Dit was mooi, dit was zonder woorden, dit was ook triest en dit had ook de ondergaande zon. Waardig opvolger van Het Mensenmuseum. Niet missen.
De lokaties zijn natuurlijk het leuke van Oerol, maar niet zaligmakend. Reuze gezellig hoor met z’n allen in een scheepsruim naar een dansvoorstelling kijken, maar met een podium van nog geen halve meter hoog, is het vooral leuk voor mensen op de eerste drie rijen. Dat deert in dit geval wat minder, want de Franse barokdans was, voorzover te zien, vooral aandoenlijk en ontbeerde nogal wat niveau. Dat de voorstelling niet echt vervelend werd kwam dan ook vooral vanwege de live uitgevoerde barokmuziek (twee geweien) die eigenlijk ook dicht bij de Renaissancemuziek kwam. Het ensemble speelde onder meer op een prachtige luit met een enorm lange hals, spinet en fagot: fraaie instrumenten die je niet dagelijks op een podium tegenkomt en die verrassend mooie authentieke klanken voortbrengen die je makkelijk meenemen op je eigen tripje ver weg van de dans…
Tegen de schemering aan staan we aan de rand van het bos. Op een duintop verschijnt een vrouw in een wit gewaad met een witte parasol. Ze zingt woordeloze zang die met een minuscuul versterkertje op haar rug een enorme reikwijdte heeft. Een man op een brommertje komt voorbij met achter op een filmprojector. Steeds meer figuren in het wit verschijnen op de duintoppen. We lopen het grote donkere bos in. Overal verschijnen projecties. Op doeken, op bomen, op acteurs. Opeens begint het uit een van de parasolstellages te regenen. Even later zien we op een grote tent gemaakt van wat een reusachtig laken lijkt, een vaag schimmenspel. Als we doorlopen -het is inmiddels pikdonker- zien we een sprookjesachtige reeks blauwelichtpunten op de grond, tientallen meters lang. Een danseres draait rond weer een andere parasol en verderop begint een bandje rockmuziek te spelen. En zo gaat het nog een tijdje door. Al weer zo’n plaatjes-kijk-voorstelling? Jazeker, maar het geheel imponeert toch vanwege vele fraaie vondsten zoals de ‘straatlantaarns’ die langzaam heen en weer bewogen worden door acteurs en een soort duinstraat met mooi licht en verrassende geluidseffecten teweeg brengen. Het geheel is groots opgezet en daarmee toch niet weer het zoveelste vrijblijvende zogenaamde ‘visuele spektakel’, waarmee vaak een hoop onduidelijk gedoe wordt gelegitimeerd in dit theatergenre. De vele hectares bos die Groupe Zur zich heeft toebedeeld, leveren wel een mooie soms bijna hallucinerende trip op.
De installatie van deze Belgische Marokkaan die we eerder in de hoek van Victoria en CdelaB konden zien schitteren, wil een soort persoonlijke reconstructie zijn van Mekka. Je ziet allerhande prullaria en een zootje tv-schermen waarop vage filmpjes te zien zijn. Als je erg veel moeite doet, schijn je er een soort lijn in te kunnen ontdekken…
Vorig jaar waren ze ook op Oerol en dit jaar zijn ze opnieuw te gast met wederom een bewerking van een filmscenario van Marcel Pagnol. Wat een feest, deze voorstelling! In sappig, goed verstaanbaar Vlaams ontrolt zich het verhaal van een scharensliep die zijn vrouw kwijtraakt aan een simpele, innemende boer. Het verhaal is zeer eenvoudig, primitief zelfs, maar dat irriteert geen moment. Dat komt vooral door het gigantische gebrek aan pretenties en het zinderende spelplezier waarme de acteurs op het toneeltje staan. En wat kunnen ze mooi spelen, deze Vlamingen. Sinds de Wilde-voorstelling die ze met het Barre Land maakten zijn ze wat bekender in ons land. En terecht, het is een heerlijke troupe. De laatste woorden in Nagras zijn: kom zullen we lekker gaan eten? En dan mogen we midden in het bos met z’n tweehonderden aan lange gedekte tafels plaatsnemen. Twee sneetjes brood, geitekaas, jam en rode wijn. De vijf acteurs bedienen je zelf. En dat twee keer op een dag, tien dagen lang. Hartverwarmend!
Eerst hangen we in een lounge in een weiland met thee en Friese dumkes. Dan haalt Kees Roorda ons op. We lopen vijftig meter in de richting van een wit met lakens gebouwd huisje zonder dak met vier kamers. “Nu mag je niet meer praten” zegt Kees tegen mij en hij zegt nog iets tegen mijn gezelschap dat ik niet hoor. We komen in een kamertje met een tafel met twee stoelen en in de hoek een fauteuil. Mirjam moet op de fauteuil en ik tegenover de vrouw aan tafel. Ze kijkt me indringend aan en begint te zeggen dat ik op Hait lijk. Waar ik toch geweest ben al die jaren. En dat ik er zo goed uitzie. Ik voel me wat ongemakkelijk. Ik begrijp dat ik het personage ben geworden waar het allemaal om draait. Ik kan niet meer passief zijn, maar weet me geen raad met enige vorm van activiteit. Dus houd ik me vast aan Kees’ woorden vooraf en blijf kijken. Even later zitten we in een andere kamer. Daar staat mijn broer. Na wat vriendelijke woorden meldt hij opeens dat ik niet welkom ben. Nadat ik ook bij zus en pa geweest ben is mij op wel heel erg indringende wijze duidelijk geworden welk drama zich in dit gezin heeft afgespeeld. Dat pa gespeeld wordt door Gerardjan Reijnders voegt ook nog eens een dimensie toe. Alles aan Finster Stimmen is goed: de lokatie, ver weg van alle Oeroldrukte op het uiterste puntje van Terschelling; een mooi aangrijpend verhaal; een origineel idee dat ook nog eens op indrukwekkende wijze gespeeld wordt. Wat kan theater toch mooi zijn. Ik word er helemaal blij van, hoe treurig het ook was…
Een duinpan met een fraai bouwwerk van boomtakken dat onvermijdelijk associaties met Don Quijote oproept. Het opkomen van een overtuigend volle maan zet de omgeving in een prachtige gloed. Veel meer moois valt er niet te vertellen. De Oerolkrant beloofde ons een verhaal over een molenaar die op drift raakt als hij de wind wil gaan vangen en opslaan. Al na enkele minuten begrijpen we niet meer zo goed waar we naar kijken. De molenaar lijkt op Theo van Thea en een van de twee in beige outfit gestoken knechten beweegt fraai. Een ander clownesk figuur detoneert volledig. Het duurt veel te lang en is veel te vaag. De muziek is chilling en de plek prachtig. Maar dat is niet genoeg.
Jonge mensen storten zich op volkstoneel en dan nog wel de klassiekste van de klassieken. Spannend, benieuwd wat ze daarmee gaan doen. Ook hier is de lokatie weer een belangrijk element. De voorstelling is in een schuurtje op een klein weiland met tegenover ons een majestueuze duinenrij. Terwijl we wachten voor het schuurtje zien we opeens een troep acteurs op de duintoppen. Alsof ze zo de zee zijn uitgelopen. Gewapend met accordeon, een contrabas met wieltje, en wat trommels en deksels komen ze op ons af onderwijl aanstekelijk “Daar was laatst een meisje loos” zingend. Eenmaal in het schuurtje gezeten blijkt het acteertalent van dit jonge gezelschap wel schril af te steken bij die ene routinier die ze hebben gestrikt. Joke Tjalsma als Kniertje krijgt hoegenaamd geen tegenspel, waardoor de voorstelling uit balans raakt. Anderhalf uur later zijn Kniertjes zonen Geert en Barend dood en blijkt de voorstelling een sympahieke maar niet geheel geslaagde poging te zijn om volkstoneel nieuw leven in te blazen. Ga eens bij jullie collega’s van De Onderneming kijken, denk je dan. Een strakkere spelregie zou de voorstelling kunnen opkrikken. Wel mooi is de vondst die we zien bij het verlaten van het schuurtje waarbij we weer tegen de duinen aankijken. Er staan nu twee gigantische kruizen op.
Lieve voorstelling diep in het bos over de onmogelijkheid van liefde tussen een klein vrouwtje in een op maat passend huis met een lange stoethaspel van een man. Verzorgd, fantasievol.
Natuurlijk, Tjaslma glorieert als Kniertje, maar vlak Flip Filz als reder Bos en vooral Lard Adrian als Barendje niet uit. Enscenering blaast stof van toch zwaar stuk en is op de beste momenten tragikomisch.
Een try-out die veel te lang duurde joeg in de duinen de kou in mijn botten. De projecties op water en bomen waren mooi (gewei) maar de pretentie en het matige spel niet. Vol knappe momenten maar vaag. Frans vaag…
Mijn leukste Oerol-voorstelling. Op het strand in Hoorn aan Zee staat een huisje op palen. De toeschouwers krijgen een uitklapkrukje en gaan ervoor zitten. Dan komen er allemaal mensen op gele laarzen uit de duinen. Er ligt een drenkeling in zee: die gaan ze -zeer voortvarend- redden. In het huisje wordt hij vertroeteld, maar ook uitgelachen. Ondertussen gaat de zon onder en wordt het zo mooi op het strand. Het verhaaltje dat zich vervolgens voor je neus afspeelt is grappig, maar ook triest en wreed. En het leukste: het is echt een verhaal met een begin , een eind en een clue. Dat is niet vaak zo bij locatievoorstellingen en dat maakt het voor mij nog zo veel leuker.
En weer creëren de Lunatics op geloofwaardige wijze een vreemde wereld, waarin drie bizarre wezens ronddolen. Alles klopt: de beweging, de stemmen, de pakken, de noodzaak om al die idiote prachtige handelingen uit te voeren, de muziek… Erg mooi is ook om te zien dat de schoonheid overal is: van het totaalbeeld tot in de kleinste mimiek wanneer één van de wezens plotseling vlak voor je staat. Enig minpunt is het wat mager en rammelend dramatisch verloop, dat gemakkelijk verder uitgewerkt kan worden. Wat is bijvoorbeeld de rol van die vreemde rijdende tor, die vriend nog vijand lijkt te zijn? Maar ook zonder echt conflict is deze voorstelling meer dan de moeite waard.
Herinneringen aan de kerstuitvoering van mijn zesde klas lagere school drongen zich op tijdens deze voorstelling. Een vrouw en een man trakteerden ons op een uur lang overacting en onduidelijk gehuppel. De man speelde een inboorling en die kunnen zoals bekend niet praten. Deze handicap compenseerde hij door gedurende de hele voorstelling te kijken alsof hij erg nodig moest poepen. Zijn deel van het gehuppel werd begeleid door een dame op een trommel, die in haar vrije expressie niet gehinderd werd door maat- of ritmegevoel.
Dit alles leidde nogal af van het barokkwartet, dat niet onaardig speelde. Een gewei voor die andere herinnering aan mijn lagere schooltijd: je lachen proberen in te houden.
Vier jonge mensen laten naar zich kijken, naar hun verdriet en naar hun zo herkenbare onhandige manier van met elkaars verdriet om te gaan. Dit is dichtbij-theater, spanning die ontstaat door wat de spelers allemaal niet doen. Je krijgt als toeschouwer geen enkel handvat om afstand te nemen, en dat is prachtig. Soms wordt hun onhandigheid hilarisch grappig, ongeveer zoals een alledaags woord grappig wordt wanneer je het honderd keer achter elkaar zegt. Een extra gewei voor de sterke combinatie van beweging en tekst, én een gewei voor het functioneel gebruik van film. O.a. nog te zien 25 en 26 november in de Brakke Grond.
Een hele verrassende voorstelling, confronterend, eerlijk en ontroerend. De acteurs waren bijzonder indringend. Je wordt een met de voorstelling, letterlijk meegesleurd in het verhaal. Een hele nieuwe vorm, dit verwacht je niet. In het begin durfde ik niet te kijken naar de acteurs, zo dichtbij. Je maakt letterlijk deel uit van de voorstelling en moet telkens je positie opnieuw bepalen. Ik verloor het gevoel van tijd. Na afloop verpletterd naar de Waddenzee getuurd. Mindblowing!
Dit stuk werd mij door veel mensen aangeraden en ik snap geloof ik ook wel waarom. Je ziet eraan af dat het degelijk Theater is. De acteurs zijn goed en ze hebben het stuk gebaseerd op een klassieker (Woyzeck) en verweven met eigen teksten, liedjes, verkleedpartijen, dansen enzo. Op het schoolbord kun je de opzet van de voorstelling precies volgen. Het speelt zich naar goed Oerols gebruik af in een schuurtje, je zit in een soort cafe-opstelling en de acteurs lopen af en toe ook rond. Geweien dus voor de goede acteurs en de mooie ambiance, maar jammer genoeg wel een blikje voor het te vage verhaal.
Dit was best wel een mooie voorstelling, gebaseerd op de Titaantjes. Je kunt zien dat ze hem op Terschelling gemaakt hebben: er hangen schilderingen van het landschap, op de muren hangen teksten uit Titaantjes etc. Het stuk wordt gespeeld door vier mannen: een daarvan blinkt echt uit (Paul van der Laan, bekend van Bambie, de bambie-invloeden zijn dan ook goed zichtbaar). De anderen acteren gewoon wat minder. Ondanks de krapte in het schuurtje (te veel kaartjes verkocht) en de veel te late aanvangstijd voor zo’n mooi tekststuk (23.30) heb ik er een goed gevoel aan over gehouden.
Eclipse op de langste dag van het jaar… veel prachtige plaatjes, mooie production value, goed gebruik van ruimte, licht en muziek. Waar nog wel aan gewerkt mag worden is de dramaturgie: het is nog wat vondsterig, sommige lijntjes worden niet afgemaakt, of staan onduidelijk ten opzichte van het geheel, en het eind is nogal abrupt (waarom die toren, er gebeurt weinig mee…).
Het wordt aangekondigd als dans, maar is eigenlijk meer mime. Qua structuur lijkt het begin wat rommelig, tot later blijkt dat de echte chaos nog moet komen. Veel gooi- en smijtgrappen, leuk maar er blijft niet veel van hangen.
Nog zeer schetsmatige voorstelling, maar in de tweede helft komt de samenhang er beter in. Paul van der Laan steekt flink boven de rest uit, blijkt ook met flinke lappen tekst prima uit de voeten te kunnen. Van mij mag dit nog wel verder worden uitgewerkt, tot een iets volgroeider geheel: nu al erg veel groeipotentieel.
Alle elementen die de muziek van de Kift zo intrigerend en meeslepend maken (eigengereide instrumentatie, dwingende ritmes afgewisseld met verstilling etc.) zitten ook in deze mini-opera, maar het komt niet lekker van de grond. Misschien omdat het verhaal te vaag is (zonder de begeleidende folder is er weinig van te begrijpen), of omdat er zo nadrukkelijk in gezongen wordt (al is Mariecke van der Linden een aangename toevoeging aan de Kift, sinds hun filmsamenwerking), of omdat de “liedjes” eigenlijk ontbreken. Ik weet het niet, ik had er veel van verwacht, maar er komt weinig uit.
Het is heel simpel: de muziek van deze Kift-opera is prachtig en daar blijf je voor zitten. Het verhaal is onbegrijpelijk en blijft dat ook. Mochten ze nog een keer zoiets maken dan kan het echt prachtig worden met een begrijpelijk verhaal. (Ik begreep er met de folder ook niks van).