Ja, ja, ja (jubelend) en aan het eind toch nog een beetje nee. Ja voor de tekstbewerking, ja voor het spel, en ja voor het pakpapier. Want op dat lichtbruine pakpapier klinken de voetstappen van de geagiteerde Antigone ook echt geagiteerd en hoor je al aan zijn geijsbeer hoe Creon worstelt met zijn besluit. Er wordt goed geacteerd, maar aan de basis van deze geslaagde voorstelling ligt toch vooral de vlotte tekstbewerking, waarbij Hans Sibbel (Lebbis) zich vanzelfsprekend ook af en toe een grapje heeft gepermitteerd. De wachter, als Creon na een uitvoerige uitbrander eindelijk zwijgt “Dus ik kan nu gaan?”, Creon cynisch “Nee, want ik ben nog heel erg geinteresseerd in je hobbys.” Vooral de dialogen tussen de mannen (Iwan Walhain als Creon met respectievelijk Steven Stavast als spindoctor, Joris Smit als wachter, en Martijn de Rijk als zoon Haimon) zijn sterk. Daar verbleken Antigone en haar zus Ismene een beetje bij. En dan nu dat nee. Jammer dat Sibbel helemaal aan het eind toch is bezweken voor de verleidingen die een windmachine en een vloerluik bieden. Het is zijn debuut als regisseur dus het zij hem vergeven. Tenminste, als hij belooft gauw weer een klassieke tekst onder handen te nemen.
In een installatie zijn acht verhalen te zien die allemaal ongeveer een half uur duren. Na elk half uur dwalen de personages ruim tien minuten improviserend door de gangen voor ze weer naar hun kamers gaan waar de scenes opnieuw beginnen. Halverwege en aan het eind barst er een extatisch feest los waarbij alle personages aanwezig zijn. Die feesten duren twintig minuten. Tel maar op. Het lukt dus niet. Je moet zappen. Of kiezen. Dat is heel leuk of heel frustrerend. Of allebei. De voorstelling zou gaan over utopie en dystopie. Voor mij gaat het vooral over jongeren die verbeten zoeken naar contact, maar dat doen door zich terug te trekken met hun laptop. Om zich obsessief over te geven aan games bijvoorbeeld of bezeten te zoeken op datingsites. Als het maar iets virtueels is, tot de troostende arm van een robot aan toe. Niemand vindt het natuurlijk. Niet daar. Heel herkenbare verhalen over de wereld van jongeren van rond de twintig dus. Nogal traditioneel verteld, dat wel. Het bijzondere zit hem dan ook in het concept, in het geheel, in de zoektocht die je ook als toeschouwer gedwongen bent te maken, laverend tussen naar toneelstukjes kijken en een performance meemaken.
Vanavond nog een keer gegaan. Want het frustreerde me enorm dat ik niet alles heb kunnen zien. Ook de andere personages vinden het geluk natuurlijk niet in een virtuele wereld. Dat had ik kunnen weten. Ook nu zijn er momenten dat er iets van warmte doorschemert als ze hun laptop even met rust laten en hun solitaire zoektocht onderbreken om elkaar in een pauze te ontmoeten. Bijvoorbeeld als gamer Shawn langs gaat bij de door plastische chirurgie geobsedeerde Angel en ze zich samen te buiten gaan aan koekjes. Dan lijken ze heel even tevreden. Nu ik alle scenes heb gezien, valt me op hoe wisselend de kwaliteit is. Aan de ene kant scenes waarin nauwelijks iets aan de verbeelding wordt overgelaten. Aan de andere kant, de gameverslaafde Shawn, de systeembeheerster Katie Byron, scenes waarbij nog wel wat te raden overblijft. De voorstelling zal ongetwijfeld nog groeien, al is het maar omdat de superjonge acteurs zich op den duur steeds vrijer zullen gaan voelen, vooral in de intermezzi. Als je perse wilt weten hoe alle verhaallijnen, personages en scenes in elkaar grijpen, is het handig om PB in de gaten te houden. Maar belangrijk is dat natuurlijk niet.
Hoe goed bedoeld ook, het effect dat de rechtvaardigheidskoorts van Gregers Werle heeft op het gezin van zijn vriend Hjalmar is rampzalig. De waarheid kan de gezondheid ernstige schade toebrengen. Zorg er dus voor dat het zelfbedrog van wie je lief hebt in stand blijft. Dat lijkt Ibsens boodschap te zijn met De Wilde Eend. Regisseur Maaike van Langen wil dit verhaal kennelijk vooral strak en helder vertellen. Daar is niks mis mee om het maar eens popi te zeggen. Ook niet met haar keus om de acteurs een pruik op te zetten en enigszins overdreven te laten acteren. Want de gedateerde manier waarop beide heren met Hjalmars vrouw en dochter omgaan kan inderdaad wel enige relativering gebruiken. Toch ontbreekt er iets aan. Iets dat het meer maakt dan een voorstelling waar niks mis mee is. De tekstbehandeling is dik in orde. Enscenering, belichting, dat soort dingen, het komt op mij allemaal heel vakkundig over. Misschien is dat het juist wel. Dat de creativiteit vooral in de perfectionering is gaan zitten
Zoals in muziek de stiltes tussen de noten net zo belangrijk zijn als de noten zelf, zo zijn ook bij een monoloog de stiltes wezenlijk. Het kan dan ook niet anders dan dat regisseur Provily een absoluut gehoor heeft voor zulke stiltes. Want net als eerder in 4.48 Psychose is hij er ook nu in geslaagd de acteur ertoe te bewegen haast onbeweeglijkheid te blijven en daarnaast een gepast zwijgen in acht te nemen tussen zijn woorden. Over de tekst kun je van mening verschillen, die werd op verzoek van Saad El Hamus geschreven door Ko van den Bosch. Dus dat valt buiten de verantwoordelijkheid van de regisseur. Maar voor dat waar hij wel verantwoordelijk voor is, voor de manier waarop Saad El Hamus acteert en voor de evenwichtige compositie van het geheel, kan Provily wat mij betreft na vanavond genomineerd worden voor de titel ‘Meester van de Monologenregie’.
Voor een deel is dit de traditionele voorstelling die je van dit gezelschap verwacht. Weliswaar is het gelukt, door flink te schrappen in de tekst van de roman en door het tempo hoog te houden, om het verhaal ook voor niet zo met Couperus bekende toeschouwers boeiend te maken. Toch zou dat tot een wat oubollige voorstelling van dertien in een dozijn hebben geleid, met Mirjam Stolwijk als een veel te eendimensionale bitchy zus, als de andere acteurs zich niet zo voorbeeldig ondergeschikt hadden gemaakt aan de ster. Want het is Maria Kraakman in de titelrol die deze voorstelling echt de moeite waard maakt. Door de inzet van een volgspot kon het aan haar zelf worden overgelaten waar en wanneer ze op het podium (en eventueel in de zaal) wilde gaan staan, lopen, liggen of flauwvallen. Dat blijkt een goed idee van regisseur Van der Sanden. Want Maria Kraakman benut die vrijheid op formidabele wijze. Ze zet een heel overtuigende Eline Vere neer die nieuwsgierig maakt naar meer grote toneelrollen van deze toch vooral door haar werk in films bekende actrice.
Je ziet meteen wie Olga is, wie Masja en wie Irina. Al als je de zaal binnenkomt. Door de kleuren van hun kleding. Maar toch vooral door hun lichaamstaal. Een heel sterk begin. Wat wil je met drie mimers. Maar wat blijkt, ze hebben ook nog eens een heel sterke, gelaagde en moderne tekst. Met nauwelijks een woord van Tsjechov zelf. Wat de drie laten zien en horen is indrukwekkend, heel knap gedaan. Het doet volledig recht aan inhoud en sfeer van het origineel en is toch uiterst actueel en herkenbaar. Een hele fraaie voorstelling dus waarin de verveling, het smachten en het verlangen naar een ander leven op een intelligente, maar toch vermakelijke en toegankelijke manier worden verbeeld. Een aanrader.
21.00 uur Dit is geen spel.
21.05 uur De acteurs zeggen dat ze niet spelen, maar dat er vanavond met ons wordt gespeeld.
21.29 uur Drie vrouwen uit het publiek lopen het podium op
21.30 uur De acteurs laten niet merken dat ze schrikken en integreren de drie in het spel dat ze niet spelen.
21.31 uur Ze zetten de muziek hard en proberen een oplossing te bedenken.
21.36 uur We kunnen niet horen hoe ze de vrouwen overreden weer in de zaal te gaan zitten. 21.37 uur Het lukt
22.20 uur We worden uitgescholden, daarna applaudisseren we.
01.00 uur Nog steeds zijn er opgewonden toeschouwers die niet willen aanvaarden dat de acteurs speelden dat ze niet speelden
02.00 uur De laatste toeschouwers verlaten de foyer, de acteurs halen opgelucht adem, ze lachen en drinken.
02.30 uur De artistiek leider van het theater houdt een toespraak waarin hij de acteurs bedankt voor wat ze teweeg hebben gebracht.
03.00 uur Dit is geen minirecensie.
Dit nieuwe Neanderdal is niet alleen toneel spelen en toneel bespotten, het is ook nog eens een perfect uitgevoerd overzicht van stijlmiddelen. Over de voorstelling van de Warme Winkel ben ik zeer enthousiast. Onder ander door de manier waarop elementen uit het overige oeuvre van Nieuw West in de interpretatie van het zes jaar oude Neanderdal zijn verwekt. Laat ik er maar niet langer omheen draaien, ik vind wat Vincent Rietveld en Harpert Michielsen in Neanderdal laten zien briljant. De monoloog A Hard Days Night door Guido Pollemans daarentegen kan me niet boeien. Of dat komt door die keurige zwarte schoenen van de skinhead of omdat de tekst te gedateerd is, ik weet het niet, maar in deze vorm vind ik de herneming van het zestien jaar oude A Hard Days Night een overbodige voorstelling.
Een beetje eng wel om je hand door een kleine opening in een kubus te steken om zo twee dansers aan te raken die je niet kunt zien. Het blijkt de opmaat voor een voorstelling die op zoek gaat naar het punt waar moed ophoudt en overmoed begint. Een acteur en zes dansers tasten op allerlei manieren dat thema af met bewegingen en taal, waarbij ook de dansers steeds het contact met het publiek zoeken. Hoogtepunt is een truth or dare waarin een Nederlandse danseres (Caroline Simon) en een Duitse danser (Felix Marchand) elkaar tot steeds indrukwekkender improvisaties uitdagen. Alleen een avond in Groningen is echt te weinig. Deze geslaagde en toegankelijke voorstelling zou ook op de zomerfestivals te zien moeten zijn.
Geduldig luistert Jacob naar de herinneringen van zijn dementerende vrouw. Ondertussen ordent hij symbolisch haar gedachten. Omdat ze dat zelf niet meer kan. Haar opengevouwen boeken, waarmee de vloer bezaaid ligt, vouwt hij dicht, dan legt hij ze op een stapel. Langzaam. Beheerst. Totdat hij een nog maar net gemaakte stapel even vlug omver schopt. Heel even laat hij zien dat er onder zijn geduldig luisteren, geduldig helpen, en geduldig zorgen, wel degelijk ook frustratie schuilt.
Het is vanaf het begin duidelijk, en het blijft de hele voorstelling duidelijk, dat de dementerende Emma er later die dag uit zal stappen. Dat om elf uur de dokter zal komen met de spuit. We weten al meteen vanaf het begin dat Emma ervoor kiest om op tijd te zijn, de wilsonbekwaamheid voor te zijn. In het begin van de dementie, nu ze nog kan beslissen. Omdat ze al enige tijd haar boeken niet meer kan lezen, de laatste tijd de gekregen detectives ook niet meer, en omdat ze nu zelfs Nijntje niet meer goed kan volgen. Daarom wil ze dood. Daar verandert niets aan. Ze gaat niet twijfelen. Hij probeert haar niet op andere gedachten te brengen. Contact met de buitenwereld is er niet, hun enige zoon laat niks van zich horen. Ze zijn met z’n tweeën. En met z’n tweeën bereiden ze zich voor op haar dood, straks, over een paar uur.
Wat ontbreekt in De Muurspecht is een dilemma, een conflict. Dat de voorstelling desondanks het volle uur boeit, is te danken aan het acteren van Marcel Hensema. Die laat heel ingetogen de eeuwige liefde van een oude man voor zijn dementerende vrouw zien, met de trage bewegingen die bij de oude dag horen. En omdat schrijver Willem de Vlam ervoor heeft gekozen om geen ‘beren op de weg’ te laten laat komen, geen spanning in het verhaal te creëren, moeten we het daarmee doen.
Voor nieuwe recensies van RiRo moet je naar RiRoToneelrecensies. Moose sluit. Na vijftien jaar. De minirecensies, het nieuws, en de blogs zullen zichtbaar blijven en via Google te vinden. De redactie heeft ervoor gezorgd dat de site zeker nog vijf tot tien jaar als archief in de lucht blijft.