Wat een precisie! Anderhalf jaar geleden gebruikte een andere minirecensent dat begrip ook al. Maar ik kan geen beter woord voor vinden voor deze verfijnde compositie, deze afgewogen scenografie, dit indringende spel. Wat ben ik blij dat ik deze woordeloze, ingetogen, poëtische voorstelling, dit weldadige kunstwerk, eindelijk heb kunnen zien.
Interessant gegeven: een collage van verhalen over opgesloten zijn. Opgesloten omdat je afwijkt in de ogen van de ander. De ander die in de meerderheid is, of beter bewapend. Of die een kelder kan verbouwen. Jammer dat de tekst niet zo sterk is. Teveel knipogen, teveel relativeringen. Drie mannen en een vrouw, alle vier met peroxideblond Wildershaar, spelen dat ze een revue repeteren met bekende, waargebeurde opsluitverhalen. Schrijnende geschiedenissen verteld tussen goedkope glittergordijnen. Biesheuvel en Topper acteren daarbij ook nog eens heel vet tegen de tekst in, terwijl Jongewaard en Claessens daar inleving tegenover stellen. Ogenschijnlijk. Want alle vier halen ze, alsof dat nog nodig is, door het te pas en te onpas activeren van een lachband die verhalen nog eens extra onderuit. Nou, nou, we durven zeg! Of laten de vier vooral zien dat ze zelf ook opgesloten zitten? Niet achter prikkeldraad, maar, net als Wilders, in het dogma waarin ze zichzelf hebben vastgezet? Gevangen in hun starre opvattingen over tegendraads theater maken? Is al dat gedoe niet een beetje passé onderhand?
Beklemmend, geweldige scenografie, ontzettend goed geacteerd, enzovoorts, enzovoorts, enzovoorts. Er iets over te zeggen wat nog niet op een of andere manier in een andere minirecensie of in een krantenrecensie staat, heb ik niet. Dat is het nadeel, of het voordeel zo je wilt, als je een voorstelling ruim een maand na de première ziet. Zes van die groene dingen erboven dus. Want hoe ik ook mijn best doe, ik kan niks bedenken wat ik er niet perfect aan vind.
Een vrouw neemt de dochter van een vriendin in huis. Echtgenoot vermaakt zich met het meisje. Als hij is uitgespeeld, laat hij haar zonder meer vallen. Meisje loopt vervolgens opzettelijk onder een vrachtwagen. Dat verhaal horen we uit de mond van de vrouw die het heeft laten gebeuren, die erin heeft berust. Om dat te benadrukken zegt Natali Broods haar monoloog opzettelijk monotoon, haperend, met op onverwachte momenten pauzes. De technicus doet daar nog een schepje bovenop: op voor mij volkomen onverklaarbare momenten verandert hij het lichtbeeld. Na een minuut of twintig begint dat kunstje me te vervelen. En dan komt er nog bijna een uur. Ik zie de voorstelling in Gent, dus ik kan ook even naar Guillaume Bijl in het SMAK. Geen acteurs daar. Maar voor het overige heeft die tentoonstelling alles van een theatervoorstelling. Van een hele goede theatervoorstelling. Dat maakte de reis toch nog de moeite waard.
Als ik op een schoolplein jongetjes zie die pief paf poef spelen, met hun wijsvinger de loop van een vuurwapen imiterend, vertedert me dat. Ondanks de verwijzing naar daadwerkelijk geweld. Maar als volwassen acteurs met van diezelfde ernstige kindergezichten elkaar achterna rennen, dreigend met realistisch ogende wapens, schietend met realistisch klinkende knallen, dan vind ik dat genant. Regisseur Floris van Delft heeft een voorkeur voor zulke uit kinderspel afgeleide beeldtaal. Vuurtje stoken, elkaar met zakjes water bekogelen, dat soort dingen. Geen water deze keer, wel weer vuur. En pief paf poef dus. Niet mijn smaak. Een paar jaar geleden maakte hij Noir, dat me veel beter beviel. Een voorstelling waarin film en toneel ingenieus met elkaar waren verweven. Ik blijf hopen dat hij ooit nog eens op die weg verder zal gaan.
‘Viva l’anarchia et la libertad, we zijn vertrokken.’ Die Vlaamse zin laat hij volgen door een glimlach. De glimlach van een vrouw. Mooi begin. Dat Baal wordt gespeeld door een vrouw gaat iets toevoegen, denk ik dan nog. Helaas. Want daarna doet Fania Sorel nog alleen maar haar uiterste best om zo mannelijk mogelijk over te komen. Dat is een teleurstelling. Misschien zijn daarom de scenes met de houthakkers me het meest bijgebleven. Juist omdat daarin de drie vrouwen wel opzettelijk laten doorschemeren dat ze vrouw zijn. Aan de vorm van de voorstelling heb ik overigens wel plezier beleefd. Maar inhoudelijk deed het me niet zo veel. Een traag verhaal. Je kunt je afvragen waarom Alize Zandwijk nou juist dit vroege werk van Brecht heeft gekozen. Je kunt natuurlijk ook gewoon tijdens de voorstelling weglopen. Ik zal geen namen noemen, maar het waren bepaald niet de eerste de besten die er tussenuit knepen.
Scandinavische somberheid werkt bij mij altijd. Daar raak ik gegarandeerd van in een dip. Bij Nachtlied van Jon Fosse is het de bedoeling dat ik als toeschouwer de eenzaamheid, de leegte van het huwelijk, het verlangen naar een ander leven en de angst om aan dat verlangen toe te geven, zelf invul. De acteurs doen het niet voor me. Die laten alleen de oppervlakte zien, alleen de ogenschijnlijk triviale dialogen. De onderlaag laten ze voelen. En die is inktzwart. Jan Bijvoet en Sophie Declair spelen een echtpaar met een nieuwe baby en een verse huwelijkscrisis. Ze beginnen met heel lang zwijgen. Dan zegt de vrouw toonloos: ‘Zo gaat dat toch niet’, waarna ze weer zwijgen. Deze introverte manier van spelen sluit naadloos aan bij het minimalisme van de tekst. De vader die op bezoek is, op een toon van zo is het nu eenmaal: ‘Ge trekt uw plan.’ De zoon, seconden later, nee schuddend: ‘Absoluut.’ Een dialoog die nog drie keer wordt herhaald. Dan zet de vader zijn rechtervoet iets meer naar buiten. De zoon zet zijn rechtervoet ook iets meer naar buiten. Hun schoenen zijn glimmend gepoetst. Miljaars, wat een miserie! Een fjord! Een fjord! Een koninkrijk voor een fjord! Springen wil ik! Nu!
Met als uitgangspunt de teksten van de wat maffe achttiende-eeuwse filosoof Julian Offray de la Mettrie leven Kuno Bakker en Jorn Heijdenrijk zich lekker uit. De verkleedkist wordt ruimschoots geplunderd, het kermisachtige toneel op het toneel wordt optimaal benut, papiertjes hangen steeds net op de verkeerde plaats. Kluchtig dus. Maar ondertussen krijg ik ook nog flink wat fraaie teksten van onder andere Vaclav Havel en Alexandre Dumas mee. Een heerlijke voorstelling. Van het begin tot het eind met een glimlach zitten kijken. Zo wil ik er wel meer.
Hugo Claus schreef een heel goede en heel geestige roman over het effect van de terugkeer van een getraumatiseerde deserteur uit Kongo op de inwoners van zijn Vlaamse dorp. In de voorstelling trekt Guy Cassiers de dialogen uit die roman uit elkaar door elke acteur een eigen microfoon te geven met een eigen klankkleur. Later steeds een andere microfoon, op standaard, hangend, in de hand, met zender. Een typische Cassiersvoorstelling dus. Zonder videobeelden deze keer. Spiegels en geluid moeten het doen. Dat levert een interessant, maar wat afstandelijk kunstwerk op, een voorstelling die mooi is om te zien en prettig om naar te luisteren, maar niet echt raakt. Door het accent op geluidstechniek sneuvelt een flink deel van de met literaire middelen geconstrueerde geestige onderlaag van de roman. Die humor wordt dan weer teruggehaald met theatrale middelen, door microfoons als penis te gebruiken, als vuurwapen, met snoer en al als slinger van een klok, en door de vloer vol te leggen met voetpedalen voor geluidseffecten als de winkelbel, voetstappen, kabbelend water, en vooral scheten, heel veel scheten. Dat het desondanks een genietbare voorstelling is, zegt ook wat over het goede spel, van met name Tom Dewispelaere. Maar het zegt toch vooral veel over de tekst van Claus. Die blijkt al die aanslagen moeiteloos te overleven.
Een spel met werkelijkheid en illusie. Een spel met het publiek en met de theatergeschiedenis. Met filosofie en quasifilosofie. Een spel waarin Peter van den Eede niet alleen op fenomenale wijze in de huid kruipt van David Copperfield, een onvergetelijke vader van David Copperfield neerzet, honderd procent overtuigt als konijn, meer dan honderd procent overtuigt als aap, voorbeeldig de acteur Frederik gestalte geeft, die op meesterlijke wijze David Copperfield en zijn vader vertolkt, die schittert als konijn, die ontroert als aap. Wat had hij in godsnaam nog meer moeten doen om genomineerd te worden? Een imitatie van John Cleese? Een imitatie van Kees Hulst die John Cleese imiteert? Sien Eggers doet het natuurlijk ook heel goed als Claudia Schiffer, dat weet ik wel. En als de moeder van Claudia Schiffer. En als kip. Maar ik maak me nogal boos over een van de twee nominaties van jury van de VSCD Toneelprijzen voor de beste mannelijke hoofdrol. Niet die voor Hans Kesting, maar die voor die andere. Vandaar.
Geduldig luistert Jacob naar de herinneringen van zijn dementerende vrouw. Ondertussen ordent hij symbolisch haar gedachten. Omdat ze dat zelf niet meer kan. Haar opengevouwen boeken, waarmee de vloer bezaaid ligt, vouwt hij dicht, dan legt hij ze op een stapel. Langzaam. Beheerst. Totdat hij een nog maar net gemaakte stapel even vlug omver schopt. Heel even laat hij zien dat er onder zijn geduldig luisteren, geduldig helpen, en geduldig zorgen, wel degelijk ook frustratie schuilt.
Het is vanaf het begin duidelijk, en het blijft de hele voorstelling duidelijk, dat de dementerende Emma er later die dag uit zal stappen. Dat om elf uur de dokter zal komen met de spuit. We weten al meteen vanaf het begin dat Emma ervoor kiest om op tijd te zijn, de wilsonbekwaamheid voor te zijn. In het begin van de dementie, nu ze nog kan beslissen. Omdat ze al enige tijd haar boeken niet meer kan lezen, de laatste tijd de gekregen detectives ook niet meer, en omdat ze nu zelfs Nijntje niet meer goed kan volgen. Daarom wil ze dood. Daar verandert niets aan. Ze gaat niet twijfelen. Hij probeert haar niet op andere gedachten te brengen. Contact met de buitenwereld is er niet, hun enige zoon laat niks van zich horen. Ze zijn met z’n tweeën. En met z’n tweeën bereiden ze zich voor op haar dood, straks, over een paar uur.
Wat ontbreekt in De Muurspecht is een dilemma, een conflict. Dat de voorstelling desondanks het volle uur boeit, is te danken aan het acteren van Marcel Hensema. Die laat heel ingetogen de eeuwige liefde van een oude man voor zijn dementerende vrouw zien, met de trage bewegingen die bij de oude dag horen. En omdat schrijver Willem de Vlam ervoor heeft gekozen om geen ‘beren op de weg’ te laten laat komen, geen spanning in het verhaal te creëren, moeten we het daarmee doen.
Voor nieuwe recensies van RiRo moet je naar RiRoToneelrecensies. Moose sluit. Na vijftien jaar. De minirecensies, het nieuws, en de blogs zullen zichtbaar blijven en via Google te vinden. De redactie heeft ervoor gezorgd dat de site zeker nog vijf tot tien jaar als archief in de lucht blijft.