Om het voor de verandering maar eens in het Vlaams en Duits te zeggen. In die geest heeft de Zwitserse regisseur Christoph Marthaler zijn voorstelling over Maeterlinck dan ook geregisseerd. Als verbeelding van de alledaagse tragiek die het wezen is van ons zijn, in een ratjetoe van talen.

De afdwalende gedachten
C. bekende me meteen na afloop dat hij al tijdens de voorstelling zou zijn weggegaan als hij alleen was geweest. Hij was niet alleen, hij was met mij, daarom is hij gebleven. Maar nu wil hij niet nog meer tijd verliezen, hij wil meteen naar huis. Nou goed dan, dan drinken we daar wel een pilsje.

In een van Maeterlinck’s toneelstukken, Pelléas en Mélisande, vermoordt de jaloerse Goloud zijn jongere broer Pélleas omdat die er met zijn liefje Mélisande vandoor lijkt te gaan. In de tram, naast een zwijgende C, gaan mijn gedachten naar een opera die op dat toneelstuk is gebaseerd. Nee niet naar die van Debussy. Naar een opera van de jonge Nederlandse componist en theatermaker Paul Oomen.

In gedachten ben ik weer in die doopsgezinde kerk op Terschelling waar een scène van zijn Melisande & Melisande wordt gespeeld. Een dag daarvoor had ik Oomen heel even gesproken toen in een halfopen schuur achter een boerderij Melisande in haar kraambed lag te sterven. Het zal weer een dag duren voor ik ergens anders op het eiland een andere scène zal zien. Een vorige. Want ook tussen de vijf scènes neemt Oomen, volledig in de geest van Maeterlinck, de tijd.

De toeschouwers in de doopsgezinde kerk gaan zoveel mogelijk vooraan zitten. Wat ik ook zou hebben gedaan als de componist me niet zou hebben herkend en me niet met een hoofdgebaar naar de laatste kerkbank had verwezen. Ik doe wat hij van me verlangt en probeer geduldig te wachten. Maar ik voel me behoorlijk opgelaten in mijn eentje in die achterste bank. Want daardoor moet ik het helemaal alleen doen: de tijd voelen. Gelukkig, achter me zet een mannenstem een lied in. Ik draai me om. Het is Goloud. De scène begint en ik blijk helemaal vooraan te zitten. Tien minuten heb ik me ongemakkelijk gevoeld, tien minuten later is de scène voorbij.

Tijd. Vaak lijkt er geen einde aan te komen. Dan lijkt het of je in de verkeerde richting zit te kijken en er niemand is die je daarvoor waarschuwt. Daar kun je natuurlijk zenuwachtig van worden. Maar altijd is er uiteindelijk toch een volgende gebeurtenis. Of een vorige. En blijkt de tijd ondertussen alleen maar even stil te hebben gestaan.

Maeterlinck van NTGent en Toneelgroep Amsterdam ging in première op 14 maart 2007 Nederlandse première op 30 maart 2007
Tekst: Maurice Maeterlinck
Regie: Christoph Marthaler
Spel: Marc Botnar, Wine Dierickx, Rosemary Hardy, Hadewich Minis, Frieda Pittoors, Sacha Rau, Graham Valentine en Steven van Watermeulen
Piano: Bendix Dethleffsen

Melisande & Melisande van Oomen en Rombach ging in première van 13 t/m 17 juni 2005
Tekst: Maurice Maeterlinck
Concept en regie: Paul Oomen en Frederic Rombach
Spel: Maribethe Diggle, Maartje Teussink, Florian Bonneau en Gertie Bruin

Lees meer

533_!cid_204C162D-F87F-4457-8330-D64FB809C30A@lan.png

Maart 2007 Vanavond staat Arthur Schnitzler op het programma. Stel je toch eens voor dat ik die zou moeten lezen. Zou ik dan het geduld kunnen opbrengen om erachter te komen wat er omgaat in het hoofd van een Oostenrijkse gloeilampenfabrikant uit het begin van de vorige eeuw? Het zou me niet verbazen dat me dat niet zou lukken. Wat een luxe dus eigenlijk om vanuit een comfortabele schouwburgstoel te zien hoe zo’n klassieker tot leven wordt gebracht. Doet een regisseur dat op een enigszins prettige manier? Dan ben ik al dik tevreden. Laat hij ook nog zijn eigen eigenwijze visie op zo’n klassieker zien? En lukt dat? Des te beter. Dan heb ik Schnitzler, en in dit geval Boermans, voor de prijs van één. Wat zou ik nog meer kunnen wensen?

De voorstelling in de schouwburg van Groningen is ongeveer een half uur bezig. Naast me laat S. haar hoofd aanhalig op de schouder van haar vriend zakken. Die is beduidend ouder dan S, dus dat doet ze natuurlijk in een opwelling van verliefdheid. Door wat ze op dat moment op het podium ziet. Want daar wordt op datzelfde ogenblik Erna, gespeeld door Katja Herbers, verliefd op de twintig jaar oudere charmeur Hofreiter.

Kan ze zich inleven?
Fantasieën van een romantische geest, zo blijkt in de pauze. Niks opwelling van verliefdheid. Ze vertelt me dat ze de voorstelling zo enorm saai vindt dat ze in slaap was gevallen. S. is geen regelmatige theaterbezoeker, daar zal het wel aan liggen, denk ik eerst nog even. Gewoon onervarenheid. Zo’n klassiek stuk, dat zal ze wel heel ingewikkeld en ouderwets vinden allemaal.

Maar ook G., weliswaar ook nog jong, maar wel een theaterkenner, zucht en steunt als ik haar even later vraag wat zij er tot nu toe van vindt. Zou het misschien met leeftijd te maken hebben? Vind je dit niks als je een jonge vrouw bent en je niet kunt inleven, of niet wilt inleven, in wat een man van de leeftijd van Mark Rietman drijft? Of is het echt niet goed wat Boermans ons laat zien? Nee, dat wil er bij mij niet in. Misschien is het niet zijn beste regie, maar het is toch zeker de moeite waard.

Het zou me niet hebben verbaasd als S. in de pauze was weggegaan. Gelukkig doet ze dat niet. Want, waarom zou ik dat niet gewoon bekennen, ik vind haar wel leuk. Wie weet kunnen we na afloop nog even een pilsje drinken in het schouwburgcafé.

Ziet ze de verlichting?
Weer terug in de zaal vraag ik me af : ‘Zou ze dat zien S., dat het een mooi helder symbool is, die rechthoek boven het podium met die honderden gloeilampen? Dat je daardoor meteen weet dat Frederik Hofreiter een verlichte geest is, iemand die vindt dat een huwelijk pas echt goed functioneert als je allebei gebruik maakt van je recht op ontrouw? Zou ze er begrip voor hebben dat Hofreiter zich eraan ergert dat zijn vrouw het daar niet mee eens is, omdat haar weigering om een minnaar te nemen ook hem belemmert in zijn vrijheid?’ In de praktijk laat Hofreiter zich daardoor overigens niet weerhouden. Want met grote vanzelfsprekendheid neemt hij zijn laatste verovering, de jonge Erna, mee op reis.

Hofreiter raakt die vanzelfsprekende charme plotseling kwijt als hij bij terugkomst zijn vrouw betrapt met de adelborst Otto. Niet omdat hij niet kan aanvaarden dat ze uiteindelijk toch een minnaar heeft genomen. Daar heeft hij tenslotte zelf op aangedrongen. Ook niet omdat hij naar de gewoontes van zijn tijd die minnaar voor een duel uitdaagt en hem daarbij doodt. Nee, het gebeurt al eerder. Hij verliest zijn zelfverzekerdheid door de manier waarop de jonge adelborst hem aankijkt. Door die koele superieure blik van de jeugd beseft Hofreiter ineens dat zijn tijd voorgoed voorbij is.

Veranderen de zeden?
‘Het lijkt wel alsof Schnitzler een kritiek op het westerse stadsleven van nu heeft geschreven’, oppert Wilfred na afloop van de voorstelling, ‘het huwelijk gaat op de helling, drift en emotie krijgen de vrije teugel. Het bewijst maar weer eens dat de zeden niet zo hard veranderen als we denken.’ Daar zal ik eens over nadenken. Over dat de zeden niet zo snel veranderen. Maar nu wil ik eerst even een pilsje drinken met S.

‘Zullen we even gaan zitten?’, vraagt ze. Met ons glas in onze hand lopen we door het schouwburgcafé op zoek naar een vrij tafeltje. Wat verderop heeft haar vriend zich, onbevreesd voor hun koele superieure blikken, al tussen de twintig jaar jongere actrices gestort, zie ik. De zeden. Daar hoef ik niet langer over na te denken. Wilfred heeft gelijk. Die blijken nauwelijks te zijn veranderd.

Het Wijde Land van de Theatercompagnie ging in première op 23 februari 2007
Tekst: Arthur Schnitzler
Vertaling: Tom Klein
Regie: Theu Boermans
Spel: Mark Rietman, Anneke Blok, Myranda Jongeling, Tijn Docter, Jappe Claes, Leny Breederveld, Katja Herbers, Xander van Vledder, Harry van Rijthoven, Elisa Beuger, Mike Reus, Reinier Schimmel, Anne Prakke, Mathieu Güthschmidt, Anne Lamsveld, Frank Derijcke, Francien Stigter en Loesje Riethof

Lees meer

RiRo op 20/10/2007 - 08:17  

Het wijde land (De Theatercompagnie)
<< < 456 > >>
Syndicate content