Performance met als uitgangspunt het sprookje De kleine zeemeermin van Hans Christiaan Andersen. Improvisaties hebben geleid tot een voorstelling die uiteindelijk niet zozeer over iets sprookjesachtig gaat, of reageert op sprookjesmotieven, niet bijvoorbeeld een thema als het menselijk verlangen naar onsterfelijkheid behandelt, maar tot een voorstelling die ons wil laten zien wat volgens de acteurs onjuist is aan hoe mensen, niet zijzelf natuurlijk, reageren op ‘de ander’, op ‘de vreemdeling’.
De manier waarop allerlei ideeën zijn uitgewerkt is nogal voorzichtig vind ik. In de scène waarin ‘de ander’ wordt gepest en uitgedaagd bijvoorbeeld, worden pesterijen op pesterijen en beledigingen op beledigingen gestapeld, maar alleen kwantitatief, ze nemen niet in kwaadaardigheid toe. Het wordt het publiek dus niet moeilijk gemaakt. Waardoor het blijft steken in vrijblijvend moralisme.
Met andere ideeën gaat het op een vergelijkbare manier. De compilatie van elementen uit verschillende sprookjes (monoloog van Suzanne Boogaerdt) is heel vermakelijk. Maar toch. Het speelt alleen maar in op herkenning. Ook hier zie ik er nauwelijks commentaar in op sprookjesthema’s. Hoewel dat natuurlijk ook aan mij kan liggen. Wat overblijft is dus elke keer weer een, iets te lange, maar wel redelijk goed verzorgde uitwerking van een op zich leuk idee.
Al met al een aardige, sympathieke voorstelling, dat wel. Maar inhoudelijk voor mij toch niet boeiend genoeg. Ook wat het visuele aspect betreft, ben ik niet echt onder de indruk. Al vind ik Bas van Rijnsoever als zeemeermin een fenomeen. Het publiek in de halfvolle zaal reageert bij het applaus beleefd, maar lauw. Daar kan ik me goed in vinden.