Ik ben er echt helemaal stil van. En dat niet zozeer vanwege de inhoud. Want de discussies over het maatschappelijke autisme van de wetenschap en de geïsoleerdheid van de culturele elite bevallen me in Gorki’s tekst heel wat beter dan het nogal gedateerde relatiegedoe dat een groot deel van zijn stuk in beslag neemt. Desondanks ben ik na afloop van de voorstelling even helemaal sprakeloos. Zo ongelooflijk onder de indruk ben ik van wat de acteurs op het podium hebben laten zien.
Hoe Thomas Ryckewaert in zijn eentje de immanente dreiging van het volk speelt. Hoe Jacob Derwig en Wim Opbrouck in een dialoog zonder woorden twee mannen verbeelden die geen raad weten met hun gevoelens. Hoe diezelfde Jacob Derwig en Wim Opbrouck samen met Gijs Scholten van Aschat in de scènes waarin ze elkaars tegenspelers zijn nog subtieler en nog subliemer acteren dan de al zo meesterlijk spelende Elsie de Brauw, Hilde van Mieghem en Halina Reijn (ook al omdat de psychologie van de mannen bij Gorki beter uitgewerkt lijkt te zijn dan die van de vrouwen).
Ja, voor mij is dit Van Hove’s ode aan het acteren, aan het vakmanschap van de grote Nederlandse en Vlaamse acteurs van nu. In een voorstelling waarin vooral de drie mastodonten Derwig, Opbrouck en Scholten van Aschat boven zichzelf uitstijgen.
Geïnspireerd door Narziss en Goldmund van Hermann Hesse schreef Laura van Dolron een dialoog voor twee jongens. Die twee jongens, gespeeld door Dion Vincken en Steve Aernouts, beginnen de voorstelling met een samenvatting van dat boek. Dat doen ze heel komisch. Daarna zijn ze af en toe Narziss en Goldmund, maar ze spelen toch meestal dat ze Dion en Steve zijn. Waarbij ze natuurlijk alleen maar woorden gebruiken die schrijfster en regisseur Van Dolron ze in de mond heeft gelegd.
Van Dolron heeft de taal om de spanning tussen verstand en gevoel, ascese en zinnelijkheid, liefde en dood tot uitdrukking te brengen voornamelijk in en rond het hedendaags Boeddhisme gevonden. Zo gaat Steve onder het motto ‘ik ga pas spreken als ik iets voel’ veertig minuten op een stoel zitten zwijgen. Om daarna Dion uitvoerig te prijzen omdat die zich ondertussen zo kwetsbaar heeft opgesteld.
Dat kwetsbaar opstellen, die tirade van de zoekende en twijfelende Dion, is inhoudelijk zeker de moeite waard. Maar veertig minuten monoloog van een redelijke maar niet echt fantastische acteur is voor mij als verwende toneelbezoeker toch een beetje te veel van het goede (De zenmeester: ‘Je oordeelt RiRo, dat is prima, merk het op, en keer dan weer terug naar de basis, naar je ademhaling’).
De apotheose, de manier waarop de zenmeester het publiek erbij betrekt, en ook de sterfscène, vind ik dan weer wel heel sterk. Dat zijn voor mij de hoogtepunten in deze geslaagde Van Dolron voorstelling.
Wie speelt Hamlet en hoe? Ook dat is altijd de vraag. Sanne den Hartogh doet het nagenoeg zonder mimiek en zonder gestiek. Hij houdt tijdens zijn monologen zijn hoofd schuin omhoog en articuleert duidelijk en nadrukkelijk, dat is het wel zo’n beetje. Goed verstaanbaar dus (ook voor de scholieren op het tweede balkon). Een sterk contrast daarmee vormt het tegenspel van Ali Ben Horsting en Erik Whien. Dat bevalt me eigenlijk beter. Erik Whien zet als Polonius zijn gezicht en zijn lichaam juist voortdurend in. Met een ironische, droogkomische acteerstijl brengt hij daarmee de broodnodige humor in een verder vrij ernstige voorstelling.
Tekstbewerker Joeri Vos en regisseur Marcus Azzini leggen de accenten in hun Hamletop het aspect toneel over toneel en daarmee ook op het thema toneel en politiek. Behalve voor die accentuering en voor de actualisering van het taalgebruik, heeft Vos er ook voor gezorgd dat de huidige Nederlandse discussie over kunst en politiek in zijn tekst doorschemert. Dat doet hij op een slimme manier, zonder al te expliciet te worden.
Toch had Azzini wel wat meer in die tekst mogen snijden. Niet omdat tweeënhalf uur op zich zo veel is, maar omdat er voor de toeschouwers die het stuk een beetje kennen wel erg veel wordt uitgelegd. Aan de andere kant, misschien is dat juist wel prettig voor die scholieren op het tweede balkon.
Heel intelligente, maatschappijkritische, maar ook onderhoudende voorstelling waarin de kredietcrisis en een uitgebluste liefdesrelatie op een geraffineerde manier in elkaar grijpen. Een voorstelling met virtuoos geschreven en furieus gespeelde monologen over het ineenstorten van het financieel-economisch systeem, met daaraan gespiegeld én daarmee verweven zowel poëtische als absurdistische dialogen tussen een man en een vrouw met een relatiecrisis.
Voor mij zit de kracht van deze door acteurs en dansers uitgevoerde voorstelling vooral in de sterke tekst (van schrijver en regisseur Falk Richter) en in de schitterende manier waarop de acteurs (Stefan Stern in de monoloog over de lange mars door de instituties bijvoorbeeld) daarmee omgaan. Hoe de dansers (onder leiding van choreografe Anouk van Dijk) in het toneelspel en hoe de acteurs in de dans worden opgenomen bevalt me ook heel goed
Minder affiniteit heb ik met de echte dansscènes. Dat komt omdat dans voor mij een grotendeels onbegrijpelijke taal is (misschien moet ik eens naar een cursus). Na vanavond weet ik in ieder geval wel hoe je als danser het failliet van het Finanzkapitalismus uitbeeldt. Dan doe je een bontjas aan, zeg je Ich breche zusammen en laat je je langzaam op de grond glijden.
De lethargie van de zomergasten in hun datsja meer dan een eeuw geleden en de flarden van hun gesprekken passen wonderwel bij het obligaat zeulen met decorstukken door de acteurs in de voorstelling van vandaag. Want het lijkt erop dat de negen acteurs niet alleen in totaal tweeëntwintig personages spelen maar ook kunstenaars en intellectuelen van nu.
Gelukkig blijft het niet bij verveling en lethargie, want verderop in het stuk komen de boeiende dialogen. En dan wordt het echt genieten, ook van fraai acteerwerk. Zoals bijvoorbeeld bij de liefdesverklaring van Pjotr aan Varja, met een heel sterke Frank Vercruyssen en een indrukwekkende Jolente De Keersmaeker.
Toeschouwer hebben er last van als acteurs op de vloer of het podium. Rokende acteurs trekken zich daar niks van aan. Maar Damiaan De Schrijver maakt het wel erg bont. Met een sigaar in zijn mond loopt hij van de scène de zaal in, steekt de sigaar aan, en blaast de rook vervolgens in het gezicht van de toeschouwers. Toevallig precies waar ik zit.
Als dat niet tijdens de voorstelling zou zijn gebeurd, zou ik hem er op hebben aangesproken, en als dat niet zou helpen zou ik de sigaar mogelijk uit zijn mond rukken en doven. Maar een voorstelling verstoren? Dat is nogal wat. De Schrijver weet dat. En maakt er misbruik van.
Monoloog van Valentijn Dhaenens, geselecteerd in zowel het Nederlandse als het Vlaamse Theaterfestival van vorig jaar, en nu weer te zien in onder andere Utrecht en Den Haag. Achter een tafel declameert Dhaenens fragmenten uit 2500 jaar redevoeringen, die allemaal op de een een of andere manier te maken hebben met geweld of met onverdraagzaamheid, van de grafrede van Pericles, via Lumumba’s speech bij de onafhankelijkheid van Congo, tot toespraken van Bush en Bin Laden
Het meest vervreemdend en theatraal het sterkst vind ik het als Dhaenens heen en weer springt tussen de woorden van de Amerikaanse legerleider Patton en die van de Duitse minister van propaganda Goebbels. Vooral omdat hij de tekst van Goebbels ingehouden brengt en daarmee het accent legt op de inhoud en minder op de vorm. Het meest hilarisch is de xenofobe speech van Europarlementariër (en voormalig voorzitter van het Vlaams Belang) Frank Vanhecke (in niet al te best Engels) in de Verenigde Staten: ‘We are becoming foreigners in our own land’.
Een goede voorstelling. Omdat Dhaenens met zijn stem en zijn lichaamstaal de redevoeringen op een vaak verrassende manier tot leven weet te brengen. Maar toch vooral omdat de gekozen fragmenten goed laten zien dat het bij legendarische speeches uit het verleden altijd al voor een niet onbelangrijk deel om retoriek is gegaan, vaak meer dan om retorica. Wat dat betreft niets nieuws onder de zon dus.
‘We zijn een nieuwe groep, een jonge frisse groep’. Dat zegt Peter Van den Eede in het eerste deel van een trilogie waarin De Koe zich probeert te herdefinieren. In Deel 1 Wit keren de leden van de nieuwe groep terug naar de onbevangenheid van hun jeugd. We horen Van den Eede (wit overhemd, witte verf) bijvoorbeeld over zijn eerste kus, Natali Broods (maagdelijk wit jurkje) over de nieuwe keuken van haar ouders, en Willem de Wolf (kek wit colbertje) over zijn kinderjaren in Groningen.
Het zijn losse scènes, voornamelijk monologen, de drie acteurs richten zich daarin direct tot het publiek, hun enige interactieve teksten zijn opmerkingen als ‘sorry ik dacht dat je al klaar was’ (tegen elkaar) of ‘heb ik dat al verteld?’ (tot het publiek). Pas in de laatste scène, de sterkste vind ik, wijken ze daarvan af. Dan voeren de drie aan de ontbijttafel een luchtig twistgesprek waarin ze uit de losse pols Hegel, Fichte en andere filosofen citeren.
Ze zijn er alle drie goed in. In het rechtstreeks op het publiek spelen. Peter Van den Eede is er zelfs een meester in. Het is natuurlijk een effectieve manier om de toeschouwers in het verhaal te krijgen, en te houden, verleidelijk dus om zo’n vorm te herhalen en te herhalen. Maar al gauw ligt dan het verwijt ‘trucjes’ weer op de loer. Ik ben benieuwd hoe de groep in het tweede deel (Rood) en het derde (Zwart) die oude valkuil gaat vermijden.
Een voorstelling over vragen waarop geen antwoorden zijn, met twee Hamlets in één lichaam, met twee acteurs die tegelijkertijd Hamlet spelen. Daarom komen de twee meest geciteerde zinnen in deze voorstelling van Luk Perceval dan ook uit twee monden en kun je achter de tweede zin een klein vraagteken horen.
Hamlet: Sein oder nicht Sein.
Hamlet: Das ist die Frage?
Een rigoureuze bewerking maakte Perceval ervan, maar wat een schitterende bewerking! De vertaling van Gunter Senkel en Feridun Zaimoglu is al meesterlijk. De prachtige door Jens Thomas gecomponeerde en door hem zelf live uitgevoerde muziek stuwt de voorstelling voortdurend dwingend voort. Het spel van alle acteurs, zonder uitzondering, is overtuigend. En dan die donkere en dreigende enscenering, wat mooi, alleen al die wand met jassen als symbool voor de opvoeringsgeschiedenis. Ja, alles klopt. Van zo’n voorstelling word ik heel blij.
Al meteen de eerste keer dat Gijs Scholten van Aschat begint te zingen weet je het, de songs van Tom Waits gaan inderdaad heel goed samen met dit koningsdrama van Shakespeare en met de manier waarop Scholten van Aschat de titelrol speelt. Maar veel meer dan dat, veel meer dan lekkere muziek en een goed spelende en redelijk zingende hoofdrol heeft deze voorstelling eigenlijk niet te bieden.
Want van het acteren van de overige acteurs, op een enkele uitzondering na, gaat mijn hart niet echt sneller kloppen. En omdat de tekst is gebaseerd op de bestaande vertaling van Komrij, zijn er wat dat betreft ook al geen verrassingen.
Maar ik vind vooral de regie van Rümke teleurstellend. Die is nogal voor de hand liggend, waarmee de voorstelling al snel voorspelbaar wordt. En omdat ik ook geen interessante nieuwe visie kan ontdekken op wat Richard lll drijft, heb ik al met al wel een goede Gijs Scholten van Aschat gezien, maar zeker geen goede voorstelling.
Magne van den Berg schreef een subtiele tekst over genegenheid en over het verlangen om niets te hoeven. Een verhaal over een broer en een zus in het huis en vooral in het echtelijke bed van hun overleden ouders. Waarbij halverwege ‘de hem’ van de zus opduikt. Subliem geschreven. En gespeeld op een manier die van begin tot het eind raakt.
De personages praten met elkaar in de derde persoon, dat lijkt afstandelijk, maar uiteindelijk blijkt daardoor dat wat we zien en horen niet afstandelijker wordt maar juist indringender.
De broer: ‘De broer zegt: het was nooit ingewikkeld tussen ons.’
De zus: ‘De zus zegt: nee.’
De broer: ‘De broer zegt: we deden het gewoon.’
‘Tekst en handelingen lopen zoveel mogelijk niet synchroon’, schreef Magne van den Berg voor. Meestal illustreren de handelingen van de acteurs hun woorden dan ook niet, maar glijden ze er net een beetje langs. Naarmate de voorstelling vordert, blijkt hoe effectief die regieaanwijzing is, en hoe goed regisseur José Kuijpers en de acteurs ermee zijn omgegaan. Want mede door die manier van spelen behouden de intieme incestueuze gesprekken tussen broer en zus en de intieme handelingen tussen de acteurs een grote mate van zuiverheid.
Geduldig luistert Jacob naar de herinneringen van zijn dementerende vrouw. Ondertussen ordent hij symbolisch haar gedachten. Omdat ze dat zelf niet meer kan. Haar opengevouwen boeken, waarmee de vloer bezaaid ligt, vouwt hij dicht, dan legt hij ze op een stapel. Langzaam. Beheerst. Totdat hij een nog maar net gemaakte stapel even vlug omver schopt. Heel even laat hij zien dat er onder zijn geduldig luisteren, geduldig helpen, en geduldig zorgen, wel degelijk ook frustratie schuilt.
Het is vanaf het begin duidelijk, en het blijft de hele voorstelling duidelijk, dat de dementerende Emma er later die dag uit zal stappen. Dat om elf uur de dokter zal komen met de spuit. We weten al meteen vanaf het begin dat Emma ervoor kiest om op tijd te zijn, de wilsonbekwaamheid voor te zijn. In het begin van de dementie, nu ze nog kan beslissen. Omdat ze al enige tijd haar boeken niet meer kan lezen, de laatste tijd de gekregen detectives ook niet meer, en omdat ze nu zelfs Nijntje niet meer goed kan volgen. Daarom wil ze dood. Daar verandert niets aan. Ze gaat niet twijfelen. Hij probeert haar niet op andere gedachten te brengen. Contact met de buitenwereld is er niet, hun enige zoon laat niks van zich horen. Ze zijn met z’n tweeën. En met z’n tweeën bereiden ze zich voor op haar dood, straks, over een paar uur.
Wat ontbreekt in De Muurspecht is een dilemma, een conflict. Dat de voorstelling desondanks het volle uur boeit, is te danken aan het acteren van Marcel Hensema. Die laat heel ingetogen de eeuwige liefde van een oude man voor zijn dementerende vrouw zien, met de trage bewegingen die bij de oude dag horen. En omdat schrijver Willem de Vlam ervoor heeft gekozen om geen ‘beren op de weg’ te laten laat komen, geen spanning in het verhaal te creëren, moeten we het daarmee doen.
Voor nieuwe recensies van RiRo moet je naar RiRoToneelrecensies. Moose sluit. Na vijftien jaar. De minirecensies, het nieuws, en de blogs zullen zichtbaar blijven en via Google te vinden. De redactie heeft ervoor gezorgd dat de site zeker nog vijf tot tien jaar als archief in de lucht blijft.