Herinneringen aan de kerstuitvoering van mijn zesde klas lagere school drongen zich op tijdens deze voorstelling. Een vrouw en een man trakteerden ons op een uur lang overacting en onduidelijk gehuppel. De man speelde een inboorling en die kunnen zoals bekend niet praten. Deze handicap compenseerde hij door gedurende de hele voorstelling te kijken alsof hij erg nodig moest poepen. Zijn deel van het gehuppel werd begeleid door een dame op een trommel, die in haar vrije expressie niet gehinderd werd door maat- of ritmegevoel.
Dit alles leidde nogal af van het barokkwartet, dat niet onaardig speelde. Een gewei voor die andere herinnering aan mijn lagere schooltijd: je lachen proberen in te houden.
De lokaties zijn natuurlijk het leuke van Oerol, maar niet zaligmakend. Reuze gezellig hoor met z’n allen in een scheepsruim naar een dansvoorstelling kijken, maar met een podium van nog geen halve meter hoog, is het vooral leuk voor mensen op de eerste drie rijen. Dat deert in dit geval wat minder, want de Franse barokdans was, voorzover te zien, vooral aandoenlijk en ontbeerde nogal wat niveau. Dat de voorstelling niet echt vervelend werd kwam dan ook vooral vanwege de live uitgevoerde barokmuziek (twee geweien) die eigenlijk ook dicht bij de Renaissancemuziek kwam. Het ensemble speelde onder meer op een prachtige luit met een enorm lange hals, spinet en fagot: fraaie instrumenten die je niet dagelijks op een podium tegenkomt en die verrassend mooie authentieke klanken voortbrengen die je makkelijk meenemen op je eigen tripje ver weg van de dans…