Drie teksten van Elfriede Jelinek. Eerst Sneeuwwitje, dan Doornroosje. Na de pauze Jackie. De twee klassieke sprookjes lenen zich heel goed voor het semiotische taalspel dat Jelinek wil spelen. Het moderne icoon Jackie een stuk minder. In Jackie moet Jelinek elke keer eerst de feiten opsommen voor het spel met betekenissen kan beginnen, daardoor loopt het taalspel steeds (letterlijk) achter die feiten aan. Ook de acteurs hebben met dat probleem te maken. Omdat iedereen de sprookjes kent, kan de jager uit Sneeuwwitje zonder veel omhaal in de Dood veranderen, en de prins uit Doornroosje in God. Maar omdat ze er natuurlijk niet vanuit kunnen gaan dat iedereen de levensgeschiedenis van Jacqueline Kennedy paraat heeft, kosten dat soort betekenissprongen bij Jackie veel meer tijd. Ook de theatrale middelen zijn nogal verschillend. Gilles Biesheuvel als Sneeuwwitje zegt zijn tekst nonchalant. In Doornroosje wordt juist heel uitbundig geacteerd. Terwijl Jackie dan weer uiterst statisch is, met vier pratende acteurs op een barkruk. Niet zo evenwichtige maar wel interessante voorstelling, met als wake up call voor Doornroosje ook nog een leuke cover van Exit Music van Radiohead.
Alles wat de personages zeggen is waarschijnlijk ooit al wel eens door iemand naar voren gebracht in een relatiegesprek of een soapserie. Dat is helemaal niet erg. Dat is juist de kracht. Want tekstschrijver Marcel Osterop heeft die zinnen zo origineel en met zoveel gevoel voor het vileine achter elkaar gezet dat er een heerlijk frisse en lekker absurdistische tekst ontstaat. Een schrijver om te koesteren dus. Het verhaal komt er kort gezegd op neer dat een vrouw het relatieprobleem van haar vriendin naar zich toe rekt, ze luistert niet en is voortdurend zelf aan het woord, die vriendin zwijgt dus maar. Man fungeert af en toe als contrapunt. Die vrouw moet dus niet al te sympathiek worden neergezet. Dat begrijp ik. Maar. Natuurlijk, het is ook een kwestie van smaak. Ik hou nou eenmaal niet van dat overenthousiaste acteren, en van dat uitspuwen van woorden met zo’n hypercorrecte dictie. Toch denk ik niet dat haar woorden minder vilein zouden overkomen als Constance Kruis wat natuurlijker zou spreken, en dat het absurdistische effect niet minder zou zijn als haar lichaamstaal wat subtieler zou zijn. Integendeel.
Een van de mooie kanten van theater is de combinatie van wat er op het podium gebeurt en hoe de zaal erop reageert. Bij deze voorstelling is het publiek wel erg lachgraag. En dan zit ik ook nog eens achter een slachtoffer van het moderne onderwijs waar geen woord Frans meer bij is. Ze vraagt voortdurend aan haar vriend ‘Wat zegt hij nou?’ Bambie Treize is een vermakelijk, knap gemaakt en heel vakkundig geheel van mime, dans, schoolfrans, en een klein beetje muziek. Dus ik lach ook. Maar voor mij mag het daarnaast ook nog wel ergens over gaan. Veel meer dan de zoveelste variant op het thema aantrekken en afstoten is deze voorstelling inhoudelijk eigenlijk niet. De invloed van Moose op het theater is intussen onmiskenbaar. Minirecensent Maigret merkte op dat ‘Moi je m’apelle Jean-Paul’ als hij in zijn lange groene jas opkomt niet een sigaret zou moeten roken maar een pijp. Die wens blijkt in vervulling te zijn gegaan. Wat overigens niets verandert aan de hoogte van de boete. Die blijft gewoon driehonderd euro voor elke avond dat er op het podium wordt gerookt.
Werkelijk alle stoffige cliché’s van het good old avant-gardisme zijn door deze groep uit New York uit de kast gehaald. Negentiende-eeuwse toneelgestiek gecombineerd met hedendaagse soapmimiek. Wauw, vervreemdend zeg! Extreem naturalistisch maar dat dan héél kunstzinnig. You know, like today’s slang and youth speak like heel loud en met een heel kunstmatige diction. Ontzettend ouderwets seventies toneel is het. En inhoudelijk? The idea was om vrienden en bekenden te laten vertellen wat ze zich nog van de plot van Romeo and Juliet herinnerden. Met alle fouten en toevoegingen van dien. En op basis daarvan een voorstelling te maken. Maar veel verder dan het voordragen van de antwoorden van die vrienden en bekenden, afwisselend door een acteur in een maillot en een actrice met bloemetjes in haar haar, komt het eigenlijk niet. Dat gaat héél snel vervelen. (Gezien tijdens Noorderzon)
Eerst denk ik nog ‘Wat doe ik hier? Wat moet ik met een vergelijking van de film First Blood met het boek? Met de verschillen tussen de film die ik nooit heb willen zien en het boek dat ik niet heb gelezen?’ Maar gaandeweg weet Zachary Oberzan me met zijn monoloog toch te boeien. Sinds zijn elfde is hij in de ban van het boek en de film. Door dicht bij die fascinatie uit zijn kindertijd te blijven, geeft hij iets onschuldigs aan de gewelddadige gebeurtenissen. Door het geweld af en toe met klassieke dansbewegingen te verbeelden ook nog iets relativerends. Extra diepgang bereikt hij door de psychologische overeenkomsten te laten zien tussen jager en opgejaagde (sheriff die in Korea heeft gevochten en doorgedraaide getraumatiseerde soldaat uit Vietnam). Na de voorstelling worden we uitgenodigd voor een film, opgenomen in een appartement in Manhattan. Een film naar dezelfde roman First Blood. Met Zachary Oberzan in alle rollen. Dat laat ik maar aan me voorbij gaan. Maar die roman van David Morrell moet ik misschien toch eens lezen. (Gezien tijdens Noorderzon)
Weet een groep die het liefst in de open lucht speelt een stuk te kiezen dat gemaakt lijkt voor juni en een bewolkte hemel? Is dat stuk ook nog eens een tragikomedie met de nodige dubbelzinnigheden? Dan zou het wel eens een succes kunnen worden. Beckett schreef All That Fall (1957) niet om buiten te spelen maar voor de huiskamer. Comp.Marius maakt een halve eeuw later van dat hoorspel, in een nieuwe vertaling van Waas Gramser en Kris Van Trier, een buitenvoorstelling waarin bijna alles klopt. Een voorstelling waarin het spel naadloos aansluit bij de tekst vol seksuele connotaties en waarbij de omzetting van geluidseffecten naar visuele effecten uiterst inventief is. Met de muilezel, de trein, en de limousine als fraaie staaltjes huisvlijt. De ontmoetingen van het hoofdpersonage met een gepensioneerde bankdirecteur op een racefiets, het ritje in de limousine, en het kruip door sluip door op het station zijn schitterend. Het laatste deel, waarin het raadsel van het meisje en de dood centraal staat, is iets minder. Desondanks is deze voorstelling een van de festivalhoogtepunten van dit jaar.
Eerst zijn we bruiloftsgasten die de bruid één voor één feliciteren en een cadeau overhandigen. Dat duurt even. Daarna komt er toneel. Aan tafel zitten drieëntwintig bruiloftsgasten. Zeven daarvan zijn acteur die vanwege de immense ruimte heel groot moeten spelen. Toch maakt het genuanceerde spel van Sara De Bosschere als moeder van de bruid in dit deel van de voorstelling indruk. Als het feestmaal door overvloedig drankgebruik uit de hand loopt, roept iemand, zoals gebruikelijk: muziek! Walpurgis en Het Spectra nemen het dan van de acteurs over met het door vier pianisten, vier slagwerkers en zestien zangers uitgevoerde Les Noces van Stravinsky. Die danscantate begint met een klaagzang van de bruid, dezelfde die we hebben gefeliciteerd en dezelfde die in Tsjechov’s éénakter nauwelijks aan het woord kwam. Dit muzikale gedeelte is zonder meer het hoogtepunt. Waar we veel te lang op hebben moeten wachten. Want vanaf het moment dat Warre Borgmans het publiek per megafoon een spoedcursus Vlaams gaf tot aan het begin van Les Noces zijn we al een uur en drie kwartier verder. En dat is, ondanks de wodka en de hapjes, wel een erg lang voorspel.
De toeschouwers zitten boven een put waarin de ene acteur in het water staat en zijn tekst ‘zegt’, terwijl de andere verdronken op zijn buik ligt. Na verloop van tijd wisselen ze van rol. Al drie maanden geleden sprak Teun Luijkx het gedicht The Waste Land van T.S. Eliot in (in de vertaling van Paul Claes). Vanavond ‘lippen’ Luijkx en Steltenpool die vertraagd afgespeelde geluidsopname. Net als in Kwartet, Missotten’s vorige project, bepalen de acteurs ook nu weer met een druk op de knop wanneer we een volgend woord of een volgende woordgroep te horen krijgen. Die vorm is boeiend. Niet alleen het playbacken en de plas water, ook de regen, de soundscape, de muziek, de lichteffecten, het klopt allemaal. Maar Kwartet bestaat uit dialogen, daar werkte het heel goed, ook de tekst kwam toen tot zijn recht, ondanks al die ogenschijnlijk afstandelijke techniek. Nu, bij The Waste Land, een gedicht, en dan ook nog eens een niet zo makkelijk te interpreteren gedicht, werkt het een stuk minder. Nu zitten die technische foefjes, althans bij mij, het concentreren op de inhoud af en toe flink in de weg.
Haal de intrige uit vier komedies van Molière, schrap flink in de dialogen, vertaal wat over blijft in het Duits, en zet het op rijm. Laat het ondertussen voortdurend sneeuwen. Wat krijg je dan? Het levensverhaal van een man die op zoek naar liefde tot zijn laatste snik eigenwijs en halsstarrig blijft betogen dat die alleen te vinden is in seks. Het eerste uur is behoorlijk weerbarstig maar op den duur gaat de voorstelling steeds meer intrigeren. Zelfs vermaken. Ondanks de voortdurend zwarte ondertoon. Wat heb ik overigens geleerd behalve dat liefde niks anders is dan neuken, neuken en nog eens neuken? Dat turen naar vallende sneeuw niet goed voor je is. Het golven van de sneeuwlaag op het podium zou je nog aan de whisky van gisteravond kunnen toeschrijven. Maar een heel podium dat op en neer deint, dat is nogal verontrustend. Gelukkig is het bizarre effect van de sneeuw hèt gespreksonderwerp in de pauze en blijkt het dus niet aan mij te liggen. Ik doe na afloop natuurlijk gewoon mee met de extra lange staande ovatie. Dat spreekt voor zich. Want na de berichten dat ze massaal wegliepen in de pauze willen we wel even laten merken dat ze er daar in Berlijn helemaal niets van hebben begrepen.
De aanleiding voor de voorstelling was de dood van twee islamitische meisjes. Omgekomen in bad. In Vlaanderen. Tijdens het uitdrijven van Het Kwaad. Het thema is de toenemende de rol van religie. Je ziet alleen beelden, er is geen tekst. De vrouw is naakt, mooi lichaam. Maar de blote buik van een van de mannen is onsmakelijk, te dik. Elk beeld laat de uitbanning van het kwaad door het kwaad zien. Het kwaad van het nazisme, van het fundamentalisme. Ook het christelijke. Het Kruis. Het Bloed. Af en toe zijn het boeiende beelden, meestal niet, meestal overbekende. De soundscape is een vlakke brij. Het geheel van geluiden en beelden vertelt geen nieuw verhaal, want met het leggen van een relatie tussen religie en het kwaad zeg je natuurlijk niet iets origineels. Ik vraag me af vanuit welke noodzaak de groep die vooral in films al zo vaak becommentarieerde religieuze symboliek eigenlijk op het podium brengt. Het antwoord, het budget was ontoereikend voor een film, vind ik nogal teleurstellend. Ik heb me tijdens de voorstelling vooral verveeld. Omdat ik te weinig van dit soort theater zie, heb ik er indertijd geen minirecensie over geschreven. Maar nu, naar aanleiding de selectie van de TF-jury, heb ik besloten dat alsnog te doen.
Geduldig luistert Jacob naar de herinneringen van zijn dementerende vrouw. Ondertussen ordent hij symbolisch haar gedachten. Omdat ze dat zelf niet meer kan. Haar opengevouwen boeken, waarmee de vloer bezaaid ligt, vouwt hij dicht, dan legt hij ze op een stapel. Langzaam. Beheerst. Totdat hij een nog maar net gemaakte stapel even vlug omver schopt. Heel even laat hij zien dat er onder zijn geduldig luisteren, geduldig helpen, en geduldig zorgen, wel degelijk ook frustratie schuilt.
Het is vanaf het begin duidelijk, en het blijft de hele voorstelling duidelijk, dat de dementerende Emma er later die dag uit zal stappen. Dat om elf uur de dokter zal komen met de spuit. We weten al meteen vanaf het begin dat Emma ervoor kiest om op tijd te zijn, de wilsonbekwaamheid voor te zijn. In het begin van de dementie, nu ze nog kan beslissen. Omdat ze al enige tijd haar boeken niet meer kan lezen, de laatste tijd de gekregen detectives ook niet meer, en omdat ze nu zelfs Nijntje niet meer goed kan volgen. Daarom wil ze dood. Daar verandert niets aan. Ze gaat niet twijfelen. Hij probeert haar niet op andere gedachten te brengen. Contact met de buitenwereld is er niet, hun enige zoon laat niks van zich horen. Ze zijn met z’n tweeën. En met z’n tweeën bereiden ze zich voor op haar dood, straks, over een paar uur.
Wat ontbreekt in De Muurspecht is een dilemma, een conflict. Dat de voorstelling desondanks het volle uur boeit, is te danken aan het acteren van Marcel Hensema. Die laat heel ingetogen de eeuwige liefde van een oude man voor zijn dementerende vrouw zien, met de trage bewegingen die bij de oude dag horen. En omdat schrijver Willem de Vlam ervoor heeft gekozen om geen ‘beren op de weg’ te laten laat komen, geen spanning in het verhaal te creëren, moeten we het daarmee doen.
Voor nieuwe recensies van RiRo moet je naar RiRoToneelrecensies. Moose sluit. Na vijftien jaar. De minirecensies, het nieuws, en de blogs zullen zichtbaar blijven en via Google te vinden. De redactie heeft ervoor gezorgd dat de site zeker nog vijf tot tien jaar als archief in de lucht blijft.