De twee acteurs van het Australische Ranters Theatre beginnen met zwijgen, met een met trage bewegingen geacteerde stilte. Dan begint de eerste te praten, weer stilte, de ander gaat praten. In een decor van een opblaasbadje en witte lakens. Pas tien minuten voor het einde wordt met een terloopse opmerking de link gelegd met de inspiratiebron voor dat beeld: westerse toeristen die lagen te zonnebaden in de ravage van de tsunamie in Thailand.
In het lome tempo dat past bij zon en strand, vertellen de mannen elkaar over iets wat ze ooit hebben meegemaakt, niet omdat het belangrijk is maar omdat ze er op dat moment aan denken, of over iets waarvan ze dromen, zonder echt met elkaar in gesprek te komen, zonder het hier en nu erin te betrekken. Beiden volgen alleen hun eigen gedachten, gaan niet in op wat er door de ander is gezegd, ze doen ook nauwelijks pogingen het contact persoonlijker te maken. Af en toe doorbreken de twee met een a capella gezongen baroklied dat ritmische patroon van associatief vertellen en zwijgen.
Aan het eind weten we evenveel over de twee en over hun relatie als aan het begin: niets. Toch vind ik het boeiend, van begin tot eind. Door de ongelooflijk sterke tekst, de twee uitstekende acteurs, en vooral door het perfecte ritme.