Wat een talent! Hoe ze werkt met kleuren en geluiden! Hoe ze de ruimte en de acteurs gebruikt! Dit is een regisseur die durft, een regisseur die vol overtuiging haar handtekening zet. Julie van den Berghe (1981), een naam om te onthouden dus. Vorig jaar won ze de Ton Lutz prijs voor beste regie op het ITS Festival in Amsterdam. Daarvoor al, in 2009, maakte ze bij NTGent Messen in Hennen (dit weekend te zien in Frascati). En nu dus in Groningen de première van het door haar geregisseerde Salomé (naar het gelijknamige toneelstuk van Oscar Wilde).
Het grootste deel van deze voorstelling over vrouwelijke seksualiteit en onbevredigd verlangen zit ik geboeid te kijken naar een hele mooie aaneenschakeling van prachtige beelden, goed acteerwerk, poëtische muziek, en ingetogen dans. Vooral het muzikale gebruik van de menselijke stem, de kleurveranderingen om sfeerovergangen aan te geven, en de af en toe verrassende ritmewisselingen, vind ik heel fraai.
Maar met het laatste half uur heb ik wel een beetje moeite. We zijn dan bij de drie slotvragen aangekomen: gaat ze voor haar stiefvader dansen (ja), wat voor beloning wil ze daarvoor (een hoofd op een zilveren dienblad) en krijgt ze dat (ja). Mogelijk omdat ze ervan uitgaat dat iedereen in de zaal het antwoord op die vragen kent, lijkt Van den Berghe die laatste scènes extra spanning te willen geven door ze flink op te rekken. Op mij heeft dat een averechts effect. De in de meer dan een uur daarvoor opgebouwde ban wordt daardoor, bij mij in ieder geval, verbroken.
Desondanks heb ik erg genoten van deze voorstelling. Waarin de acteurs van het NNT (Maartje van de Wetering, Wil van der Meer en Malou Gorter), de mannen van Project Wildeman, en danser Sam Louwyck op een heel zintuiglijke manier het verhaal vertellen van de hunkeringen van de mooie Salomé en het afgehakte hoofd van Jokanaän (Johannes de doper).
Zet onder de bewegingen van technici die een set opbouwen goed gekozen muziek en het lijkt een choreografie, het wordt een voorstelling. Het is inmiddels vijf kwartier na het aanvangstijdstip dat in het programmaboekje staat, we hebben de uitgebreide soundcheck van deze groep uit Manchester inmiddels gehad, en we hebben de laatste tien minuten gekeken naar Fiona Wright, die zich bij wijze van test op aanwijzingen van een lichttechnicus over het toneel verplaatst, van spot naar spot. Terwijl ze ons ondertussen vertelt over haar verleden, en over haar ambitie om zangeres te worden. Na vijf kwartier dus wordt een begin gemaakt met het leggen van de vloer.
Weer wat later, als de vloer ligt, worden daar drie stoelen op gezet. De voorbereidingen voor de voorstelling lijken hun voltooiing te naderen. John Kilroy, die ons ongeveer een half uur eerder vertelde over zíjn verleden, over zijn inmiddels afgesloten carrière als danser (en over zijn relatie met een danseres), terwijl hij zijn gitaar stemde, en daarbij wat flarden van songs ten gehore bracht, John dus, is zijn spullen alweer in aan het pakken. Het lijkt erop dat het afbouwen van de set al begint, terwijl het opbouwen nog niet helemaal klaar is. Er lopen twee toeschouwers de zaal uit.
De voorstelling die nooit begint, duurt bijna twee uur, tien minuten langer dan was aangekondigd. Voor mij had het nog wel langer mogen duren. Want hoewel het idee niet origineel is, ben ik onder de indruk van het meditatieve ritme van de bewegingen en van de filosofische kracht van de teksten. Met als hoogtepunt die prachtige in de toekomst verdwijnende monologen aan het slot. Waarin de acteurs ons, terwijl het toneel al weer bijna leeg is, ze rollen de laatste kabels op, waarin de acteurs ons meenemen naar hun toekomst. Te beginnen bij waar ze vanavond iets zullen gaan drinken tot uiteindelijk tot ver voorbij wat mogelijk is. (Gezien tijdens Noorderzon)
Tom Lanoye heeft twee vroege werken van Tsjechov in elkaar gevlochten. Met superieur taalgebruik. En met een heel slimme afwisseling van scènes met dialogen en scènes met veel personages. We zien de levensverhalen van twee teleurgestelde dertigers waarvan het leven niet is geworden wat ze ervan hadden verwacht: Platonov die zijn boosheid en frustratie afreageert op anderen, en Ivanov die het omgekeerde doet, die vol zelfverwijt is.
Er waren een paar minder enthousiaste recensies na de première. Ik zie de voorstelling een week later, en ik ben wel tevreden. Het kan natuurlijk dat de voorstelling in de afgelopen week is gegroeid. Dat het daaraan ligt. Er kan ook wat anders aan de hand zijn. Het probleem met Ivo van Hove is denk ik dat hij nogal wat heel goede en tegelijkertijd vernieuwende voorstellingen heeft gemaakt in de loop der jaren. Waardoor de verwachtingen nu elke keer heel hoog zijn.
Als hij dan eens een regie aflevert die alleen maar heel goed is, met alleen maar een prachtig geschreven toneeltekst, goed gekozen muziek en videobeelden, en met meesterlijk acteerwerk, maar zonder vernieuwing, dan ontstaat er hier en daar wat gemor. Begrijpelijk. Maar onterecht. Want laten we wel wezen, ook dan is het nog een van de beste voorstellingen van het seizoen.
Niets is wat het lijkt te zijn. Speelt het zich wel af in een pension? ? Is Stanley een pianist? Is hij bang? En Goldberg en McCann? Wie zijn dat? Is er eigenlijk wel iemand jarig? Is het wel een feest? Het feest dat hoe dan ook niet leuk is (integendeel?) en dat nooit meer lijkt op te houden? Je kunt ontzettend veel kanten op met de tekst van Pinter. Je kunt als regisseur bijvoorbeeld de gesublimeerde agressie expliciet maken. Maar dat doet Kennedy allemaal niet, ze laat de meerduidigheid voor wat hij is. Ze voegt er zelfs extra meerduidigheid aan toe, bijvoorbeeld door de dialogen via vier centraal opgestelde speakers te laten horen (praten de acteurs eigenlijk of is het play back of is het dat niet en lijkt het daar alleen maar op?)
De eerste tien minuten van de voorstelling. Behalve kijken en luisteren naar de dialogen ben ik nog iets anders aan het doen, merk ik. Ik ben aan het bestuderen waar het aan ligt. Ik ben, als de voorstelling nog maar net is begonnen, al aan het onderzoeken waarom deze Kennedy zoveel minder is dan haar vorige! Waar ben ik in godsnaam mee bezig!!!???
Ik zoek bevestigingen voor het vooroordeel dat ik heb na het lezen van de recensies van Hein Janssen en Simon van den Berg. Het geluid, tja, uit vier centraal opgestelde speakers, dat klinkt vreemd inderdaad. En, dat staat niet in die recensies, maar ik zoek nou eenmaal oorzaken, Ariane Schluter die net zo de zaal in probeert te kijken als Çigdem Teke altijd doet. Een onmogelijke opgave! Waar is Çigdem? Waarom wordt ik opgescheept met … ?
Nee! Ik vind het wel een goede voorstelling! Ze hebben ongelijk, Hein en Simon. Na tien minuten lukt het me gelukkig om mijn vooroordelen te laten vallen en om gewoon te genieten van alweer een goede voorstelling van Susanne Kennedy. En Ariane Schluter? Die doet het, vooral als ze wat kan bewegen, fantastisch (ik mis Çigdem Teke nauwelijks).
In een voormalige atoomschuilkelder ergens in Amsterdam zorgt een tram op de brug erboven voor het geluid van de inslagen van een mortier. In de koude, klamme bunker een voorstelling met twee officieren uit de eerste wereldoorlog, rond een kachel. Die officieren, gespeeld door Vincent Rietveld en Ward Weemhoff, ontpoppen zich gaandeweg als twee estheten, als twee aristocraten van de geest, die, terwijl ze regelmatig opschrikken van de oorlogsgeluiden (het oorverdovende gedreun van een passerende tram) ons duidelijk proberen te maken dat de essentie van het leven ligt in het kunnen genieten van kunst.
De kunst al vrouw die door iedereen wordt misbruikt, de kunst als neger die door iedereen wordt vertrapt, dat zijn de metaforen waarmee Rietveld en Weemhoff openen in hun protest tegen het doorgeslagen economische denken over kunst in het Nederland van nu. Heel traag, heel gedragen doen ze dat. Daarna wordt hun spel fysieker, sneller ook, opstandiger, met als hoogtepunten de dans met de geweren en de stoelen, en het perfect geacteerde duet van de woede, waarbij het nu niet de acteurs maar de woorden zijn die dansen.
Door naar kunst te verwijzen, door uit kunst te citeren, en door kunst te zijn, is deze voorstelling een pleidooi voor non-entertainende, inspirerende en esthetische kunst. En daarmee ook een hart onder de riem voor wie zich, zoals ik, een leven zonder de troost die schoonheid biedt, voor wie zich een leven zonder de mogelijkheid te genieten van contemporaine kunst, niet kan voorstellen.
De Laura die Van Dolron in Sartre zegt sorry speelt, komt op mij (nog) milder over dan de Laura van haar eerdere voorstellingen. Persoonlijker ook dan de Laura van de voorstellingen van een paar jaar geleden. Ook toen al liet Van Dolron haar persoonlijke leven in haar filosofische beschouwingen meespelen, maar nu lijken dat nog weer intiemere details te zijn. Dat komt ook wel door die tafel met persoonlijke voorwerpen als gebruikte theezakjes, een agenda, aantekeningen, en een lampje dat van haar oma was.
De voorstelling gaat zoals te verwachten niet zozeer over Sartre. Het gaat over Van Dolron’s veranderende relatie met de ideeën van die filosoof. Laura is door hem beïnvloed maar roept hem nu ter verantwoording. Want ze wil afstand nemen van het nihilisme. ‘Je moet met meer komen dan de leegte, de angst, en de eenzaamheid’, werpt ze hem voor de voeten. Steve Aernouts, die Sartre speelt, mag van Laura niet reageren. Pas aan het eind komen Sartre’s excuses: ‘Sorry, ik heb jullie bang gemaakt voor de liefde.’
Van Dolron laat het publiek op een zowel intelligente als amusante manier zien hoe ze zich wil bevrijden van de zelfhaat waartoe de ideeën van Sartre volgens haar leiden. Tegenover het (te) streng zijn voor jezelf schetst ze haar zoektocht naar manieren om van jezelf te houden, om jezelf te geven wat je nodig hebt. Waarbij ze op een fraaie manier duidelijk maakt dat dat wat anders is dan jezelf steeds maar weer verwennen.
Haar uiteenzettingen met de gedachten van een filosoof zijn voor Van Dolron ook nu weer vooral een manier om haar eigen veranderende inzichten en gevoelens met een publiek te delen. Wat betreft theatrale middelen heeft ze, zoals gebruikelijk, voor uiterste soberheid gekozen. Maar de wijze waarop ze haar veranderende ideeën brengt en toelicht (een vervlechting van intelligente beschouwingen en persoonlijke en intieme verhalen) is overtuigend. En zet aan tot nadenken.
Het ziet er prachtig uit, met dat draaiende podium, die twee beweegbare wanden, die videoprojecties. En dan, wat later, de maaltijd met de dominee als gast, in doodse stilte, waarbij alles wat vooraf ging, en alles wat nog moet komen, alleen in lichaamstaal wordt verbeeld. Dit is de eerste regie van Thomas Ostermeier die ik zie, en het bevalt me goed. Maar ik ben toch het meest onder de indruk van het spel van Marieke Heebink en Eelco Smits. Hun moeder-zoon scènes zijn voor mij de absolute hoogtepunten.
De mening van Melpomene, in zijn recensie hieronder, over Hans Kesting als dominee Manders, deel ik niet. Ik heb een voor zijn doen juist heel bescheiden acterende Kesting gezien, alsof hij Heebink en Smits volledig de ruimte wil geven om hun personages op te bouwen. (Wel eens goed overigens om weer eens bevestigd te krijgen hoe subjectief mijn oordelen over voorstellingen zijn.)
Helemaal geen kritiek dan? Misschien toch. In de indrukwekkende slotscène wijt Oswald zijn ziekte aan zichzelf. Hij zegt dat ook expliciet. Zijn moeder weet dat dat niet zo is. Dat die ziekte, via haar baarmoeder, de venerische erfenis is van Oswald’s vader, ‘een man vol levenslust’ zoals zijn promiscue seksleven in de vertaling van Judith Herzberg wordt aangeduid. Die diagnose wordt heel verdekt overgebracht, eigenlijk alleen via de mimiek van Marieke Heebink. Is het de bedoeling dat de ziekteoorzaak vaag blijft? Ik begrijp niet zo goed waarom die keuze is gemaakt.
Een travestietenbar moet sluiten. Mannen nemen afscheid, gekleed in mannenpakken. Maar poserend in vrouwelijke poses. De initiatiefneemster van de voorstelling, transseksueel Vanessa Van Durme (63), en de zes travestieten van tussen 56 en 68 jaar transformeren daarna (gesteund door twee jongere professionele dansers) van mannen naar vrouwen, en weer terug. Van onaantastbaar naar kwetsbaar, en weer terug. Om aan het eind, vol in de make-up, zichzelf te zijn.
Hoewel het regisseursduo Platel en Van Laecke niet wegloopt voor de clichés die je bij een onderwerp als travestie en genderverandering nou eenmaal verwacht (van bloemetjesjurk tot dragqueen, van Cucurucucu Paloma tot De Bolero), is het toch vooral een heel ontroerend, soms hilarisch, en af en toe schrijnend verhaal over opmerkelijke mensen die oud worden. Verteld in de theatervorm van Les Ballets C de la B, een combinatie van mime, dans, en toneel.
En het wordt absoluut geen kitsch! Waarom niet? Ik bedoel: Liza Minelli, Dame Edna, de song Forever Young die uit de boxen schalt, en Vanessa zelf die als Grande Dame homograppen maakt. Ik denk dat het geen kans krijgt om kitsch te worden omdat je altijd de eerlijkheid kunt blijven zien. En omdat er consequent is gekozen voor eenvoudige, elementaire, heel esthetische beelden en bewegingen Dat alles maakt dit tot een memorabele voorstelling.
Dood Paard maakte al eerder een paar hele goede voorstellingen in wat ik voor het gemak maar even ‘bloedserieus slapsticktheater vanuit de verkleedkist’ noem (ook de voorstellingen van Kuno Bakker met Jorn Heijdenrijk reken ik daartoe). Met Bye Bye, een magnifieke bewerking van Shakespeare’s Othello, voeren Kuno Bakker en Gillis Biesheuvel dit genre naar de absolute top.
Othello: ‘Hoe dan ook, ik ben bedrogen / En ik walg van haar.’
Jago: ‘Othello, ik wil je vragen om het los te laten / De tijd doet z’n werk wel’.
Bakker en Biesheuvel spelen op wankele planken vol rekwisieten alle rollen, met alleen maar een ander sjaaltje verandert bijvoorbeeld Othello in Emilia of Jago in Desdemona. Het spel is af en toe heel fysiek, maar wel steeds in prachtige taal (een eigen vertaling van Dood Paard) en in een strak tempo. Meesterlijk theater vind ik het.
Als tegen het eind de Marokkaans-Nederlandse acteur Chaib Massaoud (die tot dan toe achter zijn tafeltje aan de zijkant zit) zich bij de twee op het podium voegt, wordt het verhaal over de wraak van Jago en de jaloezie van Othello op een onverwachte manier de actualiteit ingetrokken. Maar ook dan wordt, zoals in de hele voorstelling, de tekst van Shakespeare geen geweld aangedaan. Want het is niet alleen een heel goede (en af en toe ook heel komische) voorstelling, maar ook een heel integere.
Die ik bijna niet had gezien! Gelukkig kon ik nog net een van de extra voorstellingen in Utrecht meepikken. Voor wie ook die heeft gemist: er zijn alweer nieuwe extra voorstellingen gepland. Op 2, 3 en 4 juni in Amsterdam.
Performance met als uitgangspunt het sprookje De kleine zeemeermin van Hans Christiaan Andersen. Improvisaties hebben geleid tot een voorstelling die uiteindelijk niet zozeer over iets sprookjesachtig gaat, of reageert op sprookjesmotieven, niet bijvoorbeeld een thema als het menselijk verlangen naar onsterfelijkheid behandelt, maar tot een voorstelling die ons wil laten zien wat volgens de acteurs onjuist is aan hoe mensen, niet zijzelf natuurlijk, reageren op ‘de ander’, op ‘de vreemdeling’.
De manier waarop allerlei ideeën zijn uitgewerkt is nogal voorzichtig vind ik. In de scène waarin ‘de ander’ wordt gepest en uitgedaagd bijvoorbeeld, worden pesterijen op pesterijen en beledigingen op beledigingen gestapeld, maar alleen kwantitatief, ze nemen niet in kwaadaardigheid toe. Het wordt het publiek dus niet moeilijk gemaakt. Waardoor het blijft steken in vrijblijvend moralisme.
Met andere ideeën gaat het op een vergelijkbare manier. De compilatie van elementen uit verschillende sprookjes (monoloog van Suzanne Boogaerdt) is heel vermakelijk. Maar toch. Het speelt alleen maar in op herkenning. Ook hier zie ik er nauwelijks commentaar in op sprookjesthema’s. Hoewel dat natuurlijk ook aan mij kan liggen. Wat overblijft is dus elke keer weer een, iets te lange, maar wel redelijk goed verzorgde uitwerking van een op zich leuk idee.
Al met al een aardige, sympathieke voorstelling, dat wel. Maar inhoudelijk voor mij toch niet boeiend genoeg. Ook wat het visuele aspect betreft, ben ik niet echt onder de indruk. Al vind ik Bas van Rijnsoever als zeemeermin een fenomeen. Het publiek in de halfvolle zaal reageert bij het applaus beleefd, maar lauw. Daar kan ik me goed in vinden.
Geduldig luistert Jacob naar de herinneringen van zijn dementerende vrouw. Ondertussen ordent hij symbolisch haar gedachten. Omdat ze dat zelf niet meer kan. Haar opengevouwen boeken, waarmee de vloer bezaaid ligt, vouwt hij dicht, dan legt hij ze op een stapel. Langzaam. Beheerst. Totdat hij een nog maar net gemaakte stapel even vlug omver schopt. Heel even laat hij zien dat er onder zijn geduldig luisteren, geduldig helpen, en geduldig zorgen, wel degelijk ook frustratie schuilt.
Het is vanaf het begin duidelijk, en het blijft de hele voorstelling duidelijk, dat de dementerende Emma er later die dag uit zal stappen. Dat om elf uur de dokter zal komen met de spuit. We weten al meteen vanaf het begin dat Emma ervoor kiest om op tijd te zijn, de wilsonbekwaamheid voor te zijn. In het begin van de dementie, nu ze nog kan beslissen. Omdat ze al enige tijd haar boeken niet meer kan lezen, de laatste tijd de gekregen detectives ook niet meer, en omdat ze nu zelfs Nijntje niet meer goed kan volgen. Daarom wil ze dood. Daar verandert niets aan. Ze gaat niet twijfelen. Hij probeert haar niet op andere gedachten te brengen. Contact met de buitenwereld is er niet, hun enige zoon laat niks van zich horen. Ze zijn met z’n tweeën. En met z’n tweeën bereiden ze zich voor op haar dood, straks, over een paar uur.
Wat ontbreekt in De Muurspecht is een dilemma, een conflict. Dat de voorstelling desondanks het volle uur boeit, is te danken aan het acteren van Marcel Hensema. Die laat heel ingetogen de eeuwige liefde van een oude man voor zijn dementerende vrouw zien, met de trage bewegingen die bij de oude dag horen. En omdat schrijver Willem de Vlam ervoor heeft gekozen om geen ‘beren op de weg’ te laten laat komen, geen spanning in het verhaal te creëren, moeten we het daarmee doen.
Voor nieuwe recensies van RiRo moet je naar RiRoToneelrecensies. Moose sluit. Na vijftien jaar. De minirecensies, het nieuws, en de blogs zullen zichtbaar blijven en via Google te vinden. De redactie heeft ervoor gezorgd dat de site zeker nog vijf tot tien jaar als archief in de lucht blijft.