Ja! Dit is zo’n juweeltje dat je maar af toe tegenkomt! Het licht van de neonbuizen op de vloer, de zachte pasteltinten, de houten kast met de spiegels. Frank Focketyn als de man met de wat verontschuldigende, maar toch ook een zich rechtvaardigende houding, die terugkijkt op zijn liefde voor het prille meisje, ooit de passie van zijn leven. Ingetogen spelend. Aangeslagen en ineengedoken zittend op een stoel, bij elke scènewisseling op een andere: ‘Na jou was mijn leven eigenlijk afgelopen, was ik dood.’
En vooral Els Dottermans, als dan weer het dertienjarige meisje, dan weer de vrouw voor wie het allemaal voorbij is, die met weemoed terugblikt op wat ook de passie van haar leven was: ‘Je hebt me alles gegeven. Je hebt me alles ontnomen.’ Ongelooflijk goed acterend. Meestal aan of op een vierkante tafel, soms voor de spiegel. In prachtige, ontroerende gracieuze houdingen. Of juist heel subtiel en gestileerd erotisch bewegend.
Bernard Dewulf (ook de schrijver van het prijswinnende Kleine dagen) schreef op verzoek van regisseur Julie Van den Berghe de tekst. Die tekst, over melancholie en eenzaamheid, maar ook over genegenheid, is op zich al een meesterwerk. Poëtisch, maar ook expliciet en suggestief.
Wat Van den Berghe en haar scenograaf André Joosten er vervolgens op het toneel van laten zien, versterkt niet alleen die poëzie en die suggestie, het voegt er ook adembenemende beeldende schoonheid aan toe. En dan het acteren van Els Dottermans! De manier waarop ze beweegt, hoe ze met minieme veranderingen schakelt van meisje naar vrouw en omgekeerd. Zelden heeft het spel van een actrice, zelden heeft een voorstelling, me zo geraakt.
Dit is een fenomenaal goede voorstelling!
De Zwitser Michel Schröder wil met zijn regie van Candide een ‘gefragmenteerde, stuurloze wereld’ verbeelden. Je kunt zeggen dat hij daarin met zijn eigenzinnige en wat rommelige collage van tekst, muziek en video is geslaagd. Maar heeft hij daarmee ook een geslaagde voorstelling gemaakt? Er is bijvoorbeeld nogal wat verschil in kwaliteit tussen aan de ene kant de integrale fragmenten uit Voltaire’s Candide of Het optimisme en aan de andere kant de speciaal voor de voorstelling geschreven tekstbijdragen. Iets dergelijks geldt voor de muziek: af en toe van hoog niveau, een enkele keer gewoon leuk, maar toch ook soms net even te banaal.
Schröder kiest ervoor de vrouwelijke personages centraal te stellen. Die keuze pakt goed uit. Want vooral Lien Wildemeersch imponeert. Ze vertolkt Cunegonde met precies de juiste ironie en met precies de goede meerduidigheid in lichaamstaal en tekstbehandeling. Daarmee creëert ze de lichte verwarring en de lichte ongemakkelijkheid waarvoor ik naar theater ga.
NTGent’s artistiek leider Wim Opbrouck zorgt, in diverse rollen, voor de komische noot. Dat is deze acteur wel toevertrouwd. Maar jammer genoeg halen die grappige uitstapjes nogal eens de vaart en het ritme uit de voorstelling. Dat geldt overigens niet voor de scène waarin Opbrouck de wijze oude man met de enorme baard speelt. Dat is én heel komisch én een heel geslaagde vertaling van Voltaire’s kritiek op het idee dat je het geluk kunt vinden door het vergaren van goud en sieraden, naar een kritiek op het idee dat je gelukkig wordt van het vergaren van hapklare wijsheden bij een goeroe.
Een interessante poging dus om Voltaire’s ook nu nog heel leesbare satire uit 1759 naar het heden te vertalen. Met af en toe goed spel en af en toe interessante en mooi uitgevoerde muziek. Maar Schröders eclecticisme is toch net even te ver doorgeschoten, en er zijn toch net even te veel ‘onnozelheden’ om te kunnen spreken van een echt geslaagde voorstelling.
Theaterimpresariaat Via Rudolphi koos twee voorstellingen van het ITs fesival van vorig jaar en één van het festival van dit jaar. Drie voorstellingen van ongeveer een half uur van net afgestudeerde theatertalenten op tournee langs de kleine zalen. Een nieuw initiatief.
Fleur van den Berg studeerde af aan de mime-opleiding. Geïnspireerd door De Mythe van Sisyphus van Camus onderzoekt ze in Gaan, samen met Nina Fokker, de zin(loosheid) van het bestaan. Het tweede deel van de voorstelling van Van den Berg, met alleen beweging, vind ik heel spannend. Het eerste nogal op tekst gerichte kwartier vind ik wat minder. Het leuke van een nabespreking (want er is na afloop een nabespreking onder leiding van Oscar Kocken) is dat je weer eens bevestigd krijgt hoe subjectief zoiets is. Want een van de andere nabesprekers vindt precies het omgekeerde: het deel met tekst juist heel goed, en het bewegingsgedeelte een beetje te langdradig. Hoe dan ook, Gaan is een moedige en interessante voorstelling. Die misschien niet helemaal in evenwicht is.
Vertreksvergunning is een solo van George Tobal, afgestudeerd in Amsterdam. Tobal is als acteur heel krachtig aanwezig op het podium. Voor mij ietsje te, maar dat kan gauw, want ik ben nou eenmaal een liefhebber van klein spel. Maar zijn verhaal over het leven van een dertienjarige jongen in een opvangcentrum voor vluchtelingen vind ik heel boeiend, geëngageerd, en mooi opgebouwd. Met ontroerende scènes. Zoals die over zijn liefde voor Sophie, die uit het opvangcentrum, en uit zijn leven, verdwijnt met een ‘vertreksvergunning’. En ook die aan het slot, als de verteller, inmiddels ex-vluchteling, als acteur terugkeert in het opvangcentrum en daar een gesprek heeft met een zevenjarig jongetje, dat zo begint: ‘Mister, waarom jij groot haar?’ Indrukwekkend.
Stefan Jakiela, Marijn Alexander de Jong, Karel van Laere en Jimi Zoet studeerden met TickleMePink in 2012 af aan de opleiding Theatraal Performer in Maastricht. Hun voorstelling gaat over een mogelijke vlucht uit de realiteit, maar er is geen echte verhaallijn en er zijn geen eenduidige personages. Ze kiezen ervoor om kunst te maken en ons op die manier iets te vertellen en te raken. Uit het juryrapport van het ITs festival: ‘De kwaliteit zit onder meer in het lef van de makers de onbegrensde fantasie en vrije geest de ruimte te geven. De makers tonen geen behoefte het publiek te behagen en zijn toch zeer aanwezig.’ Mee eens, maar ik vind dat hun voorstelling, waarin de grens tussen theater en beeldende kust vervaagt, ook uitblinkt door de timing en door het ritme. Ja, dit is helemaal mijn smaak. Hele goede voorstelling vind ik dit.
Het criterium ‘toegankelijkheid’ heeft niets met kunst te maken. Het heeft, sterker nog, met niet-kunst te maken. Toegankelijkheid en ontoegankelijkheid hebben geen betrekking op kwaliteit. Toegankelijkheid is een economische term. Daarmee wordt de bezoeker ervan verzekerd dat wat hij gaat zien geen taal, geen beeld, en geen gedachte zal bevatten die hij niet al elke avond in zijn favoriete televisieprogramma hoort en ziet.
Plagiaat! Want een lichtelijk bewerkt citaat van P.F Thomése uit Nergensman. Waarin ik ‘literatuur’ door ‘kunst’ heb vervangen, en ‘krant’ door ‘televisieprogramma’.
Over Dana Nechustan
In haar filmregies vind ik dat Dana met intelligente humor en engagement erin is geslaagd op een toegankelijke manier wezenlijke verhalen te vertellen.
Dit is een letterlijk citaat. Van Ola Mafaalani, artistiek directeur van het NNT, in de flyer bij de voorstelling.
Over de tekst
Dit is een vraag. Aan Ola Mafaalani. Maar ik geef er straks zelf antwoord op. Wat gebeurt er met dat adjectief ‘intelligent’, en wat gebeurt er met dat ‘engagement’ van Dana Nechustan, die je hebt gevraagd voor het eerst een theaterregie te doen, als je vervolgens Nathan Vecht vraagt om de tekst te schrijven?
Dit gebeurt er met het engagement: Ko van den Bosch speelt de knecht van Don Juan, een hedendaagse bodyguard, met een goede tekst. En dat doet hij goed. Maar verder bestaat de tekst, en het engagement, nogal vaak uit grappig bedoelde verwijzingen naar actuele onderwerpen als Barbie (een te bruine, te blonde mevrouw met grote borsten) en naar andere iconen van populaire televisieprogramma’s. En zingen Maartje van de Wetering en Malou Gorter (bewust grappig) a capella versies van overbekende popliedjes, en Merel Polat (als Donna Elvira) heel gevoelig iets uit de musical Les Misérables. Open doekjes gegarandeerd!
Dit gebeurt er met de humor: Heel af en toe is er een echt originele grap, een enkele keer een gestolen grap (sapcentrifuge). Maar Vecht kiest toch meestal voor gimmicks waar het publiek om moet lachen omdat het ze herkend als gimmicks waar het eerder al om moest lachen bij het kijken naar grappig bedoelde televisieprogramma’s. Vecht laat bijvoorbeeld een van de acteurs (zijn neef Jack) het accent van prins Bernard (die al enige tijd dood is) na doen. Omdat die een eigentijdse Don Juan zou zijn (engagement).
Over Don Juan
Dana Nechustan heeft zich wel heel erg makkelijk laten verleiden door de platheid van de tekst. Daarmee bedoel ik niet dat ze is gevallen voor de charmes van het ordinaire of de onweerstaanbare aantrekkingskracht van het ranzige. Want in die zin is de tekst niet plat. Nee, Nechustan heeft zich gewillig en bevallig neergelegd bij het eendimensionale. In haar keuzes gaat ze daar consequent in mee: ze kiest voor herkenbare beeldtaal, af en toe lekker vet en karikaturaal aangezet.
Kortom
Don Juan is een vlot gemonteerde amusante voorstelling waarbij de toeschouwer die besluit eens een avondje geen tv te kijken, krijgt wat hij verwacht: een gezellig avondje uit.
Het publiek in de uitverkochte schouwburg van Groningen applaudisseert als Jack Wouterse uit de coulissen komt. Applaudisseren bij een opkomst? Als de dirigent zijn entree maakt bij een concert, dan wel. Dat is daar nou eenmaal de gewoonte. Maar bij een voorstelling? Als Wouterse het leeslampje aandoet (en met die handeling het zaallicht lijkt uit te doen) klinkt er gelach. Het zal meteen de laatste keer zijn. Want Slaaf is een sombere monoloog over verslaving, en over boosheid, en eenzaamheid.
Met een merkwaardige tekst. Aan de ene kant heel veel concrete en plastische voorbeelden van het verslaafd zijn, voorbeelden die nogal eens met luide stem ten gehore worden gebracht waardoor de existentiële leegte eronder niet altijd goed zichtbaar is. Behalve dan natuurlijk in de aangekondigde ‘bevrijding’ van de verslaving door de zelfmoord van het vertellende personage. Aan de andere kant opmerkingen die juist doen denken aan genezen, aan hoop: ‘we zijn niet ons fysieke lichaam’, ‘waarom zou ik oordelen’, en vooral steeds weer ‘ik zit in God, en God zit in mij’. Merkwaardig vooral omdat vanaf de allereerste minuut het pistool duidelijk zichtbaar klaar ligt, en niet een folder van een of ander Boeddhistisch afkickcentrum.
Ik zag vorig seizoen Oscar van Woensel als acteur in Wat nodig is van Laura van Dolron. Daarin speelt hij Oscar die het verhaal vertelt van verslaving en genezing. Twee keer zag ik die voorstelling. Twee keer was ik ervan onder de indruk. Door de directe en persoonlijke tekst. Door Van Woensels zachte en onnadrukkelijke manier van spelen.
Wat dezelfde Oscar van Woensel als toneelschrijver over verslaving noteert, komt op mij over als een opzettelijk van echte persoonlijke ervaringen geabstraheerde tekst die met lekker smeuïge van overal bij elkaar geraapte (vaak seksuele) voorbeelden weer concreet wordt gemaakt. Jammer. Juist het direct persoonlijke zou Slaaf, voor mij in ieder geval, aantrekkelijker hebben gemaakt, indringender. Misschien zou ook een iets minder nadrukkelijke manier van acteren van Jack Wouterse helpen. En dat dan liever in een kleine zaal dan in de schouwburg.
We zitten op harde houten stoelen, opgesteld in twee rijen, met de ruggen naar elkaar. Drie kwartier lang lopen de acteurs tekstloos om ons heen. Met wat in eerste instantie zou kunnen lijken op gespeeld onhandig op zoek zijn naar de vorm waarin ze hun voorstelling willen gaan gieten. Op de manier waarop groepen als Discordia dat al tientallen jaren doen.
In het gesproken tweede deel blijkt dat al dat quasi onhandige gedoe met schoenen, koffie, emmers, planken, en zwarte lappen van die eerste drie kwartier ook een prelude was op citaten uit Leven in Afrika van Hans Fels. Maar ook dit tweede deel is voornamelijk vorm. Nu worden niet bewegingen, zoals in het eerste deel, maar zinnen en flarden van zinnen, op gespeeld onhandige manier herhaald en herhaald.
Het derde deel is een korte monoloog van Peter Van den Eede over hoe je een plafond in een tafel zou kunnen veranderen, met ook in zijn spel de nadruk op ‘zou kunnen’. Dat doet me denken aan San Francisco, een voorstelling van De Warme Winkel waarin het mislukken van een voorstellingsidee ook werd verbeeld in de modale vorm en acteurs beeldend vertellen wat ze zouden hebben laten zien als het idee niet zou zijn gesneuveld.
In eerste instantie wilde Discordia/Koe/Stan/Dood Paard een voorstelling maken naar Die Berühmten van Thomas Bernard. Vandaar de titel. Dat idee sneuvelde. Daarvoor in de plaats kwamen de inwoners van het dorp Belo in Ethiopië uit de documentaire van Hans Fels. Als het de bedoeling was ons te laten zien hoe ook dat tweede idee niet uit de verf kwam, zou je Beroemdheden een geslaagde voorstelling kunnen noemen.
Ik zou teleurgesteld kunnen zijn. En boos op de makers. Maar dat ben ik niet. Ik vind het een mislukte voorstelling, dat wel. Maar Van den Eede, De Wolf, De Roo, De Schrijver, Biesheuvel en De Koning hebben eerder wel prachtig theater gemaakt, en ik ben ervan overtuigd dat ze dat weer zullen doen. Waar ik wel boos over zou kunnen worden, is over dat erudieterige narcisme van Loek Zonneveld in zijn recensie in De Groene. Maar waarom zou ik.
Hoe ze de stilte in een gesprek verbeelden! Met precies de goede mimiek en de goede lichaamstaal. Namelijk zo goed als geen. Hoe ze die stilte precies lang genoeg laten duren. Hoe ze spelen dat ze zwijgen en ondertussen bedenken wat ze willen gaan zeggen en dat dan toch weer verwerpen. Of dat ze een vraag overwegen en dan toch maar besluiten om die niet te stellen, om de stilte de stilte te laten. Door niets te doen. Bijna niets. Hooguit een kleine verandering van hooguit een paar gezichtsspieren. Het is jaren geleden dat ik dat zo perfect op een toneel heb zien uitvoeren.
En dan de inhoud! De rijkdom van de tekst! Eerst twee acteurs die een ontmoeting tussen vreemden spelen. Die echt contact maken. De een door belangstelling te hebben, door empathisch te zijn. De ander door kwetsbaar te durven zijn, een persoonlijke vraag eerst even ontwijkend, maar dan toch open vertellend. Gespeeld met een intimiteit die volledig naturel lijkt.
Wat later komt er een derde bij, een actrice, die een vrouw speelt die niet in slaap kan komen. Nooit. Wat ze ook probeert. Die dat vertelt in een gesprek met een vreemde, met de man die we hebben leren kennen als goede luisteraar en die we hebben leren waarderen om zijn kalmte, om zijn empathisch vermogen. Die ze dan vraagt of hij wel eens huilt. Nooit. Ze vraagt door. Nu leren we de andere kant van de empathische man kennen.
Een voorstelling van zowel psychologisch als theatraal zeer hoog niveau. Met een diepgang en met een manier van heel klein acteren die ik zelden in de theaters zie. Voor het laatst drie jaar geleden. Ook op Noorderzon. Bij een eerdere voorstelling van deze Australische groep. Het kan toch niet dat voorstellingen van deze groep in Nederland alleen op Noorderzon te zien zijn!
Een volle, boeiende, maar wat te trage voorstelling. Over het tekortschieten van theater als maatschappelijk relevante kunstvorm. Met Walter Bart als megalomane theatermaker Loet Loets, en Maartje Remmers en Matijs Jansen als zijn acterende kinderen. Een bariton en een sopraan, begeleid door twee elektronisch versterkte cello’s, leggen met live uitgevoerde muziek de link met opera. (De voorstelling werd geproduceerd in het kader van de Operadagen Rotterdam.)
Het begint met leuke tirades tegen muziektheater en ervaringstheater (‘machteloos gefluister van meestal Vlaamse actricetjes’). Dan gaat het in acht staties door de recente geschiedenis. Met mooie vondsten als een tot met olie besmeurde zwaan omgetoverde journaliste (Milieurampen), een brandend slagveld in een Hotel Modern persiflage (War on Terror) en een met tomatenketchup overgoten stervende drie-eenheid Fortuin, Van Gogh, Van Nazareth (Populisme).
Bijna alles in de voorstelling is steeds net over the top: het acteren, de enscenering, de extravagante kostuums (van Lotte Goos). De tekst van Gerardjan Rijnders, geïnspireerd door De Theatermaker van Thomas Bernard, is lekker pretentieus, ook over the top dus. Het zwaaien met dat boek van Peter Sloterdijk natuurlijk ook. Maar dat kan allemaal. Dat past allemaal perfect bij het onderwerp en bij de opzet van deze voorstelling.
Maar bij zo’n over the top opzet had ik ook een over the top tempo verwacht. En daar wringt het een beetje. De gespeelde scènes zorgen weliswaar voor versnelling, maar de zang (bewerkte fragmenten uit opera’s van Wagner) haalt dat tempo er steeds weer uit. Het netto resultaat is een net iets te trage voorstelling. Waarbij tussen spel en zang, en tussen versnelling en vertraging, ook niet de juiste balans, niet het optimale ritme, is gevonden.
Het is 1994. De Rwandese Hutu-radiozender RTLM draait popmuziek. Zoals zoveel radiozenders. Het unieke van RTLM is dat de presentatoren tussen de platen door systematisch en ongeneerd schaven aan de ontmenselijking van de Tutsi’s en dat ze hun luisteraars oproepen om ‘die kakkerlakken in stukken te hakken’. Dag in dag uit. In 1994 worden in Rwanda in honderd dagen tijd bijna een miljoen Tutsi’s op gruwelijke wijze vermoord.
Het is 2011. Het gebouw van de voormalig radiostudio van RTLM in Kigali, Rwanda. De acteurs zijn een Belg en drie Tutsi’s. Zo realistisch mogelijk spelen ze een opruiende uitzending van RTLM uit 1994 na. Het publiek, op straat, krijgt een radiootje om deze reconstructie zo natuurgetrouw mogelijk te ondergaan. In een land waarin sinds die onvoorstelbare slachtpartij de begrippen Hutu en Tutsi taboe zijn, moet dat een heftige gebeurtenis zijn geweest.
Het is 2012. De voorstelling komt naar de theaters in onder andere Duitsland en Nederland. Ik zit in de zaal van het Grand Theatre in Groningen, tijdens Noorderzon. Ik heb een radiootje, een koptelefoon op, ik kijk naar een realistisch ogende radiostudio op het podium, ik luister naar de acteurs. En ik hoor tussen de teksten door muziek uit de negentiger jaren. En ik weet dat ik na deze voorstelling Rape me van Nirvana nooit meer zal kunnen verdragen.
Een dag later, ook op Noorderzon, WTC 9/11 en Different Trains van Steve Reich door het DoelenKwartet. Ik vergelijk, en weet nu nog beter waarom ik Hate Radio geen goede voorstelling vind. In WTC 9/11 gebruikt Reich authentiek radioverkeer van de eerste hulpverleners die bij de torens aankomen. Het is een compositie over een recente en onvoorstelbare gebeurtenis. En het is indrukwekkend. Niet door de gruwelijkheid. Want dan zou regisseur Milou Rau van Hate Radio het ruimschoots winnen met een miljoen dode Tutsi’s tegenover Reich’s 3000 dode New Yorkers. Nee, het is een indrukwekkend concert omdat Reich de onmiddellijkheid overstijgt en mij er door er kunst van te maken anders naar laat kijken. En daardoor ook andere emoties aanboort dan alleen verbijstering en afgrijzen.
Mijn probleem met Hate Radio is dus niet de relevatie van het onderwerp. Het probleem is dat in een theater iets een theatervoorstelling zou moeten worden. En dat wordt Hate Radio niet. Omdat Rau niet verder komt dan een reconstructie. En hoe gruwelijk de feiten ook zijn, die feiten ken ik al, en verbijstering en afgrijzen heb ik al gevoeld toen die feiten bekend werden.
Drie korte voorstellingen gespeeld tegen de achtergrond van het weidse uitzicht over het veenlandschap in drie door architectenbureau Onix ontworpen houten kubussen van 6x6x6 meter waarvan één zijde helemaal van glas is. Miriam Boolsen, Magne van den Berg, en Aletta Becker lieten zich voor hun teksten inspireren door de korte verhalen van Tsjechov.
De Wending
Magne van den Berg baseert zich op De herdersfluit, De jager, en Het geluk. Een dichter, die altijd aan hier denkt als hij daar is, en aan daar als hij hier is, is in gesprek met een herder. Daarna volgt een dialoog van een soldaat en dezelfde herder. De dichter en de soldaat (allebei gespeeld door Lotje van Lunteren) zijn onrustig op zoek naar het geluk en twijfelen er steeds aan waar ze dat zullen vinden, links of rechts, aan de andere kant of aan deze kant. De herder, mooi klein gespeeld door Joke Tjalsma, kan zich daar niet druk over maken.
Nog meer eeuwige liefde
Een man in gesprek met een vrouw bij wie hij elke dag op bezoek komt om haar zijn liefde te verklaren. Een dialoog geschreven door Miriam Boolsen, die zich liet inspireren door dialogen van Tsjechov tussen personages die maar al te graag in de valkuilen van de liefde stappen. Het is een hele mooie tekst vind ik, de mooiste van de drie. Gespeeld in een perfect ritme, en met een weldadige timing. Door een heel goed acterende Veerle van Overloop en een fantastische Tom Jansen. Het stille spel van vooral Tom Jansen is fascinerend.
Typisch Tsjechov
Een door Alletta Becker geschreven gesprek tussen een gids die het een en ander wil gaan vertellen over het veen en over de streek, en zijn veel jongere coach. De man die ‘hier vandaan komt’ wordt gecorrigeerd door de man die ‘niet van hier’ is. Met citaten uit Het geluk, Drie jaren, In een landhuis, en De steppe. De meest komische van de drie korte voorstellingen. Door de tekst, maar ook door het mooie contrast tussen de onderkoeld acterende Matthias Maat (de man van hier) en het wat meer geprononceerde spel van Hendrik Aerts (de man van elders).
Regisseur Michiel Johannes Jansen en de acteurs hebben de voordelen van het weidse uitzicht en het feit dat de toeschouwers door de kubussen heel dicht op de voorstellingen zitten uitstekend benut. De fraaie landschappelijke achtergronden en het kleine, subtiele spel zorgen, met de goede teksten, voor een locatievoorstelling van hoog niveau.
Geduldig luistert Jacob naar de herinneringen van zijn dementerende vrouw. Ondertussen ordent hij symbolisch haar gedachten. Omdat ze dat zelf niet meer kan. Haar opengevouwen boeken, waarmee de vloer bezaaid ligt, vouwt hij dicht, dan legt hij ze op een stapel. Langzaam. Beheerst. Totdat hij een nog maar net gemaakte stapel even vlug omver schopt. Heel even laat hij zien dat er onder zijn geduldig luisteren, geduldig helpen, en geduldig zorgen, wel degelijk ook frustratie schuilt.
Het is vanaf het begin duidelijk, en het blijft de hele voorstelling duidelijk, dat de dementerende Emma er later die dag uit zal stappen. Dat om elf uur de dokter zal komen met de spuit. We weten al meteen vanaf het begin dat Emma ervoor kiest om op tijd te zijn, de wilsonbekwaamheid voor te zijn. In het begin van de dementie, nu ze nog kan beslissen. Omdat ze al enige tijd haar boeken niet meer kan lezen, de laatste tijd de gekregen detectives ook niet meer, en omdat ze nu zelfs Nijntje niet meer goed kan volgen. Daarom wil ze dood. Daar verandert niets aan. Ze gaat niet twijfelen. Hij probeert haar niet op andere gedachten te brengen. Contact met de buitenwereld is er niet, hun enige zoon laat niks van zich horen. Ze zijn met z’n tweeën. En met z’n tweeën bereiden ze zich voor op haar dood, straks, over een paar uur.
Wat ontbreekt in De Muurspecht is een dilemma, een conflict. Dat de voorstelling desondanks het volle uur boeit, is te danken aan het acteren van Marcel Hensema. Die laat heel ingetogen de eeuwige liefde van een oude man voor zijn dementerende vrouw zien, met de trage bewegingen die bij de oude dag horen. En omdat schrijver Willem de Vlam ervoor heeft gekozen om geen ‘beren op de weg’ te laten laat komen, geen spanning in het verhaal te creëren, moeten we het daarmee doen.
Voor nieuwe recensies van RiRo moet je naar RiRoToneelrecensies. Moose sluit. Na vijftien jaar. De minirecensies, het nieuws, en de blogs zullen zichtbaar blijven en via Google te vinden. De redactie heeft ervoor gezorgd dat de site zeker nog vijf tot tien jaar als archief in de lucht blijft.