Terug schreeuwen
Drie Weense Herfst-voorstellingen heb ik gezien van het gezelschap De Warme Winkel en wetende hoe ik deze voorstellingen heb geprezen ging ik met een plezier naar de volgende in de reeks.
‘Kokoschka Live’
Een weloverwogen stilte om dat ik me bewust ben van hoe diep theater tot mij doordringt en niet weet hoe ik moet beginnen met schrijven over het creatuur van dit tot nu toe integere gezelschap. Het enige rendier dat dit gedrocht van een voorstelling verdient is eentje waaraan zijn gewei treurig en bloederig aan zijn kop hangt omdat deze voorstelling mij zo intens furieus maakt, maar zoals waarschijnlijk al duidelijk is, niet op een positieve manier.
In deze voorstelling waarvoor Oskar Kokoschka en zijn werk ter inspiratie dienden werkt De Warme Winkel samen met de Veenfabriek, Touki Delphine, Nieuw West/Marien Jongewaard. (Misschien herinnert u zich nog mijn recensie over de voorstelling ‘Dallas’ van deze laatste genoemde psychopaat onder de theatermakers. Mijn hoop is dat alles wat ik voel te moeten schrijven voortkomt uit zijn schoot en niet uit de fijne Warme Winkel acteurs.) Deze gebundelde krachten maken expressionistisch theater waarin het ‘maken wat we voelen en waar we zin in hebben’ centraal staat. In hun blote kont rennen mensen op en om het podium, gooien met objecten omdat men toch wel weet dat het publiek zo welopgevoed is dat er geen enkele toeschouwer zal zijn die terug schreeuwt. Ook al krijgen ze iets tegen het hoofd, het publiek is het publiek en deze gooit niet terug, al helemaal niet raak. Alles slaat daarom bij me naar binnen, mijn haren staan recht overeind, ik wil schreeuwen en terug gooien, maar de normen en waarden van mijn vaste toeschouwersplek houden me tegen en daarom schreeuw ik hier terug door het besmeuren van deze voorstelling met het rijp rode van de tomaten.
Als Maria Kraakman dan uit het geweld stapt en erg dichtbij en oprecht spreekt tegen ons, het publiek, laait de hoop in alle hevigheid op. Ik klamp me vast aan het verlangen dat al het voorgaande enkel een toonbeeld van de nare kant van het leven is. Ze zal me vertellen dat zij, theatermakers, best lief zijn en dat ze ook maar naakt rond rennen omdat ze willen laten zien dat het kan en dat het ook maar menselijk is. Ze zal me vertellen dat ze wel weten dat het er afschrikwekkend uitziet met hun kleine geslachtdelen en ze zullen deze nu weer verhullen in kleding want dan weten wij toeschouwers ook wel dat ze deze bezitten en ze zullen hun stemmen wat meer intomen want ze zijn goede acteurs en hebben het helemaal niet nodig om zich te verschuilen achter geschreeuw en platitudes. Pats! Hoop verloren. Het gaat gewoon door.
Het herkenbare integere van Maria Kraakman blijkt enkel een korte glimp van hoop die al vergiftigd is vanaf het begin. Enkel een stuiptrekking van het integere maar het gif, de durf om te doen wat men wil en dat dan ook doen slaat om zich heen en neemt de voorstelling mee in haar graf. Ook ik zou durven zeggen dat ik niet bang ben voor de Ander en zijn (mogelijk negatieve) mening wanneer ik me bevind in het Walhalla van de autonome kunst, de hemel van l’art pour l’art, een wereld waarin elke gedachteloze schaap na de voorstelling op de banken staat te joelen. Men vindt dat alles moet kunnen en dit is Kunst met een gigant van een K, ook al weet men niet waarom dit goed zou moeten zijn, men zegt het dus het is zo, onomstotelijk. Binnen deze afgesloten wereld bestaan niet of nauwelijks mensen die het negatief durven te vinden. Is er überhaupt sprake van durf wanneer men door de keuze van de plaats van opvoeren al gezorgd heeft voor het vermoorden van alle gevaren?
Toen ik een plastic vis tegen mijn schouder gegooid kreeg, had ik misschien tomaten terug moeten gooien… Niet vergezeld door een schreeuw om vernieuwing, maar om een halt toe te roepen. Niet alles is onder de noemer ´vernieuwend theater´ te verantwoorden en als zelfs de zogenaamde ´culturele elite´ met de handen in het haar zit, vrees ik ineens de schifting van de overheid te kunnen begrijpen. Vermorsing van talent! Jeroen de Man, die ooit ontroerde als de held Ajax, zien we letterlijk lamgeslagen worden door een wild geschminkte medespeler die hem met een, met rode verf besmeerde, vis op zijn meermaals onnodig getoonde naakte billen slaat. Maria Kraakman, die voor haar rol in Orlando dé Theo d’Or in ontvangst mocht nemen, krijgt één enkele keer de kans te schitteren en haar talent(!) met ons te delen, als ze met haar monoloog gericht aan mevrouw M. letterlijk en figuurlijk even heel dicht bij het publiek komt. Maar de toren van verwachtingen die ze schept, wordt onnodig hard omver getrapt in deze ongestructureerde kinderspeeltuin. Vincent Rietveld krijgt de gelegenheid tot korte interactie met het publiek. Hij vertelt integer hoe hij zich de voorstelling vooraf voorgesteld had, ik vraag me af of hij zijn ‘dromen’ uit heeft zien komen. “Als liefde de motor van mijn bestaan is, is kunst de contactsleutel…” en dan is mijn hart vandaag gebroken.
In Kokoschka Live! gaat een tijdelijke vennootschap van Nederlandse theatermakers aan de slag met Oskar Kokoschka. Het is een locatievoorstelling, oorspronkelijk opgevoerd in het Gemeentemuseum Den Haag. Daar was het stuk een theatraal addendum bij een tentoonstelling rond Kandinsky en Der Blaue Reiter. In die expositie hingen dan wel geen werken van Kokoschka, maar er is een duidelijke geestverwantschap tussen de Oostenrijkse expressionist Kokoschka en deze Duitse kunstbeweging.
De voorstelling wordt hernomen in Antwerpen, in het kader van het Theaterfestival. Niet op een klassiek podium maar in het M HKA, in de geest van de eerste opvoering dus. In één van de steriele witte zalen van het museum staat een geïmproviseerd podium. Aan beide zijden daarvan zitten de acteurs bij aanvang van het stuk zichzelf te schminken. Ze gebruiken schilderijen van Kokoschka als leidraad.
Een geheugensteuntje. Oskar Kokoschka was een Oostenrijks kunstenaar. In de jaren net vóór de eerste wereldoorlog en tijdens het interbellum maakte hij naam met expressionistische schilderijen en grafiek. Hij was ook landschapsschilder, maar vooral zijn portretten spreken tot de verbeelding. Verwrongen, getormenteerde koppen en lichamen in felle kleuren. De waanzin van Van Gogh, de kleuren van de fauvisten en de kronkelende lijnvoering van Egon Schiele. Kokoschka overleed in 1980 op hoge leeftijd, maar in Kokoschka Live! wil men hem met theatrale middelen weer tot leven wekken.
Gelukkig zette Kokoschka, naast het penseel, ook vaak de pen op papier. Hij schreef meerdere theaterteksten, en hield er ook een uitgebreide briefwisseling op na. De theatermakers grasduinen gretig in die teksten om de voorstelling te stofferen.
Neem de allereerste scène. Dat is een verbeelding van Die träumenden Knaben, een gedicht van Kokoschka’s hand dat hij ook zelf illustreerde met lithografieën. Dat hoef je niet te weten, want de acteurs vertellen het expliciet. Tot twee maal toe: je krijgt bij de eerste scène de handleiding vooraf binnengelepeld. Wat volgt is een tableau vivant met een vijftal naakte mannen, beschilderd zoals ook Kokoschka zijn modellen op doek zette. Ze brengen het gedicht in een slow motion choreografie, gevangen in het vale licht van een overhead projector. Dit ziekelijk licht, met sterke slagschaduwen, geeft het geheel een doodse aanblik.
Hoe lang duurt een schilderij? Dat vraag je jezelf af na een paar minuten. Want dit is een oppervlakkige vertaaloefening, van één artistieke drager naar een andere. Van het blad (poëzie en litho) naar de planken (het toneel). Het is een charmant en bijwijlen zelfs grappig formeel spelletje. Maar het gedicht en de steendrukken op deze manier nieuw leven inblazen, dat lijkt weinig relevant.
Het duurt dan ook niet lang of de acteurs worden vanuit de zaal op boegeroep onthaald. Niet door het publiek (daar zijn wij theaterkijkers veel te braaf voor) maar door hun eigen collega’s, die dan maar onze rol van kritisch publiek waarnemen. Er wordt heen en weer geschreeuwd. De acteurs slingeren het publiek verwijten toe. Ze eisen ons begrip, onze steun voor de artistieke risico’s die ze nemen. De hele woordenwisseling loopt volledig uit de hand. Het al rommelige theaterbeeld wordt tot een oorlogszone herschapen. Allerlei kleurrijke figuren nemen het podium en de zaal in. De bloedloze openingsbeelden zijn snel vergeten bij de aanblik van dit pandemonium, dit rariteitenkabinet, deze low budget versie van een boze droom van Terry Gilliam. Het is duidelijk: de expressionistische, anarchistische geest van Kokoschka is in de acteurs gevaren. De voorstelling kijkt van dit moment af niet meer achterom en dendert verder. Ook al is er nog af en toe wat expliciete biografische duiding, de nadruk ligt nu veel meer op een vitalistische beleving van het oeuvre van Kokoschka.
De vraagstelling verandert meteen radicaal. Hoe lang duurt een schilder? Dat is het tweede onderzoek dat de voorstelling voert. De theatermakers proberen de opvattingen van de kunstenaar Kokoschka te vertalen naar het hedendaags toneel. Zijn vitalisme, zijn tegendraadsheid, zijn expressiviteit en vernieuwingsdrang. Kunnen theatermakers vandaag nog iets opsteken van Kokoschka?
Oude artistieke opvattingen aan de actualiteit toetsen lijkt meer relevant dan het louter hertalen van oude beelden. Al kan de voorstelling ook met deze denkoefening niet altijd overtuigen.
Misschien zit de vormelijke keuze daar voor iets tussen. Kokoschka Live! hanteert de theatermiddelen van het begin van vorige eeuw. Ouderwetse theaterspots en een klassiek rood gordijn. Bordkartonnen decors en figuren: uitvergrote reproducties van Kokoschka’s tekeningen voor de Wiener Werkstätte. De replieken worden vaak gedeclameerd, niet geacteerd. Deze vormelijke keuzes plaatsen de voorstelling in een welomschreven historisch kader. Dat is een extra horde om de hedendaagse relevantie te ontdekken.
Die relevantie is er, maar we moeten ze op andere plekken in de voorstelling zoeken. In twee erg knappe monologen van acteur Marien Jongewaard: hij stelt met de woorden van Kokoschka onze moderne theaterblik in vraag. Tijdens zijn alleenspraak vallen de ouderwetse toeters en bellen weg. Alleen dan wegen de woorden door.
Maar geen gezeur. Het transponeren van Kokoschka’s expressionistische opvattingen naar het toneel levert een bijzonder onderhoudende en grappige avond op. Een frisse wind die meer dan welkom is in de klinische museale omgeving van het M HKA. Een museum is waar kunst komt om te sterven. Kokoschka Live! brengt op zijn minst terug leven in de tent.
Het leven van Kokoschka, dat sijpelt het best door in zijn brieven. Tot drie keer toe krijgen we uittreksels te horen van zijn briefwisseling met Hermine Moos. Zij was een poppenmaakster: Kokoschka bestelde bij haar een levensgrote vrouwenpop die als schildersmodel moest dienen.
Maar de pop voldoet nooit aan zijn eisen. In pijnlijk lange en gedetailleerde brieven schetst Kokoschka het ideaalbeeld waaraan de pop moet voldoen. Elke huidsplooi, elke zenuw beschrijft hij. Zijn aandringen op anatomische perfectie klinkt erg ironisch als je aan zijn vervormde portretten denkt. Het zijn verstilde momenten in de voorstelling. Momenten die je een blik gunnen op de maniakale zoektocht van Kokoschka naar een ideaal. In deze brieven leren we hem kennen als mens, eerder dan als kunstenaar of kunstdenker.
Is het toevallig dat net deze momenten het meest resoneren? Dat net deze kleine artistieke besognes het meest raken, en niet de grote kunsttheorieën? Nee. Want langer dan een schilderij, langer dan een schilder, duurt een mens.
Het begint vrij onschuldig. Vijf mannen op het toneel, onbeweeglijk. Vier in hun blote piemel, één in een rode damesonderbroek. Even later weer iets roods en onschuldigs: een verhaal over een schattig rood klein visje. Het wordt al een stuk heftiger als Kokoschka in een brief aan ‘lieve juffrouw M’ opsomt wat er allemaal niet deugt aan de door die juffrouw vervaardigde pop (van Alma Mahler). Na zo’n half uur gaat het echt goed los: er breekt een kakofonie van gescheld en getier uit die eindigt in ‘Wij zijn het vlammend wiel’.
Scènes buitelen vervolgens in hoog tempo over elkaar heen. Mierenhopen ontploffen, luiken gaan open, en poppenmaakster juffrouw M krijgt het nog een paar keer stevig te verduren. Ondertussen verstoren de acteurs met enige regelmaat hun eigen voorstelling. Zo gaat Jeroen de Man (en gaan later ook anderen) tijdens een monoloog van Mara van Vlijmen (over ‘De Vrouw’) met een toeschouwer op de voorste rij in gesprek. Zo hard dat je er door wordt afgeleid, maar ook zo gedempt dat je net niet kunt volgen waar ze het over hebben. Heel storend. Mooi vind ik dat.
Het krachtigst is de voorstelling als eerst een werk van Kokoschka wordt verbeeld om de scène van daaruit op te bouwen. Minder vind ik het als dat doorbroken wordt, bijvoorbeeld als Marien Jongewaard met Amsterdamse tongval (we zijn in het Gemeentemuseum in Den Haag) een museumbeveiliger doet die ons uitlegt wat expressionisme is.
Er valt veel te genieten. Toch overtuigt de voorstelling me niet helemaal.