Met alleen een flesje water en een eenvoudige houten stoel staat Laura van Dolron voor een uitverkochte zaal. Ze speelt nauwelijks. Ze vertelt. Over hoe ze op reis ging, hoe ze weg wilde van haar (te grote) ego en op zoek ging naar iets anders. Ik heb geprobeerd er een minirecensie over te schrijven, maar ik krijg er geen grip op, het lukt me gewoon niet om de juiste woorden te vinden, toch wil ik er wat over kwijt.
Een cursus ‘Woede omzetten in liefde’, die ze begin september volgde, doet Van Dolron af met opmerkingen als ‘het was een ontzettend stom weekend’. Veel meer zegt ze er niet over. Ze legt overigens wel uit waarom ze dat niet doet. En dat doet ze dan weer op een heel intelligente en geestige manier. Want ze weet hoe ze met taal (en met ons) moet spelen. Ze zegt dat ze ons niets over die cursus vertelt omdat ze die dan alleen maar belachelijk zou maken. Ze weigert dus voor de makkelijke weg van de parodie te kiezen. Gelukkig maar. Maar ondertussen hoor ik helemaal niks over wat daar gebeurde. Niks over wat haar tijdens dat weekend zo ergerde.
Al voor dat meditatieweekend in Groningen was ze op een tiendaagse stilteretraite in het zuiden van Thailand. Misschien speelt dat een rol. Misschien viel zo’n weekend dicht bij huis wel erg tegen na de ervaringen in Thailand. Wat was daar dan zo bijzonder? Ik weet het niet. Ze vertelt ons dat ze na die tien dagen stilte blijvend is gestopt met roken, drinken, en vlees eten. Dat is niet niks. Maar ik wil meer weten. Ik wil niet alleen de tastbare resultaten horen, ik wil weten wat daaraan vooraf ging, ik wil weten wat die stilteretraite bij haar heeft losgemaakt, wat het met haar heeft gedaan.
Ik vind het zelf ook een beetje raar dat ik ontevreden ben omdat iemand op het podium niet haar diepste zieleroerselen laat zien. En hoewel ik het zelf natuurlijk ook niet zou kunnen, stelt het me toch teleur dat Laura van Dolron er niet echt in slaagt over te brengen wat er in haar hoofd gebeurt bij een stilteretraite. Daarom heb ik af en toe het gevoel dat ik naar een mislukte voorstelling zit te kijken. Mijn verwachtingen waren te hoog, dat zal het zijn.
Ze verbeeldt in de voorstelling haar onvermogen om onder woorden te brengen wat mediteren is overigens wel. Dat doet ze door opzettelijk hortend en stotend ongeveer dit te zeggen: ‘Het is kijken naar je gedachten …(ze corrigeert zichzelf)… nee niet benoemen! …(ze aarzelt)… dingen …(ze corrigeert zichzelf weer) …niet echt dingen… brokken (ze geeft het op).
Mijn opmerkingen over de andere twee etappes van haar reis laat ik maar zitten, dit stukje wordt toch al veel te lang. Maar laten we nog wel even naar het einde van de voorstelling kijken, naar waar haar zoektocht ons uiteindelijk brengt. Nadat ze in de anderhalf uur daarvoor al ruim heeft gestrooid met adviezen als ‘pak de hand van je geliefde vast, elke nacht’ (niks mis mee natuurlijk, als ik dat niet elke nacht al deed, zou ik die raad zeker opvolgen), doet ze tien minuten voor het einde een dramatisch oproep.
Eerst vraagt ze ons of er verlegen mensen in de zaal zitten. Als ze uit ons zwijgen heeft geconcludeerd dat we dat allemaal zijn, doet ze een klemmend beroep op ons dat ongeveer zo begint: ‘Verlegen mensen verenigt u! En bevrijdt ons van het geschreeuw en gelul’. Terwijl de rest van de zaal naar die monoloog luistert, noteer ik ondertussen in mijn schriftje dat het gelukkig toch allemaal theater blijkt te zijn. Ik had me weer eens laten meeslepen, weer eens personage en persoon verward. Want die monoloog ken ik al. Die komt letterlijk uit Existantial make-over, een stuk van Van Dolron van een jaar of vijf geleden.
Ik blijft overigens een fan. Bij haar volgende voorstelling zit ik gewoon weer in de zaal.
Een soort oefenwedstrijd. Waarin jonge spelers in elk bedrijf een andere speelwijze mogen laten zien. Een voorstelling dus met nogal wat stijlbreuken. In het begin wordt er naar hartelust geschreeuwd. Verder is er onder meer een heuse klucht waarin een zwarte aktetas en een rode dossiermap een prominente rol spelen, waar overigens vanavond niet meer dan drie toeschouwers om moeten lachen.
Meer succes is er als kuurbadarts Stokman zich rechtstreeks tot de zaal richt. Nu voelt het publiek zich wel aangesproken. Vooral in dit deel is Ibsens tekst iets gemoderniseerd, maar niet te veel. En god zij dank wordt de naam van je-weet-wel, de naam van de populist die tegenwoordig vaak in voorstellingen met een maatschappijkritisch tintje opduikt, niet genoemd.
Vijf keer kruipen de acteurs achter muziekinstrumenten en doen dan een nummer van The Velvet Underground. Vanwege de link met de maatschappijkritische zestiger jaren neem ik aan. Het idee oefenwedstrijd wordt doorgetrokken. Elke keer mag iemand anders in de spits om Nico te zijn. Mara van Vlijmen doet dat in Femme Fatale het best vind ik.
Recensenten van landelijke dagbladen zijn mild over deze voorstelling. Kester, Karin, en ook Marco, geven zelfs vier sterren. Dat gaat mij echt te ver. Ik kan me beter vinden in de slotopmerking van Simon, recensent van een Amsterdamse krant: ‘Enthousiasme kortom, en veel ideeën. Van een nieuw gezelschap kun je weinig meer wensen.’
Alles is grijs. Niet alleen in het decor, ook in de kleding van de dansers. Versuft en verward komen ze in beweging. Schokkend, trillend. Want deze voorstelling gaat over sterfelijkheid, over rouwverwerking, en het zoeken naar een nieuw evenwicht. Gelukkig brengt een danseres in helblauwe kledij en met een vrolijke rode parasol niet lang na het begin al wat hoop, en dus wat kleur, in de voorstelling.
Vergeleken met Import Export, de vorige choreografie van Augustijnen, vind ik deze wat minder helder. Misschien ligt het aan mij, maar het blijven losse ideeën, weliswaar rond hetzelfde thema, maar het wordt niet echt één geheel. Daarom is er deze keer ook niet zoveel meerwaarde van al die verschillende lichaamstalen van die dansers uit alle delen van de wereld. Toch zijn er genoeg intrigerende scènes waar ik gefascineerd naar kijk.
Omdat niet alle dansscènes me boeien, laat ik me nogal eens meevoeren door de muziek. Soms is die muziek, vijf muzikanten en twee zangers met aria’s van Händel, zo ongelooflijk mooi uitgevoerd, dat ik niet eens naar de dansers wíl kijken. Dan kijk ik naar de muzikanten en geniet ik van de fantastische zang van vooral altus Steve Dugardin. De combinatie van dans met live uitgevoerde barokmuziek is een trend. Dat vind ik in dit geval dus helemaal niet erg.
Ik spot drie (vscd)juryleden in de zaal. Is dat toeval? Of zijn ze al op pad voor de toneelprijzen die ze aan het eind van dit seizoen gaan uitdelen?
Van de inhoud van het stuk van David Mamet ben ik overigens niet zo onder de indruk. Gelukkig vergoeden regie en spel veel. De nieuwe vertaling, in het moderne jargon van de hedendaagse vastgoedverkoper, bevalt me ook, en het decor is heel fraai. Maar voor wie zouden die drie juryleden er nou zitten?
Van alleen de woorden moeten de acteurs het niet hebben. Want dat is óf holle verkooppraat óf een dialoog tussen verkopers onderling. Snelle jongens die verkopers natuurlijk, dus erg veel diepgang mag je in hun gesprekken niet verwachten. Met hun intonatie creëren de acteurs daarom spanning, en met mimiek en lichaamstaal. Hugo Koolschijn en Fedja van Huêt slagen daarin het best vind ik.
Van het spel Fedja van Huêt geniet ik echt. Vol elan gooit hij zich op het uitbeelden van de foutste van de vier verkopers, waarbij hij heel mooi de tegenstelling laat zien tussen wat hij zegt en wat hij denkt, paaiende woorden ondersteunend met een vriendelijke glimlach, doortraptheid onderstrepend met een vuige grijns. Ik heb dus wel een vermoeden voor wie die drie juryleden er zijn vanavond. Maar ik zal er wel weer helemaal naast zitten.
‘Ik zal na deze voorstelling nooit meer op een achteloze manier naar een zwerver kijken.’ ‘Ik begreep er niet veel van.’ ‘Ik ook niet, ik haakte echt af, zoveel tekst.’ ‘Wat een schitterend toneelbeeld!’ ‘Goede voorstelling!’ ‘Die tweede verhaallijn is nou niet echt verrassend.’ ‘Als je minder dan vijf geweien geeft, kijk ik je nooit meer aan!’ Zomaar wat reacties na afloop.
Zelf heb ik moeite met de tekst. Niet met de hoeveelheid. Ook niet met het het feit dat het (met het relaas van de vluchteling in Nederland) twee verhaallijnen zijn. Wel met de schooljongenstaal van bewerker Van den Bosch: ‘Ik ben Dante, en ik heb gescoord uit een onmogelijke positie’. En met de jolige woordspelingen van het niveau ‘Bierseeconferentie’ (opmaat voor een overduidelijk op de lach geschreven stukje moralistisch cabaret over hoe Nederland met vreemdelingen omgaat). Nee, niet mijn smaak.
Afgezien van de tekst vind ik het een goede voorstelling. Merijn de Jong, de enige echte acteur op het podium, houdt zich heel goed staande (ook in de lucht). De regie van Ola Mafaalani is strak en consequent. Heel erg fraai vind ik het toneelbeeld van André Joosten: prachtig om te zien, verdurend veranderd, steeds vol nieuwe betekenissen, een voorstelling op zich. Voor die vijf geweien van mij moeten Mafaalani en Joosten het misschien eens met een tekst proberen die niet door Ko van den Bosch is bewerkt.
Wat ik aan het doen ben? Behalve Maria Kraakman’s monoloog volgen? Nogal vaak zit ik tijdens de voorstelling vergelijkingen met het boek te maken. Eine Frau in Berlin las ik in één adem uit. Niet alleen omdat het onderwerp zo indringend is. Ook omdat de (anonieme) schrijfster in haar dagboek (april tot juni 1945) al meteen, als ze bij wijze van spreken nog staat te trillen en te kokhalzen, zonder moreel oordeel over zichzelf en over haar verkrachters (Russische bevrijders van Berlijn), en in een heel modern overkomende stijl, schrijft over wat ze meemaakt. Niemand kan overigens aan me zien dat ik voortdurend vergelijk. Toch denk ik dat het daardoor komt dat ik vanavond niet echt ben geraakt.
Wat Maria Kraakman aan het doen is? Haar monoloog is vooral door de intieme details heel precair. Maar de zaal is erg klein. Te klein. Publiek en actrice zitten noodgedwongen haast bovenop elkaar. En hoe paradoxaal het ook klinkt, omdat ze onvoldoende afstand kan nemen, kan ze de voorstelling niet de intimiteit geven die nodig is. Het is ook warm in de zaal. Te warm. Wie verkouden is, kucht dus. Niemand kan overigens aan haar zien dat ze problemen heeft met de zaal en met dat voortdurende gekuch. Toch denkt ze dat het daardoor komt dat ze me vanavond niet echt heeft geraakt.
Over de redenen hebben we zo onze eigen ideeën, maar in onze conclusies trekken we één lijn: we zijn niet tevreden. Toch is dit een goede voorstelling, denk ik. Als de omstandigheden beter zijn. Met een uitstekende actrice, weet ik. Als ze in een betere zaal staat. Goed voor de Gouden Kniertje, de nachtprijs voor de beste acteerprestatie in de kleine zaal? Zou zomaar kunnen.
De twee acteurs van het Australische Ranters Theatre beginnen met zwijgen, met een met trage bewegingen geacteerde stilte. Dan begint de eerste te praten, weer stilte, de ander gaat praten. In een decor van een opblaasbadje en witte lakens. Pas tien minuten voor het einde wordt met een terloopse opmerking de link gelegd met de inspiratiebron voor dat beeld: westerse toeristen die lagen te zonnebaden in de ravage van de tsunamie in Thailand.
In het lome tempo dat past bij zon en strand, vertellen de mannen elkaar over iets wat ze ooit hebben meegemaakt, niet omdat het belangrijk is maar omdat ze er op dat moment aan denken, of over iets waarvan ze dromen, zonder echt met elkaar in gesprek te komen, zonder het hier en nu erin te betrekken. Beiden volgen alleen hun eigen gedachten, gaan niet in op wat er door de ander is gezegd, ze doen ook nauwelijks pogingen het contact persoonlijker te maken. Af en toe doorbreken de twee met een a capella gezongen baroklied dat ritmische patroon van associatief vertellen en zwijgen.
Aan het eind weten we evenveel over de twee en over hun relatie als aan het begin: niets. Toch vind ik het boeiend, van begin tot eind. Door de ongelooflijk sterke tekst, de twee uitstekende acteurs, en vooral door het perfecte ritme.
De Amerikaanse acteur Zachery Oberzan laat met een collage van filmfragmenten uit vier verschillende bronnen zien wat hij en zijn broer Gator voor elkaar voelen. Met videobeelden uit 1989 waarin te zien is hoe ze in de huiskamer filmscènes naspelen (vooral vechtscènes van Jean-Claude Van Damme en zijn filmbroer in Kickboxer). Met recent geacteerde scènes uit het turbulente leven van Gator in de twintig jaar tussen toen en nu. Met fragmenten uit de eerder dit jaar door de twee broers Oberzan identiek nagemaakte nieuwe versie van de homemovie van twintig jaar geleden. En met originele footage uit (onder andere) Kickboxer.
Alle fragmenten, ook de nagespeelde, zijn gewelddadig (want ze komen uit gewelddadige films), maar ze zijn vooral vertederend. Want de openhartigheid over het verleden van drugs en criminaliteit van broer Gator, en de manier waarop de twee broers na twintig jaar weer dichter bij elkaar komen door het opnieuw spelen van scènes uit de favoriete films uit hun tienerjaren, geven alles een ontroerende ondertoon. En daarmee wordt het een vertederende en warme voorstelling.
Iets te lange, maar boeiende en amusante, architectonische en stedenbouwkundige ontdekkingstocht. Met acteurs van het Berlijnse theatergezelschap Urban Lies als bijzonder erudiete reisleiders tijdens een vervreemdende busrit. Waarbij er weliswaar stevige discrepanties bestaan tussen wat de reisleider vertelt en wat ik uit het raam van de bus zie. Maar waarbij ik toch heel wat kennis opdoe over enerzijds de stad als illusie en anderzijds de gebouwde omgeving van een specifieke stad, in dit geval Groningen.
Met als vermakelijk hoogtepunt een driedubbele achtervolging als de reisleider achter een uit de bus ontsnapte mummie aan gaat, tientallen buurtkinderen (die dat tijdens een repetitie spontaan deden en toen zijn gevraagd mee te doen) achter de reisleider aan rennen, en de buschauffeur slalommend door de wijk de voorstelling achtervolgt. Waardoor ondertussen natuurlijk ook de wijkplanologie zich voor mijn door de busruit speurende ogen ontvouwt.
Tot halverwege denk ik nog ‘wat een evenwichtig gecomponeerde voorstelling met goed getimede stiltes,ook binnen de dialogen, en wat een perfecte balans tussen tekst en muziek’. Maar wat in eerste instantie de kracht lijkt, roept op den duur ergernis op. Naarmate de voorstelling vordert, betrap ik me steeds vaker op gedachten als ‘dat is nu wel duidelijk’ en ‘wat is dit traag zeg’.
Ik heb overigens een uitstekende Els Dottermans als Karoline gezien. Ook van Oscar Van Rompay als coupeur Schürzinger heb ik genoten. En ik heb natuurlijk veel medelijden gehad met Louis van Beek, die in bizarre uitmonsteringen een groot deel van de ‘abnormaliteiten’ voor zijn rekening neemt.
Ze is terug! Ze speelt het vriendinnetje van de kleine crimineel Merkl Franz (Kristof Van Boven). Haar eerste tekst is meteen ook de eerste lach op de tribune. Want nadat Van Boven opmerkt dat hij haar nek zal breken als ze het in haar hoofd haalt met een ander aan te pappen, knalt ze haar eerste woorden er werkelijk uit: ‘Dóe toch níet zo ónrechtváárdig!’ Ze laat zich duidelijk zien. En horen! Goed nieuws voor mij als voorzitter van de Yonina Spijker fanclub.
Geduldig luistert Jacob naar de herinneringen van zijn dementerende vrouw. Ondertussen ordent hij symbolisch haar gedachten. Omdat ze dat zelf niet meer kan. Haar opengevouwen boeken, waarmee de vloer bezaaid ligt, vouwt hij dicht, dan legt hij ze op een stapel. Langzaam. Beheerst. Totdat hij een nog maar net gemaakte stapel even vlug omver schopt. Heel even laat hij zien dat er onder zijn geduldig luisteren, geduldig helpen, en geduldig zorgen, wel degelijk ook frustratie schuilt.
Het is vanaf het begin duidelijk, en het blijft de hele voorstelling duidelijk, dat de dementerende Emma er later die dag uit zal stappen. Dat om elf uur de dokter zal komen met de spuit. We weten al meteen vanaf het begin dat Emma ervoor kiest om op tijd te zijn, de wilsonbekwaamheid voor te zijn. In het begin van de dementie, nu ze nog kan beslissen. Omdat ze al enige tijd haar boeken niet meer kan lezen, de laatste tijd de gekregen detectives ook niet meer, en omdat ze nu zelfs Nijntje niet meer goed kan volgen. Daarom wil ze dood. Daar verandert niets aan. Ze gaat niet twijfelen. Hij probeert haar niet op andere gedachten te brengen. Contact met de buitenwereld is er niet, hun enige zoon laat niks van zich horen. Ze zijn met z’n tweeën. En met z’n tweeën bereiden ze zich voor op haar dood, straks, over een paar uur.
Wat ontbreekt in De Muurspecht is een dilemma, een conflict. Dat de voorstelling desondanks het volle uur boeit, is te danken aan het acteren van Marcel Hensema. Die laat heel ingetogen de eeuwige liefde van een oude man voor zijn dementerende vrouw zien, met de trage bewegingen die bij de oude dag horen. En omdat schrijver Willem de Vlam ervoor heeft gekozen om geen ‘beren op de weg’ te laten laat komen, geen spanning in het verhaal te creëren, moeten we het daarmee doen.
Voor nieuwe recensies van RiRo moet je naar RiRoToneelrecensies. Moose sluit. Na vijftien jaar. De minirecensies, het nieuws, en de blogs zullen zichtbaar blijven en via Google te vinden. De redactie heeft ervoor gezorgd dat de site zeker nog vijf tot tien jaar als archief in de lucht blijft.