Iets te lange, maar boeiende en amusante, architectonische en stedenbouwkundige ontdekkingstocht. Met acteurs van het Berlijnse theatergezelschap Urban Lies als bijzonder erudiete reisleiders tijdens een vervreemdende busrit. Waarbij er weliswaar stevige discrepanties bestaan tussen wat de reisleider vertelt en wat ik uit het raam van de bus zie. Maar waarbij ik toch heel wat kennis opdoe over enerzijds de stad als illusie en anderzijds de gebouwde omgeving van een specifieke stad, in dit geval Groningen.
Met als vermakelijk hoogtepunt een driedubbele achtervolging als de reisleider achter een uit de bus ontsnapte mummie aan gaat, tientallen buurtkinderen (die dat tijdens een repetitie spontaan deden en toen zijn gevraagd mee te doen) achter de reisleider aan rennen, en de buschauffeur slalommend door de wijk de voorstelling achtervolgt. Waardoor ondertussen natuurlijk ook de wijkplanologie zich voor mijn door de busruit speurende ogen ontvouwt.
De Amerikaanse acteur Zachery Oberzan laat met een collage van filmfragmenten uit vier verschillende bronnen zien wat hij en zijn broer Gator voor elkaar voelen. Met videobeelden uit 1989 waarin te zien is hoe ze in de huiskamer filmscènes naspelen (vooral vechtscènes van Jean-Claude Van Damme en zijn filmbroer in Kickboxer). Met recent geacteerde scènes uit het turbulente leven van Gator in de twintig jaar tussen toen en nu. Met fragmenten uit de eerder dit jaar door de twee broers Oberzan identiek nagemaakte nieuwe versie van de homemovie van twintig jaar geleden. En met originele footage uit (onder andere) Kickboxer.
Alle fragmenten, ook de nagespeelde, zijn gewelddadig (want ze komen uit gewelddadige films), maar ze zijn vooral vertederend. Want de openhartigheid over het verleden van drugs en criminaliteit van broer Gator, en de manier waarop de twee broers na twintig jaar weer dichter bij elkaar komen door het opnieuw spelen van scènes uit de favoriete films uit hun tienerjaren, geven alles een ontroerende ondertoon. En daarmee wordt het een vertederende en warme voorstelling.
De twee acteurs van het Australische Ranters Theatre beginnen met zwijgen, met een met trage bewegingen geacteerde stilte. Dan begint de eerste te praten, weer stilte, de ander gaat praten. In een decor van een opblaasbadje en witte lakens. Pas tien minuten voor het einde wordt met een terloopse opmerking de link gelegd met de inspiratiebron voor dat beeld: westerse toeristen die lagen te zonnebaden in de ravage van de tsunamie in Thailand.
In het lome tempo dat past bij zon en strand, vertellen de mannen elkaar over iets wat ze ooit hebben meegemaakt, niet omdat het belangrijk is maar omdat ze er op dat moment aan denken, of over iets waarvan ze dromen, zonder echt met elkaar in gesprek te komen, zonder het hier en nu erin te betrekken. Beiden volgen alleen hun eigen gedachten, gaan niet in op wat er door de ander is gezegd, ze doen ook nauwelijks pogingen het contact persoonlijker te maken. Af en toe doorbreken de twee met een a capella gezongen baroklied dat ritmische patroon van associatief vertellen en zwijgen.
Aan het eind weten we evenveel over de twee en over hun relatie als aan het begin: niets. Toch vind ik het boeiend, van begin tot eind. Door de ongelooflijk sterke tekst, de twee uitstekende acteurs, en vooral door het perfecte ritme.