moosers

Praatjes van RiRo

Elf minuten van het NNT.jpg

‘Stel dat we toch gevallen engelen zijn…’ Dat stond dan wel in de flyer, maar die had ik alleen vluchtig gelezen. Ik heb er toen verder niet bij stilgestaan. Gewoon aangenomen dat het figuurlijk bedoeld was. Het verraste me dus nogal dat er in een doodstille en aardedonkere zaal met een klap lichtwezens op de vloer terecht kwamen. Dat was bij Tussen van Boukje Schweigman.

Zo heb je niks met engelen. Zo duiken ze overal op.

Want een paar dagen eerder, bij Elf minuten van Ola Mafaalani, loopt er niet lang na het begin van de voorstelling ineens een naakt tussenwezen het podium op. Ze steekt over naar de andere kant, en verdwijnt dan weer. De handelingen op het toneel worden er niet eens voor onderbroken. Alsof ik de enige ben die de engel kan zien. Terwijl ze voor de acteurs op het podium onzichtbaar blijft. Dat kan toch niet!

Later duikt ze plotseling op in de zaal, in een trainingsjack. Hij of zij, want bij een engel weet ik dat eigenlijk niet, komt aan de rechterkant aanlopen en steekt dan óver de toeschouwers heen door naar links. Waar ik zit. Ik bereid me voor op het gangbare ‘vrees niet’. Maar niks daarvan. Voor iedereen hoorbaar, en voor een heel schappelijk prijs, biedt ze aan om me te pijpen. Mijn eerste ontmoeting met een echte engel!

Een paar dagen later krijg ik een geniale inval. Dat heb ik anders nooit.

In een boekwinkel koop ik het maartnummer van TM, een tijdschrift over theater. De gewone witte pagina’s sla ik over, want ik volg de stem van mijn genius en blader daarom meteen door naar de enige zwarte bladzijde die er is. Daar lees ik een interview met Lieke van Hoogenhuyze. Die een masterscriptie heeft geschreven over de engel in het hedendaagse theater. Dat kan toch geen toeval zijn!

Postmoderne theoretici voeren de engel op als metafoor voor spiritualiteit in een wereld zonder God, legt Van Hoogenhuyze uit in dat interview, maar theatermakers hebben volgens haar moeite met engelen omdat het iconen zijn. Wat verderop wijst de interviewer erop dat het opvallend is dat Van Hoogenhuyze de engelen uit het werk van Ola Mafaalani in haar scriptie buiten beschouwing laat.

Dat is inderdaad vreemd!

Want het wezen met de enorme vleugels in Mafaalani’s Romeo en Julia en de engelen in haar Hemel boven Berlijn, dat is natuurlijk overduidelijk. Maar bij Mafaalani beperkt de verbeelding van mythologische dubbelgangers en andere zielenbegeleiders op het toneel zich niet tot aan christelijke engel-iconologie refererende gedaanten.

Je hoort wel eens dat je ze alleen kunt zien als je er voor open staat.
Maar dat geloof ik niet.

In Elf minuten, de meest recente voorstelling van Mafaalani, is geen vleugel te bekennen. Toch delen de door Malou Gorter vertolkte prostituee Maria uit de roman van Coelho en het heroïnehoertje Mariska uit de Bornholmstraat overduidelijk dezelfde zielenruimte. Om die angelieke twee-eenheid Maria-Mariska te benadrukken gaan in de loop van de voorstelling zelfs de uiterlijke kenmerken van Maria, een vest en pruik, over op haar door Klára Alexová gespeelde alter ego.

Een paar dagen geleden in Op hoop van troost van Tarkan Köroğlu was het weer raak. De naar de aarde afgedaalde God, ook een engel tenslotte, de enige die niet alleen een boodschap brengt maar die zelf de boodschap is, heeft in die voorstelling een ontmoeting met Lucifer, de gevallen engel.

Zoveel engelen in iets meer dan een week!

Illustratie: Klára Alexová in Elf Minuten van het Noord Nederlands Toneel (foto Noraly Beyer)

Lees meer

RiRo op 11/03/2010 - 09:46   2 reacties

Fraulein-Else-08--S_179427x.jpg

In Schnitzlers Fraulein Else loopt een vader tegen een financieel debacle aan en zet dan zijn dochter in om geld los te krijgen van een gefortuneerde zakenrelatie. Katja Herbers moet in deze solo van Theu Boermans’ Theatercompagnie haar naakte lichaam aanbieden om een lening te forceren.

Maandag 1 februari 2010 De kop in de Volkskrant Naakte actrice maakt publiek medeplichtig is voldoende. Mijn besluit staat vast. Ik ga niet naar Fraulein Else. Hoeveel naakte acteurs en actrices op het toneel ik inmiddels al heb gezien weet ik niet. Dat hou ik niet bij. Veel. Waarom de naaktheid van juist deze actrice me dan in de war brengt? Al jaren probeer ik daar tevergeefs een verklaring voor te vinden. Nee, ik moet maar niet gaan. Als ik er alleen al aan denk!

Het is overigens al weer meer dan vijf jaar geleden dat mijn fobie voor de naaktheid van Katja Herbers is ontstaan, dat was tijdens een voorstelling van Alex van Warmerdams Mexicaanse Hond in een inmiddels afgebroken theater in de Marnixstraat in Amsterdam.

Vrijdag 10 december 2004
Katja Herbers en haar verschrikkelijke moeder Pierre Bokma komen op. Herbers in een badjas. Bokma doet de badjas van Herbers uit. Slechts gekleed in een witte onderbroek staat ze voor Kees Hulst. Wat verderop Annet Malherbe, haar tante.

BOKMA
Kijk nu toch eens naar dat halsje. Ziet u dat? En een maagdelijk gebit. Nog geen enkele vulling. En ruik die goddelijke adem. Appelbloesem, kruizemunt.

HULST
Alstublieft, stuur haar naar bed.

BOKMA
Niks naar bed. U zit op het verkeerde spoor. U denkt aan liefde, aan verwantschap, aan een huwelijk. Dat is van later zorg. Voelt u iets in uw broek daar gaat het om.

HULST
Ik heb last van mijn darmen. Er is geen ruimte voor andere gevoelens.

Bokma draait Herbers met haar rug naar Hulst en trekt haar broekje van haar billen.

BOKMA
Gaat u me zeggen dat u zulke billen kunt weerstaan?

MALHERBE
Waarom hapt u niet toe? Wat is dit voor avond? Iedereen maakt overal een probleem van.

In de jaren daarna informeer ik bij voorstellingen waarin Katja Herbers speelt steeds vooraf bij het gezelschap of ze naakt zal zijn of niet. En hoewel ik daardoor van te voren wist dat ze in Het leven een droom haar witte onderbroek uit zal trekken, ben ik toch met een gerust hart naar die voorstelling gegaan. Mij was verzekerd dat er niets te zien zou zijn. En dat was ook zo.

Voor Het wijde land was ik ook wat bevreesd. Want als de jonge Erna doet Katja Herbers het in die voorstelling met de veel oudere Frederik Hofreiter. Daarom informeer ik ook in dit geval nadrukkelijk of ze niet te veel uit zal trekken. Mark Rietman, voor wie ze dan uit de kleren zou gaan, is nota bene bijna van de leeftijd van haar vader. Van uitkleden blijkt tot mijn opluchting, in deze voorstelling althans, geen sprake.

Vrijdag 29 januari 2010
Katja Herbers naakt als Fraulein Else in het Compagnietheater. Daar ben ik dus niet bij. Maar ik weet uit betrouwbare bron dat na de voorstelling een nonchalant geklede Simon van den Berg tegenover een opgewonden Mark Rietman staat. Maar eerst Hein Janssen.

JANSSEN
Ongemakkelijk wordt het wanneer aan het eind van de voorstelling Katja Herbers frontaal zaal haar naakte lichaam toont. Maar willen wij dat ook zien? Aan de ene kant lijkt het te veel van het goede. Maar aan de andere kant: het publiek wordt hierdoor medeplichtig, wij zijn als het ware met z’n allen die wellustige geldschieter die haar vader uit de problemen moet helpen. Boermans toont daarmee de oneerlijkheid van onderhandelen als de machtsverhoudingen ongelijk zijn. Zoals ook hij en zijn gezelschap tot nu toe tevergeefs hun hand hebben moeten ophouden.

Is dat het? Heeft Hein Janssen in zijn recensie in de Volkskrant gelijk? Dat zal ik nooit weten. Want hoewel het nog zou kunnen, nog een paar dagen, doe ik het niet, ik ga niet naar Fraulein Else. Ik durf het niet.

De woorden van Janssen zetten me ondertussen wel aan het denken. Zou Van Warmerdam me toen ook medeplichtig hebben gemaakt? Had ik vijf jaar geleden moeite met de manier waarop in De Verschrikkelijke Moeder de naaktheid van Herbers werd getoond omdat ik me identificeerde met Bokma die financieel gewin op het oog had met het aanprijzen van het lichaam van zijn toneeldochter?

En was mijn veronderstelling dat mijn ongemakkelijke gevoelens gewoon mijn wilde fantasieën waren dus veel te simpel? Zijn dergelijke fantasieën bij het zien van het onmiskenbaar vrouwelijke lichaam van Herbers in combinatie met haar nog meisjesachtige gezicht geen afdoende verklaring? Ook nu niet, ruim vijf jaar later, bij het publiek van Fraulein Else?

VAN DEN BERG
Nee, Herbers die naakt en kwetsbaar als Else het perverse publiek moet behagen om haar toneelvader Boermans te helpen bij diens geldproblemen. Daar gaat het om. Dat is de onbehaaglijke gedachte die ik mee naar huis neem.

RIETMAN
Wie is hier nu de perverse kijker? De heer Van den Berg zelf lijkt me. Ziet u het zelf ook meneer Van den Berg? Politieke redenen?

Bij de perversiteit van Van den Berg en Rietman kan ik me eventueel nog wel iets voorstellen. Maar politieke redenen? Dat wordt me te ingewikkeld allemaal. Nee, zo kan het niet eindigen, door Mark Rietman het laatste woord te geven, zou ik deze beschouwing te onbevredigend afsluiten.

Vrijdag 19 oktober 2007
Laat op de avond na de voorstelling Opening Night in Groningen. RiRo komt van buiten, in een winterjas. Hij heeft de voorstelling die avond niet bijgewoond. Warm aangekleed staat hij voor Katja Herbers en een wat oudere heer. Naast hem een andere ook wat oudere heer.

HERBERS
Ik ben de vader van Katja Herbers.

Herbers geeft me een hand, de andere wat oudere heer volstaat met een veelbetekenende glimlach.

MULDER
Ik vond Hadewich Minis héél goed.

De analyticus wil blijkbaar het uitwisselen van beleefdheden tot een minimum beperken en ogenblikkelijk zijn licht laten schijnen over de naakte lichamen van actrices. En ik zou natuurlijk niets liever willen dan met deze naar verluid ook op dat gebied deskundige liefhebber van gedachten wisselen over de naaktheid van de toekijkende Katja Herbers. En over de fantasieën die ik daarbij heb. Maar om dat nou te doen in aanwezigheid van haar vader?

RiRo af.

BOKMA
Ze kan u in de hemel brengen. Als zij op dreef is spelen tijd en ruimte geen rol meer. Wilt u haar nemen in de buitenlucht? Moet zij uw kloten strelen met een ganzenveer? Het maakt haar niet uit. Ze doet het allemaal. Godverdomme, wat is het probleem?

HULST
Uw haast doodt alle lust.

BOKMA
Naar bed jij.

Katja Herbers af.

Illustratie: Katja Herbers in Fraulein Else van De Theatercompagnie (foto Sanne Peper)

Lees meer

RiRo op 09/02/2010 - 16:21   1 reactie

Rennen foto Phile Deprez.jpg

Over jongens, over ‘de vrouw’, over meisjes, en toch weer over jongens

Pubers bestaan niet, zaterdag 21 november, de eerste dag
De uitverkochte bovenzaal van Grand Theatre zit bomvol. Zelfs de trappen zijn bezet. Dat zal wel zijn omdat het alom geprezen Pubers bestaan niet (van Ontroerend Goed & Kopergietery) alleen op deze openingsavond van het festival te zien is.

Jonge Harten is een festival voor jongeren, de meeste toeschouwers zijn dan ook student of scholier. Twee van die scholieren, twee jongens, trekken nogal de aandacht tijdens een scène in Pubers bestaan niet waarin acteurs en actrices (van tussen de dertien en achttien jaar) elkaar op het podium strelen en zoenen. Als in de loop van die scène de actrices de een na de ander van het toneel (van het schoolfeestje) verdwijnen, blijven er vier acteurs over. Die elkaar dan maar onderling gaan strelen en zoenen. Twee jongens vlak voor me, allebei met een Noord-Afrikaans uiterlijk, hebben daar moeite mee. Althans dat denk ik. Want ze krimpen ineen. Een van de twee maakt daarbij zelfs geluiden alsof hij wordt overvallen door een hevige pijn.

Een staande ovatie. Gejuich. Gejoel. De zaal is laaiend enthousiast. Daar kan geen twijfel over bestaan. Lachende gezichten overal. Iedereen is blijkbaar blij geworden van deze ontzettend goede voorstelling. Iedereen? De twee jongens voor me applaudiseren niet en lachen niet. Integendeel. Die kijken strak voor zich uit. Hun wat angstige blikken lijken dwars door de acteurs heen te gaan.

Wat zou ik graag weten wat er in die twee om gaat! Natuurlijk, dat had ik ze na afloop gewoon kunnen vragen. Maar dat heb ik niet gedaan. In plaats van mijn plannen te wijzigen, haast ik me de zaal uit op weg naar een volgende voorstelling.

Rennen, zondag 22 november, de tweede dag
Alles wat op de tweede festivaldag in de middagvoorstelling wordt verteld, gebeurt tijdens het heen en weer lopen over de speelvloer. Eerst alleen met veranderingen in de formatie. Later ook met variaties in de bewegingen. Maar steeds zonder tekst. In Rennen (van de Kopergietery) lopen twintig jongens en mannen, de jongste zes, de oudste bijna dertig, voortdurend van voor naar achter en van achter naar voor.

Ongeveer halverwege, als de twintig jongens en mannen net even met elkaar lopen te stoeien, stapt er ineens een vrouw mee op. Een uitdagend geklede jonge vrouw. De meeste jongens en mannen stoppen ogenblikkelijk met hun gestoei en hebben, al heen en weer lopend, alleen nog maar oog voor ‘de vrouw’. Maar niet iedereen. Twee blijven er onverstoorbaar doorgaan met elkaar vastpakken en over de grond rollen.

Langzamerhand verschuift de aandacht van de anderen op het podium, en dus ook van ons in de zaal, naar die twee. Twee? Klopt dat wel? Ja. Uitgaande van één op acht zou je bij twintig eigenlijk op tweeënhalf uitkomen. Maar omdat er een paar jongens bij zijn die zo jong zijn dat ze hun geaardheid waarschijnlijk nog niet kennen, is die correctie naar beneden wel verantwoord.

Terwijl ik mijn rekensom nog een keer nauwkeurig naloop, beweegt er van alles in de tot dan toe doodstille en uiterst geconcentreerde zaal. Iedereen lijkt te ontspannen en even te gaan verzitten. De opkomst van ‘de vrouw’ en de manier waarop jongens en mannen daarop reageren, werkt blijkbaar bevrijdend. Twee volwassen vrouwen vlak voor me, tot dan onbeweeglijk en met strakke gezichten, lachen zelfs voluit.

Als ik wil weten wat er op dat moment in die twee vrouwen om gaat, zou ik ze dat na afloop natuurlijk kunnen vragen. Maar ik had me heilig voorgenomen om mijn fout van de vorige avond te herstellen en na deze voorstelling aan pubers te vragen wat ze ervan vinden. Weer laat ik me niet van mijn plan afbrengen. Waarom ben ik toch niet wat flexibeler!

Want wat volgt is dit gesprek met twee vijftienjarige jongens:
‘Wat vonden jullie van de voorstelling?’
De een geeft gewoon geen antwoord.
‘Super’, zegt de ander.
‘Wat vond je dan zo super?’
‘Alles, van het begin tot het eind.’

Barst, een poging tot buigen, zaterdag 28 november, de laatste dag
Wat ik aan het eind van festival zie, op de slotavond, doet me een beetje denken aan meisjesslaapzaal. Daar kom ik natuurlijk nooit. Maar in mijn fantasie doen meisjes daar ongeveer als in Barst, een poging tot buigen (van Joëlke Sanderse en Daniëlle van de Ven). Twee vrouwen spelen in die voorstelling twee koninginnen. In mijn slaapzaalfantasie spelen ze dus twee meisjes die vervolgens allebei koningin spelen. Wat natuurlijk niet goed kan gaan, want als je allebei koningin wilt zijn, komt er ruzie van.

Aan het begin van de voorstelling zitten ze naast elkaar in makkelijke kleren. Dan staan ze op en doen een lange wijde rok aan. De een een blauwe. De ander een rode. Wat later kleden ze zich weer uit. Niet helemaal natuurlijk, meisjes zijn nou eenmaal wat preutser dan vrouwen. De een is koningin van Engeland. De ander koningin van Schotland, maar daar is ze niet tevreden mee, ze vindt dat zij koningin van Engeland moet zijn.

De twee makers van deze voorstelling versimpelen Schiller’s Maria Stuart tot een verhaal van twee meisjes die elkaar niet mogen. Die meisjes laten dat onder andere merken door naar elkaar te sissen als slangen en door naar elkaar uit te halen als katten. Zo erg als Witte in zijn recensie heb ik niet geleden (ik kijk nou eenmaal liever naar een mimer als Joëlke Sanderse dan dat ik op een bus zit te wachten) maar ik vond het geen goede voorstelling.

Deze keer had ik me niets voorgenomen. Na afloop kan ik dus gewoon met een vrouw gaan praten. Die weet nou eenmaal beter wat er in meisjes om gaat dan ik.

Wat volgt is dit gesprek met een vrouw:
‘Wat vond je van de voorstelling?’
(Voor mezelf: niet vergeten een originelere openingsvraag te bedenken)
‘Nou hier kom ik wel héél anders uit dan uit die voorstelling met die rennende jongens vorige week zeg!!! Wat een energie was dat!!!’
(Voor mezelf: misschien is interviewen na een voorstelling niet echt mijn ding)

Illustratie: Rennen van de Kopergietery (Foto Phile Deprez)

Lees meer

Laura van Dolron foto Deen van Meer.jpg

Freek de Jonge legt voorstelling van Laura van Dolron stil

Amsterdam, De Brakke Grond, dinsdag 10 november 2009
Vanaf zijn plaats in de zaal van theater De Brakke Grond roept cabaretier Freek de Jonge tijdens de voorstelling Iemand moet het doen van Laura van Dolron plotseling dat hij nu weg moet, even naar tv om iets over Wilders te zeggen. Met een joviaal ‘ik vond het goed hoor wat ik heb gezien, ik bel je morgen’, staat hij op en loopt gevolgd door zijn vrouw Hella de zaal uit.

Heel even is Van Dolron van slag. Ze was net aan het gedeelte over de recente dood van haar opa begonnen. Een slechter moment had De Jonge niet kunnen kiezen. Maar ze herstelt zich snel en pakt de draad weer op.

Het is tegen half een, de laatste ronde in het café van De Brakke Grond is al geweest, Freek en Hella de Jonge komen het zo goed als lege café binnen. Op zoek naar Laura van Dolron. Als hij bij ons informeert waar hij haar kan vinden, vertellen we hem dat ze inmiddels naar De Blincker is. De Jonge vraagt hoe hij daar moet komen. Dat leggen we hem uit. Het is vlakbij.

Tien minuten later besluiten we om ook maar naar De Blincker te gaan. De Jonge blijkt alweer weg. Hij zal zijn excuses wel hebben aangeboden veronderstel ik, dat hoeft natuurlijk niet zo heel lang te duren, toch goed van hem dat hij daarvoor speciaal is teruggekomen. ‘Nou niet echt’, krijgen we te horen. Hij kwam zeggen dat hij op de vorm wel wat had aan te merken. En om Van Dolron om haar telefoonnummer te vragen.

Lees meer

De Mevrouwen A & K.jpg

Heeft het Noord Nederlands Toneel iets te zoeken op de platgetreden paden van het cabaret?

Ik ben niet zo geïnteresseerd in meningen. Daarom hou ik bijvoorbeeld niet van televisie. Omdat ik ook niet zit te wachten op meningen over die meningen, blijven er maar weinig uitzendingen over die me boeien. Vooral programma’s die me willen laten zien hoe ’fout’ de opvattingen van anderen wel niet zijn, door die te parodiëren, mijd ik. Koefnoenachtig typetjesgedoe is aan mij dus niet besteed. Ook tv-cabaretiers laat ik, net als cabaretiers in het theater overigens, op een enkele uitzondering na, graag aan me voorbij gaan.

Gewone mevrouwen
‘Wij zijn opgefokt omdat de gewone mensen het water tot de lippen hebben staan in dit land!!!’, roept een als vrouw verklede man met een bierflesje in haar hand. En even later, heel hard: ‘ONTWAAKT!’. Het zijn de eerste woorden van een voorstelling van het Noord Nederlands Toneel over politiek incorrecte opvattingen van de gewone man. De gewone man in de gedaante van twee gewone mevrouwen die nogal ordinair zijn: de dames Aarsschaafsel (Malou Gorter) en Korrelfotze (Ko van den Bosch).

Ik ga ervan uit dat Van den Bosch, de maker van deze voorstelling, oprecht bezorgd is over de eruptie van xenofobe en anderszins onwelvoeglijke opvattingen waaronder we, sinds Fortuyns roep om te zeggen wat we denken, worden bedolven.

Van den Bosch is een begenadigd schrijver en een ervaren theatermaker. Niet zo gek dus dat hij er ook nu weer in slaagt om een evenwichtig opgebouwde voorstelling te maken met een tekst waarin af en toe een originele vondst staat. De mooiste tekstvondst deze keer vind ik die over de twintig kilometer lange buis in Zwitserland waarin, door het op elkaar laten botsen van halve waarheden, leugens vrijkomen. Waarna het op elkaar laten botsen van die leugens vervolgens weer angsten laat zien.

Vette parodieën
Die mooi gevonden deeltjesversnellermetafoor is helaas een uitzondering in deze voorstelling waarvan meer dan negentig procent bestaat uit hele vette parodieën van foute volkse vrouwen met foute opvattingen. Is de manier waarop de dames Aarsschaafsel en Korrelfotze het bekrompen denken van de gewone man op de hak nemen door het uitvergroten van de lelijke kanten van volksheid niet al door minstens driehonderd cabaretiers gedaan?

Moet het NNT zich nu ook nog eens op die platgetreden paden van het cabaret begeven? Daar zou natuurlijk wat voor te zeggen zijn als Van den Bosch het anders, beter, en vooral gevaarlijker zou doen dan die cabaretiers. Ik vind niet dat dat het geval is.

Op geen enkel moment in de voorstelling maken de door Van den Bosch en Gorter gespeelde typetjes het me ook maar enigszins moeilijk. Ze proberen me bijvoorbeeld niet op de subtiele maar geniepige manier waarop cabaretier André Manuel dat kan, stapje voor stapje te verleiden om mee te gaan in een op vooroordelen gebaseerde redenering. Om me dan halverwege plotseling met schrik te laten beseffen dat ik, zonder me dat goed te realiseren, al een heel eind mee ben gegaan op weg naar een mening die ik niet wil hebben.

Van den Bosch en Gorter parodiëren. Dat doen ze goed. En de toeschouwers lachen. Dat willen ze graag. Maar dat parodiëren en dat laten lachen zouden voor een theatermaker middelen moeten zijn om verwarring te zaaien. Dat gebeurt bij uitzondering bij cabaret, bij goed cabaret. Maar dat gebeurt bij deze, als toneel verkochte, voorstelling niet of nauwelijks.

Serieuze plannen
‘Ik ben opgefokt omdat de gewone toneelbezoeker het water al weer voelt stijgen in dit land!!!’, zou ik met een bierflesje in mijn hand willen roepen. En daarna, heel hard: ‘ONTWAAKT!’ Want we zijn voorlopig nog niet af van de dames Aarsschaafsel en Korrelfotze. Vrees ik.

Dat zit zo. Van den Bosch schrijft en maakt voor het Noord Nederlands Toneel de voorstellingen voor de kleine zaal. Die voor de grote zaal worden geregisseerd door algemeen directeur en artistiek leider Ola Mafaalani. Nu heeft het gezelschap serieuze plannen om de typetjes Aarsschaafsel en Korrelfotze het land in te sturen om de voorstellingen voor de grote zaal van Mafaalani mee op te leuken. ‘We zijn er over na aan het denken’, laat Van den Bosch noteren in een huis-aan-huisblad, ‘om ze bijvoorbeeld in de pauze of na afloop van La Divina Commedia te laten optreden of de dames als een soort Statler & Waldorf van de Muppets op het balkon te zetten.’

Wordt het lekker lachen bij het NNT in de schouwburg dit seizoen? Nog even geduld. Als op donderdag 17 september 2009 La Divina Commedia in première gaat, zullen we het weten.

Illustratie: Ko van den Bosch en Malou Gorter in De Mevrouwen Aarsschaafsel & Korrelfotze van het NNT gemaakt voor en gespeeld op Noorderzon (20 t/m 30 augustus 2009)

Lees meer

RiRo op 27/08/2009 - 08:01   3 reacties
meer over Noord Nederlands Toneel, Ola Mafaalani
Tien Geboden Foto 1 Phile Deprez.jpg

Over de voorstelling waarvoor ik het langst heb geapplaudisseerd, waarna ik het langst heb wakker gelegen, en waar ik het hardst om heb moeten lachen.

Van Candyland van Alexandra Broeder heb ik het langst wakker gelegen. Gegijzeld door kinderen van tussen de acht en twaalf jaar ondervond ik aan den lijve hoe volwassenen met kinderen omgaan. Het was een onontkoombare confrontatie met de vanzelfsprekendheid waarmee volwassenen dingen van kinderen eisen.

Candyland is ervaringstheater zoals ik het graag meemaak omdat het ook een theaterervaring is. Want ik was niet alleen, met alleen mijn eigen ervaringen, zoals bijvoorbeeld bij Met open ogen van Judith Hofland of Beautiful Stranger van Franzis Wiese. Bij Candyland kon ik ook de reacties van andere toeschouwers zien.

Om Wild Boys van Willemijn Zevenhuijzen heb ik het hardst en het langst gelachen. Met een heel lichte uitvergroting maken drie vrouwen zichtbaar welke mechanismen een rol spelen bij normaal jongensgedrag. Normaal gedrag van jongens die enigszins autistisch gitaar spelen of drummen althans, en daarbij graag nonchalant overkomen.

De manier waarop de dames Boogaerdt, Zevenhuijzen en Van Zeben lichaamstaal gebruiken om te transformeren van onzekere meisjes naar jongens die hun gevoelens achter hun instrumenten verstoppen is tot in de kleinste details goed getroffen. En uiterst hilarisch. Vandaar dus.

Na Tien Geboden van NTGent en Wunderbaum heb ik het langst geklapt. Vooral voor regisseur Johan Simons natuurlijk.

En ik heb door Johan Simons ook ontdekt dat het in ieder geval niet de lengte is waardoor je het gevoel krijgt dat een voorstelling te lang duurt. Want Tien Geboden (ik zag de twee delen achter elkaar als marathon) duurde vijf uur en had van mij zelfs nog wel even door mogen gaan. Terwijl van de tweeënhalf uur Kasimir en Karoline door NTGent en De Veenfabriek (van dezelfde Johan Simons dus) er minstens een half uur uit zou mogen.

Na De laatste dagen der mensheid wist ik zeker dat ik de volgende dag nog een keer zou gaan. Niet dus, afgelast. Het werd een dag later. Ik wist ook dat ik die voorstelling van ’t Barre Land in mijn seizoenstopvijf zou zetten.

Na De Geit of Wie is Sylvia van het Onafhankelijk Toneel wist ik ook iets zeker. Deze keer was het dat Ria Eimers genomineerd zou worden voor de Theo d’Or. Ik zat ernaast. Het werd haar tegenspeler Bert Luppes voor de Louis d’Or. Maar toch, deze voorstelling zou ik alleen al vanwege het acteren ook in die seizoenstopvijf opnemen.

Als ik die zou maken. Maar ik maak geen topvijf. Ik ruim alleen wat losse aantekeningen op.

Illustratie: Wine Dierickx, genomineerd voor de Colombina, en Oscar Van Rompay, genomineerd voor de Arlecchino, in Tien Geboden van NTGent en Wunderbaum (Foto Phile Deprez).

Lees meer

RiRo op 03/07/2009 - 15:28  

Tien Geboden (Wunderbaum, NT Gent)
Publikumsbeschimpfung Koen Broos.jpg

In Als Gekken, een voorstelling van Laura van Dolron, spelen de acteurs met gevoelens. Met hun eigen gevoelens? Zijn die echt? Of doen ze alsof? Of spelen ze met ónze gevoelens? En Katerine? Bij wie de herinneringen van anderhalf jaar geleden naar boven komen. Is die echt? Natuurlijk is die echt. Dit dagboek mag dan een verhaal zijn, het is wel een echt verhaal.

April 2009
Wanneer in Van Dolron’s voorstelling de regisseur vraagt of er iemand naar voren wil komen om Iwan te troosten, voelt een man op de laatste rij een bijna onbedwingbare drang om dat daadwerkelijk te doen. Want de tranen en het verdriet van de acteur raken hem. Uit alle macht vecht hij tegen de impuls om zijn armen om de snikkende Iwan Walhain heen te slaan. Hij grijpt zich zo stevig vast aan zijn stoel dat zijn knokkels pijn doen. Het is theater, dat weet hij. Het is dus niet echt, ook al zeggen ze op het podium dat het wel zo is. Ze doen alsof. Maar realiseren ze zich wat ze hem aandoen? Weten ze hoe moeilijk ze het hem maken?

Langzaam, heel langzaam
Laura van Dolron, die regisseur Laura speelt, hoort gestommel achterin de zaal. Ze onderbreekt haar tekst om te zien wat er aan de hand is. Iemand op de laatste rij wil weg. Nu! De man die zich moest bedwingen om Iwan Walhain te troosten, doet geen enkele moeite om niet te storen. Integendeel. Hij wíl juist storen. Hij wil dat de acteurs zíen dat hij weggaat. Daarom draait hij zich om en legt al zijn gevoelens in dat ene woord: ‘Dág!’ Dan beent hij met grote boze stappen het theater uit.

Niet lang daarna speelt een andere acteur, Joris Smit, na een opdracht van de regisseur, met de gevoelens van een vrouw op de eerste rij. Hij zegt dat hij haar mooi vindt, dat ze hem doet denken aan zijn moeder. Hij vraagt haar om zich langzaam, heel langzaam, voor hem uit te kleden. Hij legt haar nauwkeurig uit hoe ze daarbij te werk moet gaan. En ontdoet zich dan, vlak voor haar neus, van zijn eigen kleren.

Na het applaus
‘Jij bent toch RiRo?’
Ik kijk naar het gezicht dat bij die stem hoort. Dat ken ik ergens van. Maar waarvan?
‘Je weet het niet meer? Bij Publikumsbeschimpfung. Ik ben Katerine, ik ben toen het podium opgelopen.’

December 2007
Ik weet het weer. Anderhalf jaar geleden. Zes net afgestudeerde Vlaamse acteurs in Handke’s Publikumsbeschimpfung zetten terwijl ze hun tekst zeggen allerlei heerlijkheden op tafel.
‘Dit is géén spel! We spelen niet!’
Ze blijven heen en weer lopen met eten.
‘Vanavond wordt er met ú gespeeld!’
Ontzettend veel eten. Meer dan genoeg voor de hele zaal.
‘We treden níet uit onze rollen. We hébben geen rollen.’
Gevogelte, halve kreeften, vruchtentaarten. Het water loopt me in de mond.

Drie vrouwen lopen het podium op. Een van hen pakt een mes en gaat groente snijden voor de rauwkostsalade. De tweede proeft wat van de pastasaus. De derde schenkt een glas wijn in, neemt een paar ferme slokken, en steekt een sigaret op. Het duurt bijna tien minuten voor de acteurs erin slagen de vrouwen te bewegen weer in de zaal te gaan zitten.

Na het uitschelden
‘U zult het doek dicht zien gaan, maar eerst gaan we u nog uitschelden.’ Met die woorden kondigen de acteurs het einde van hun Publikumsbeschimpfung aan. Nadat we zijn uitgescholden, zullen we natuurlijk naar voren mogen komen om toe te tasten. Om aan te vallen op die overvloed aan heerlijke gerechten. Maar dat gebeurt niet! Integendeel! Ze gooien al dat kostelijke voedsel op de grond en vertrappen het! Kreten van ongeloof en afgrijzen klinken uit de zaal. Bij latere voorstellingen zullen er zelfs toeschouwers zijn die zich niet laten tegenhouden en het podium oprennen om te redden wat er te redden valt.

Na afloop, in de foyer, vertellen de acteurs hoe bang ze zijn geweest toen die drie het toneel op kwamen. Ik doe wat navraag. Meer toeschouwers zeggen die aandrang te hebben gevoeld en ertegen te hebben moeten vechten. Maar alleen die drie hebben het ook echt gedaan! Waarom? Als antwoord lachen ze. Zich van geen kwaad bewust. Trots en met grote ogen kijken ze me aan.

April 2009
‘Je was boos toen.’
‘Ja natuurlijk was ik boos. Je ging het toneel op, je verstoorde een voorstelling. En je was er nog trots op ook.’
‘Nee, dat was ik niet. Ik was in een soort shock.’

Er rolt een traan over haar wang, en nog één. We zitten nog steeds in rij twee na afloop van Als Gekken van Laura van Dolron. Op de plaatsen waar we even daarvoor hebben geapplaudisseerd. Want we zijn de zaal niet uit geweest. Geen denken aan dat ik op zou kunnen staan om in de foyer wat te gaan drinken. Daarvoor hoef ik maar naar haar gezicht te kijken. Of naar dat van de twee anderen. Rechts van haar, strak voor zich uit kijkend, haar heer. Rechts van mij, mijn dame.

Eerst met en dan zonder huilstick
Technici zijn in de weer met lampen. Vlak voor ons wordt het podium geveegd waarop Iwan Walhain niet zolang daarvoor met behulp van een huilstick de tranen over zijn wangen liet rollen en begon te snikken.

‘Het heeft me heel erg aangegrepen’, zegt Katerine, ‘ik was er dagen kapot van, van wat er toen is gebeurd. En dat jij zei dat ik de voorstelling had verstoord.’ Ze stopt met praten. Het kost haar moeite om niet ook te gaan snikken. Mijn dame zegt me met haar ogen: ‘Niet weglopen nu!’

Weer rolt er een traan over haar wang. Is dit dezelfde vrouw die anderhalf jaar geleden een voorstelling verstoorde? De vrouw die tot verbijstering van de acteurs ordinair rokend en drinkend over het podium paradeerde?
‘Zag het er zo uit?’ Ze slikt even.
‘Waarom deed je het?’
‘Omdat ik ontzettend geëmotioneerd raakte doordat ze alsmaar zeiden dat het echt was, dat ze niet speelden, dat ze met óns speelden. Omdat ze ons zó uitdaagden. Het wond me zo op dat ik het gevoel had dat ik de controle over mezelf verloor. Op het podium heb ik toen die sigaret van dat tafeltje gepakt om me een houding te geven. Want ik was doodsbang!’

Onder controle
Later in de foyer vraag ik me af wat de Katerine van anderhalf jaar geleden zou hebben gedaan als Joris Smit haar had gevraagd om heel langzaam haar truitje uit te trekken en om daarna één voor één de schouderbandjes van haar beha te laten zakken? Of ik? Als hij mij had aangesproken?
‘Wat je ook zou hebben gedaan, ik zou het onder controle hebben gehad’, zegt Laura van Dolron.

Illustratie: Barbara Vanwelden, Thomas Ryckewaert en Oscar Van Rompay in Publikumsbeschimpfung van De Koe (foto Koen Broos)

Lees meer

Orgy of Tolerance Foto Frederik Heyman groot.jpg

De nieuwe Jan Fabre en het debuut van Arend Pinoy maken indruk in De Hel

Woensdag 18 maart De Hel van het Noorden, het tweejaarlijkse Groningse festival van Vlaams theater, begint met het wereldkampioenschap gemengd masturberen. Dat ziet er prachtig uit. Mooie witte onderbroeken ook. Zoals de hele Orgy of Tolerance van Jan Fabre er schitterend uitziet. Maar ook Talking about Kevin van Arend Pinoy op vrijdag maakt indruk. Mede omdat de combinatie van de drie voorstellingen op één avond in De Theaternomade zo goed werkt. Omdat ze zo verschillend zijn. En ze zo goed op elkaar aansluiten.

Vrijdag 20 maart
De Theaternomade begint in de kelder van het voormalige Natuurmuseum met het verstilde Deze beweging wordt vaak niet meer gebruikt van Ewout D’Hoore. Zuiver en sereen beeldend theater. Maar ook introvert. Zodat de toeschouwers als bij een schilderij zelf de voorstelling in moeten gaan. Wat niet zo makkelijk is als er twee zijn die zich voortdurend gedragen als kinderen bij een poppenkast, ‘Oh!’ en ‘Ah!’ en ‘Kijk een duikplank!’

De locatie is overigens perfect: blauwe en groene muren, lichtmetalen trap, de voor een zwembad essentiële gladde tegelvloer. Wel een beetje jammer dat het uitbeelden van zwembadrituelen in een zo voorspelbare volgorde gebeurt. En nogal braaf is. Heel even, bij het afdrogen, lijkt het gevaarlijker te worden. Dan masseert een acteur met zijn handdoek iets te lang zijn geslacht. Zouden we dan toch nog krijgen wat we bij Fabre zo node hebben gemist? Helaas.

Vrijdag 20 maart
Voor de monoloog Le Pays Promis, geschreven en gespeeld door Leen Roels, gaan we naar een ruimte met Mariabeelden op de vloer en crucifixen aan de muur. De jonge Elisa ‘het hoerenjong van die van Thijsen’ heeft zich getooid in de bruidsjurk van haar moeder en wil naar de overkant. Ze vertelt over de veerman die op haar moeder ligt. Over de zotte en scheve Benedict waarvoor ze Benedictijn wil worden. Over hoe ze, als ze zich eenzaam voelt, Jezus van het kruis haalt om met hem te knikkeren. En over hoe ze met God praat in het Frans. Omdat Hij natuurlijk alleen Frans spreekt. Een heel sterke tekst. Tijdloos. Onmiskenbaar Vlaams. Gespeeld met een overrompelende presance en allure. Zelfs het echtpaar van de oh’s en de ah’s is relatief stil. Nadat Leen Roels ze wat chocola heeft gegeven.

Vrijdag 20 maart
The icing on the cake is Talking about Kevin van Arend Pinoy, zijn debuut als theatermaker. Op het podium drie telefoonbeantwoorders, één voor de mama (Eet ge wel genoeg Kevin?) één voor het lief (Vind ge me mooi Kevin?) één voor zijn vrienden (Hé Kevin!) Verder zo goed als leeg.

Maar met natuurlijk wel Arend Pinoy, niet alleen maker van de spannendste voorstelling van De Theaternomade, ook de acteur en danser die, vooral in zijn dans, zo geraffineerd van emotie naar emotie schakelt dat meneer Ah en mevrouw Oh luidruchtig blijven lachen als het allang om te huilen is. Drie voorstellingen dat ge-ohohoh! Mijn God! Dat ik niet ben gaan slaan!

Woensdag 18 maart
Tegen het einde van Orgy of Tolerance, de openingsvoorstelling van De Hel van het Noorden, ontspannen de acteurs zich met een goede sigaar in hun Chesterfields. Onderuitgezakt schofferen ze eerst Joden, ‘Fuck you Jews’, dan Marokkanen, vervolgens Algerijnen, voor alle zekerheid in het Frans, en dan successievelijk alle andere denkbare bevolkingsgroepen, zoals Edward Norton dat deed met de inwoners van New York in zijn monoloog voor de spiegel in 25th Hour.

De acteurs staan op en lopen naar voren. De beledigingen komen dichterbij : ‘I hate actors! They never act like people! They just think they do!’ Cultuurwethouders, programmeurs en festivaldirecteuren moeten het ontgelden. En dan, nog hartgrondiger: ‘Fuck you contemporary artists!’ Jan Fabre zit midden in de zaal, weet ik, bij de techniek. Vanuit hun tenen lijkt het nu te komen: ‘Fuck you Jan Fabre!’ ‘This scene is bullshit!’ En een ander: ‘Pay me more!’ Hoe oud zou dit idee eigenlijk zijn? Fuck you Romans bijvoorbeeld, staat dat niet al in de bijbel?

Illustratie: Orgy of Tolerance van Jan Fabre (foto Hendrik Heyman)

Lees meer

mighty_society_6- foto sanne_peper_.jpg

Bram Coopmans verdient voor deze rol een nominatie voor de Louis d’Or

Oorlog in het theater. Eric de Vroedt fantaseert er flink op los en stelt zich voor hoe het er over een paar jaar in Afghanistan aan toe zal gaan.

Afghanistan, over een paar jaar In een zuidelijke provincie leidt een Nederlandse kolonel ‘Operation Valley Freedom’, een militaire actie waarvoor Den Haag geen toestemming heeft verleend. Aan het begin van de voorstelling zien we hoe inlichtingenofficier Jan Blom, gespeeld door Hein van der Heijden, de ondervraging leidt van een man met een plastic zak van Albert Hein over zijn hoofd. Jan Blom?

Zes jaar geleden, maart 2003, Quatar. Opperbevelhebber Tommy Franks presenteert tijdens een persconferentie voorafgaand aan de aanval op Irak vijf officieren. Waaronder nogal verrassend onze landgenoot Jan Blom. De dan negenendertigjarige Blom is verbindingsofficier tussen het Amerikaanse commando en de Nederlandse Patrioteenheden in Turkije. De Nederlandse regering zegt geen militaire steun te verlenen aan ‘Operation Iraqi Freedom’.

Amsterdam, Frascati, half januari
Hé, zie ik daar niet Terry zitten? De Terry van Moose? Die van Geruis uit Londen? Natuurlijk, straks, een half uur na MightySociety 6, zal Bram Coopmans, die nu de kolonel speelt, een Engelstalige reading van een fragment uit de tweede MightySociety doen, die van de terrorist op zijn hotelkamer. Terry is daar de vertaler van.

Terug naar de voorstelling van nu, terug naar het Afghanistan van over een paar jaar. De plastic zak gaat af, want er is sprake van een vergissing. Onder die plastic zak gaat geen vijandige strijder schuil maar een Nederlandse kapitein van Afghaanse afkomst, een marechaussee: ‘Ik ben Marco, ik zoek kolonel Kurt Prins.’ Marco? Kurt Prins?

Londen, bij een rivier, eind januari
De beste plek om Heart of Darkness van Joseph Conrad nog eens door te bladeren lijkt me Londen. Want daar, op een zeilschip dat voor anker ligt in de Theems, vertelt Marlow over zijn zoektocht naar Kurtz die de leiding heeft over een handelspost voor ivoor in Kongo, en die rapporteert in opdracht van het ‘Internationale Genootschap ter Onderdrukking van Barbaarse Praktijken’.

Zes jaar geleden in de commandopost in Quatar ging het niet om ivoor maar om een andere waardevolle grondstof. En daar rapporteert luitenant-kolonel Jan Blom aan de ‘Coalition of the Willing’. Het taalgebruik van de opdrachtgever is wat eufemistischer geworden.

Heart of Darkness uit 1902 heeft niet alleen parallellen met de werkelijkheid van vandaag in Irak, maar natuurlijk ook met de voorstelling van Eric de Vroedt over Afghanistan, want De Vroedt baseert zich mede op Conrad’s roman. ‘Er gingen geruchten dat een heel belangrijke post gevaar liep en dat het hoofd, meneer Kurtz, ziek was’, vertelt Marlow. In de voorstelling vertelt kapitein Marco dat Den Haag ‘over informatie beschikt dat de commandant, Kurt Prins, behoorlijk is doorgeslagen’.

Afghanistan, over een paar jaar
Dit gebeurt er in het Afghanistan van over een paar jaar in De Vroedt’s fantasie: Nadat ze in een hinderlaag zijn gelopen, zijn tien Nederlandse soldaten gedood. Ze hangen in bomen. Gehuld in vrouwenkleren, opgemaakt als vrouwen, pik in hun mond. Kurt Prins laat ze daar hangen. Bewust. Zodat de dorpelingen elke dag kunnen zien hoe de lichaamssappen eruit lopen, hoe ze elke dag verder wegrotten. ‘Waarom, hoe lang nog?’, wil ook zijn Afghaanse minnares weten. ‘Totdat er iemand breekt liefje’.

Marlow vertelt hoe hij na een lange, moeizame, en gevaarlijke tocht, het huis van Kurtz in het binnenland van Afrika nadert: ‘Mijn eerste reactie was dat ik terugdeinsde, alsof iemand me een klap wilde geven. Vervolgens ging ik nauwkeurig van paal naar paal met mijn kijker.’ Op die palen ziet Marlow hoofden, ‘zwart, uitgedroogd, voorovergezakt, met gesloten oogleden’. Kurtz laat die hoofden daar bewust staan. Om de rebellen zoals hij ze noemt te breken.

Londen, onder een station, eind januari
Ik stop ermee. Het wordt me te veel. Er zijn vast ook overeenkomsten in karakter tussen Kurtz en Kurt Prins. Maar ik heb er genoeg van. Van naar beneden gaan de tube in. Van weer naar boven om er uit te gaan. Van lezen in het gedrang. Ik wil even iets heel anders. Terry had het in Geruis uit Londen eens over Iets Vernieuwends op het gebied van theater, iets geheimzinnigs: ‘Als men op London Bridge treinstation aankomt misschien zou je naar beneden naar het Tooley Street uitgang dalen. Als het een uur of 8 ’s avonds is zou je daar het geluk hebben om een rij mensen te zien staan.’

Veel mensen. Heel veel mensen. Nergens een rij. Misschien ben ik te vroeg. Ik loop London Bridge Station verder in. Nog meer mensen. Sommige rennen om hun trein te halen. Maar ik zie nergens de rij die ik zoek. Als ik al op het punt sta het op te geven, weer bijna terug bij de uitgang Tooley Street, zie ik ze. Het zijn er maar negen, niet echt wat je noemt een rij dus, ze staan heel ontspannen zomaar bij een muur te wachten. Ik kom dichterbij en zie dan de kleine onopvallende deur. Ik ga er bij staan en wacht ook. Nog voor ik de onderaardse ruimtes van The Shunt binnen ga, is het al gebeurd: ik ben volkomen onthaast.

Groningen, Machinefabriek, half februari
Een maand nadat ik de voorstelling in Frascati zag, ga nog een keer. Deze keer kijk ik naar MightySociety 6 zonder me voortdurend af te vragen welke bronnen De Vroedt heeft gebruikt om zijn fantasie op gang te brengen. En weer valt me op hoe goed Bram Coopmans als Kurt Prins acteert. Heb ik al gezegd dat ik vind dat hij voor deze rol genomineerd zou moeten worden voor de Louis d’Or?

Illustratie: Bram Coopmans en Hein van der Heijden in MightySociety 6 van Eric de Vroedt (Foto Sanne Peper)

Lees meer

tony kushner.jpg

Amerikaanse schrijver Tony Kushner brengt bliksembezoek aan Amsterdam

Amsterdam café Stanislavski, 21 februari De acteurs van Angels in America hadden er geen flauw idee van dat hij speciaal naar Nederland is gevlogen om te komen kijken. ‘We wisten van niks!’, vertelt een opgewonden Alwin Pulinckx (de Engel), ‘pas drie minuten voor het einde toen Ivo ineens in de coulissen opdook, hoorde ik dat Kushner in de zaal zat.’

Tony Kushner, de schrijver van het met de Pulitzerprijs bekroonde toneelstuk, zegt in het splinternieuwe Stanislavski dat hij ‘very impressed’ is door wat hij heeft gezien. Tegenover de acteurs van Toneelgroep Amsterdam heeft hij zich even daarvoor ietsje uitvoeriger en naar ik hoor uiterst lovend over de voorstelling uitgelaten. Als ik Hadewych Minis (Harper) en Eelco Smits (Prior) vraag hoe lovend dan wel, antwoordt Minis enthousiast: ‘Hij vond Eelco beter dan die in de serie!’ (de met prijzen overladen miniserie van Mike Nichols met Justin Kirk in de rol van Prior)

Zou Hans Kesting (Roy Cohn) net als de anderen ook opgelucht zijn dat hij niet wist dat Kushner er was? ‘Natuurlijk! Het is net of Shakespeare in de zaal zit! Ik moet er niet aan denken dat ik het van te voren wist!’

Lees meer

RiRo op 22/02/2009 - 16:49   3 reacties

<< < 234 > >>
Syndicate content