‘Om te beginnen bij het begin.’ Dat is de eerste zin van de prachtige vertaling van Hugo Claus van Under Milkwood, het hoorspel over een lentedag in Llaregyb van Dylan Thomas. De Vlaamse acteurs Jan Decleir en Koen De Sutter slagen er glansrijk in om daar ook in de schouwburg een heerlijke ode aan het woord van te maken.
Twee acteurs op het toneel voor vierenzestig personages. Dat vraagt om oplossingen. Decleir gebruikt vooral traditionele acteertechnieken. Hij verandert van houding en van stem om personages van elkaar te onderscheiden. De Sutter laat het meestal bij een subtiel variëren van de spot in zijn stem. Ik heb een lichte voorkeur voor die oplossing. Ook al omdat ik de dictie van De Sutter iets prettiger vind. Een kwestie van smaak natuurlijk.
In de publiciteit (en in de foyer na afloop) gaat de meeste aandacht uit naar Jan Decleir. Begrijpelijk. Die is nou eenmaal (in Nederland) bekender. Ik heb zelfs flink moeten zoeken om te achterhalen dat Koen De Sutter ook de verantwoordelijke is voor de regie.
Verdriet. Het verlies van een kind. Een scheiding. Nog meer verdriet dus. Zij zwelgt in eerste instantie in dat verdriet en blijft in het verleden hangen. Hij richt zich op de toekomst. De moraal van het verhaal is natuurlijk dat je in het hier en nu leeft. Met deze erg korte samenvatting doe ik geen recht aan de tekst van Lot Vekemans, dat realiseer ik me. Je kunt weliswaar regelmatig de lasnaden van het schrijven zien, toch is het (blijkbaar) een pakkende toneeltekst. Want de voorstelling boeit de volle anderhalf uur.
Volgens Hana Bobkova is een slecht geschreven toneeltekst uitstekend materiaal voor een fantasievolle, surrealistische aanpak (zie haar recensie van De City in TM van mei 2010). Zou je dat ook om kunnen draaien? Johan Simons’ regie van Gif is sober en realistisch. Mag je daaruit dus afleiden dat hij super tevreden was over de tekst van Vekemans? En dat hij daarom maar helemaal heeft afgezien van fantasie en surrealisme? Jammer (want ik hou wel van een verrassende aanpak).
Uiteindelijk is het niet de (toch wel redelijke) tekst en ook niet de (toch wel iets te degelijke) regie, maar zijn het de kwaliteiten van de acteurs die voor mij de doorslag geven. Elsie de Brauw (als ‘zij’) is meesterlijk in de manier waarop ze veranderende stemmingen verbeeldt. Maar ook Steven Van Watermeulen (als ‘hij’) staat behoorlijk zijn mannetje als het op subtiel acteren van verdriet aan komt (al is het maar door steeds op het juiste moment vochtige ogen te krijgen).
Een paar keer moet ik mezelf tijdens de voorstelling ernstig toespreken: ‘het is niet saai, het is degelijk.’ Want dat is wat Erik Whien blijkbaar wil, degelijke regies afleveren van degelijk repertoire. ‘Maar’, zeg ik dan vervolgens tegen mezelf, ‘stel nou eens dat hij bij deze tragedie van Arthur Miller de beschikking zou hebben gehad over zes topacteurs, in plaats van over twee goede, twee redelijke en twee matige. Zou ik het dan niet gewoon een goede voorstelling hebben gevonden?’
Omdat Miller zijn personages in een fictief dialect laat spreken, heeft Whien voor zijn acteurs ook een kunstmatige taal bedacht. Ze moeten consequent een aantal consonanten inslikken. Ze zeggen bijvoorbeeld steeds ‘nies’ in plaats van ‘niets’. Alle klinkers doen ze wel gewoon in het Algemeen Beschaafd Nederlands. En dat is raar. Want voor zover ik weet is het gebruiken van afwijkende klinkers wezenlijk voor dialectsprekers, en is het inslikken of juist benadrukken van medeklinkers secundair. De acteurs spreken in de voorstelling dus niet een (fictief) dialect, ze hebben een (aangeleerd) spraakgebrek.
Bruno Vanden Broecke als de fictieve pater André Vervecke, missionaris in Congo. Achter een katheder. Met een monoloog van ruim een uur en drie kwartier. Niet bepaald iets waarover ik me op voorhand verheug. Maar het wonder geschiedt: geen seconde verslapt mijn aandacht, op geen enkel moment raak ik afgeleid. Daarvoor houd ik, behalve de fenomenaal acterende Vanden Broecke, ook schrijver David Van Reybroeck (en natuurlijk regisseur Raven Ruëll) verantwoordelijk.
De tekst van Van Reybroeck is jaloersmakend goed. Hoe hij verschillende verhaallijnen (oorlogen in Congo, het dagelijks leven daar, de tegenstellingen met het huidige Vlaanderen, de beslommeringen van een missionaris in Afrika, het relativeren van godsdienstige dogmatische opvattingen, enzovoorts, enzovoorts) in een voortdurend meanderende structuur heeft gekregen, de prachtige cadans die dat oplevert.
En dan toch weer Vanden Broecke. Elk woord, elk gebaar van hem is perfect. Met het meest basale theater dat er is, het woord, een monoloog, betovert hij het publiek. Dat het ene moment ruimte krijgt voor een bescheiden lach en op andere momenten muisstil is van ontroering. Chapeau!
Het begint vrij onschuldig. Vijf mannen op het toneel, onbeweeglijk. Vier in hun blote piemel, één in een rode damesonderbroek. Even later weer iets roods en onschuldigs: een verhaal over een schattig rood klein visje. Het wordt al een stuk heftiger als Kokoschka in een brief aan ‘lieve juffrouw M’ opsomt wat er allemaal niet deugt aan de door die juffrouw vervaardigde pop (van Alma Mahler). Na zo’n half uur gaat het echt goed los: er breekt een kakofonie van gescheld en getier uit die eindigt in ‘Wij zijn het vlammend wiel’.
Scènes buitelen vervolgens in hoog tempo over elkaar heen. Mierenhopen ontploffen, luiken gaan open, en poppenmaakster juffrouw M krijgt het nog een paar keer stevig te verduren. Ondertussen verstoren de acteurs met enige regelmaat hun eigen voorstelling. Zo gaat Jeroen de Man (en gaan later ook anderen) tijdens een monoloog van Mara van Vlijmen (over ‘De Vrouw’) met een toeschouwer op de voorste rij in gesprek. Zo hard dat je er door wordt afgeleid, maar ook zo gedempt dat je net niet kunt volgen waar ze het over hebben. Heel storend. Mooi vind ik dat.
Het krachtigst is de voorstelling als eerst een werk van Kokoschka wordt verbeeld om de scène van daaruit op te bouwen. Minder vind ik het als dat doorbroken wordt, bijvoorbeeld als Marien Jongewaard met Amsterdamse tongval (we zijn in het Gemeentemuseum in Den Haag) een museumbeveiliger doet die ons uitlegt wat expressionisme is.
Er valt veel te genieten. Toch overtuigt de voorstelling me niet helemaal.
Het eerste deel van Rail Gourmet is een van de hoogtepunten van dit seizoen. Een ontzettend goed acterende Wine Dierickx legt samen met muzikant Jens Boutterly laag op laag op laag in een in briefvorm verteld verhaal van Annelies Verbeke. De tekst van Verbeke is sterk, maar Dierickx en Boutterly voegen er door hun spel zoveel extra’s aan toe (de muzikant niet alleen met muziek maar ook met handelingen) dat ik toch denk dat het vooral de verdienste van Wunderbaum is dat ik hier zo van onder de indruk ben.
In het tweede deel, het gesprek tussen Robert en Rebecca, houdt muzikant Boutterly zich afzijdig. Dat is een behoorlijke stijlbreuk. De tekst van Verbeke is in dit deel ook nogal traditioneel en voorspelbaar (relatieproblemen van een echtpaar) en die wordt door Maartje Remmers en Walter Bart dan ook nog eens traditioneel gespeeld. De tekst van Verbeke moet het nu vooral op eigen kracht doen. En zo goed blijkt die dan toch niet te zijn.
Het derde en laatste deel vind ik weer wel geslaagd. De muzikant doet (gelukkig) weer zijn duit in het zakje, en ook enscenering en spel voegen weer het nodige toe aan tekst.
Alleen al vanwege dat eerste deel was een bezoek aan deze voorstelling absoluut de moeite waard.
Kuno Bakker (Dood Paard) en Jorn Heijdenrijk (Discordia) vormen een heerlijk theaterduo. Dat is voor mij na twee voorstellingen wel duidelijk. Deze keer krijgen we zelfs nog meer slapstick te zien dan in Mannetje met de lange lul, hun eerste samenwerking. Zonder dat dat ten koste gaat van de intelligentie van de voorstelling overigens.
De clowneske bewegingen van Bakker en vooral Heijdenrijk doen me af en toe denken aan theaterclowns als Carlo en Alberto Colombaioni. Bij de schitterend uitgevoerde ‘eerste podiumlanding’ in Plenty Coups komen flarden herinneringen boven aan het theater van maanlander Neil Armstrong. En bij de ‘zoektocht naar het licht’ schieten beelden uit de queeste in de film La Guerre du Feu aan me voorbij. Veel hangt in het eerste deel van Plenty Coups natuurlijk af van timing. Maar dat doen Bakker en Heijdenrijk perfect.
Als na zo’n vijfenveertig minuten alles wat ze op de vloer willen hebben ook daadwerkelijk op de vloer ligt, komen de jongensfantasieën los. Eerst een uitgebreid relaas over indianen die vijandige indianen bevechten, dan sappige herinneringen aan een willig meisje in een hotel. Dat tweede verhaal begint een beetje ranzig. Maar gelukkig blijkt ook dat op den duur toch ook gewoon een indianenverhaal te zijn.
Ze zijn heel goed, Jorn en Kuno samen. Na twee voorstellingen ben ik al fan.
In elke voorstelling van elk theatergezelschap maken acteurs behalve van hun stem ook in meer of mindere mate gebruik van lichaamstaal. Maar bijna nooit wordt de taal van het lichaam zo fraai ingezet om extra betekenislagen en contrapunten te creëren als in De City. De acteurs hebben zelfs allemaal een eigen double, een mimer, die in ongeveer dezelfde kleding als de acteur, en met uitsluitend lichaamstaal, gevoelens verbeeldt als de acteur zich even concentreert op het woord, op de tekst.
Omdat die lichaamsbeeldtaal, samen met de muzikaliteit, de afgewogen compositie, en de timing, deze voorstelling zoveel extra’s geeft, ligt een parallel met de regies van Suzanne Kennedy voor de hand.
Wat zou het mooi zijn als regisseur Paul Koek samen met actrice Yonina Spijker verder gaat op de lijn die ze in De City hebben uitgezet. Zou dat ook voor Kennedy en Çigdem Teke niet fijn zijn? Misschien voelen die zich dan niet meer zo eenzaam op dat voetstuk (na al die loftuitingen van de laatste maanden).
Na de recensies in de kranten had ik een slechtere voorstelling verwacht. Hein Janssen had bijvoorbeeld de tekst van De Vroedt (tekst en regie) nogal neergesabeld. Maar ook andere recensies waren niet bepaald juichend. Ik vind tekst, en ook spel, eigenlijk wel redelijk. Het zal wel een kwestie van smaak zijn, maar mij stelt de regie van De Vroedt juist teleur, die vind ik nogal voorspelbaar.
Ik heb niet het gevoel dat ik kijk naar een verhandeling over de vergrijzing in deze tijd, naar een stuk over de generatie van de babyboomers. Voor mij is het meer een voorstelling waarin (weliswaar met de nodige zestiger jaren clichés) het oud worden en het oud zijn in het algemeen (en in alle tijden) aan de orde komt. Daar kan ik natuurlijk niet ontevreden over zijn.
De Vroedt schreef zijn tekst mede op basis van improvisaties van de acteurs. Vier van die acteurs zijn zestigers. Niet zo vreemd dus dat gedateerde ideeën als de idealen van woongroepen en de rechtvaardiging van het geweld van de RAF in de voorstelling opduiken.
Helemaal niet zo gek gedaan door die krasse knarren. Maar toch een mindere voorstelling in de MightySociety reeks.
Hoofdpersoon van het boek is de Braziliaanse prostituee Maria. Die goed verdient en er op tijd mee stopt. En dan haar prins in de armen valt. De voorstelling biedt naast dat verhaal van Coelho een paar ongemakkelijke confrontaties. Onder meer met een Tsjechisch heroïnehoertje.
Malou Gorter komt op als de nog maagdelijke Maria. Met een paar muiltjes in haar hand. Even later verbeeldt Daniëlle van de Ven op een glazen levenspad alvast de innerlijke reis van de Braziliaanse op weg naar zelfverwerkelijking. Want Ola Mafaalani heeft Coelho’s bestseller gelezen als spiritueel sprookje. Daar zet ze dan, omdat het verhaal van Maria wel erg rooskleurig is, een ander veel groezeliger verhaal tegenover: de realiteit van de prostitutie in Groningen. De vervlechting van fictie en actualiteit is deze keer heel geslaagd.
Voor het probleem van de veelheid aan beschrijvingen en het nagenoeg ontbreken van dialogen heeft tekstbewerker Van den Bosch mooie oplossingen gevonden. Samen met de serene regie levert dat, vooral in de vrijscènes, ontroerend en indrukwekkend toneel op. Ook de beeldtaal van vormgever André Joosten is weer om je vingers bij af te likken. Met als hoogtepunt de op het vrouwelijk orgasme geïnspireerde golvende neonbuizen.
Een goede voorstelling dus. Gedoseerd en gevarieerd opgebouwd. Schitterend om te zien. Soms heel komisch (vooral dankzij een heel goede Joke Tjalsma), soms zo heftig of juist zo subtiel dat de zaal naar adem hapt.
Waarom dan in godsnaam die onderbrekingen door een stand-up comedien?
“Ik werd een beetje weeïg van dat boek van Coelho”, zegt Van den Bosch, “we vonden het ook teveel een vrouwenboek. En de mannen moeten toch ook mee naar de schouwburg.” (lacht)
Geduldig luistert Jacob naar de herinneringen van zijn dementerende vrouw. Ondertussen ordent hij symbolisch haar gedachten. Omdat ze dat zelf niet meer kan. Haar opengevouwen boeken, waarmee de vloer bezaaid ligt, vouwt hij dicht, dan legt hij ze op een stapel. Langzaam. Beheerst. Totdat hij een nog maar net gemaakte stapel even vlug omver schopt. Heel even laat hij zien dat er onder zijn geduldig luisteren, geduldig helpen, en geduldig zorgen, wel degelijk ook frustratie schuilt.
Het is vanaf het begin duidelijk, en het blijft de hele voorstelling duidelijk, dat de dementerende Emma er later die dag uit zal stappen. Dat om elf uur de dokter zal komen met de spuit. We weten al meteen vanaf het begin dat Emma ervoor kiest om op tijd te zijn, de wilsonbekwaamheid voor te zijn. In het begin van de dementie, nu ze nog kan beslissen. Omdat ze al enige tijd haar boeken niet meer kan lezen, de laatste tijd de gekregen detectives ook niet meer, en omdat ze nu zelfs Nijntje niet meer goed kan volgen. Daarom wil ze dood. Daar verandert niets aan. Ze gaat niet twijfelen. Hij probeert haar niet op andere gedachten te brengen. Contact met de buitenwereld is er niet, hun enige zoon laat niks van zich horen. Ze zijn met z’n tweeën. En met z’n tweeën bereiden ze zich voor op haar dood, straks, over een paar uur.
Wat ontbreekt in De Muurspecht is een dilemma, een conflict. Dat de voorstelling desondanks het volle uur boeit, is te danken aan het acteren van Marcel Hensema. Die laat heel ingetogen de eeuwige liefde van een oude man voor zijn dementerende vrouw zien, met de trage bewegingen die bij de oude dag horen. En omdat schrijver Willem de Vlam ervoor heeft gekozen om geen ‘beren op de weg’ te laten laat komen, geen spanning in het verhaal te creëren, moeten we het daarmee doen.
Voor nieuwe recensies van RiRo moet je naar RiRoToneelrecensies. Moose sluit. Na vijftien jaar. De minirecensies, het nieuws, en de blogs zullen zichtbaar blijven en via Google te vinden. De redactie heeft ervoor gezorgd dat de site zeker nog vijf tot tien jaar als archief in de lucht blijft.