Het Noord Nederlands Toneel komt met, volgens eigen zeggen, één van de meest gespeelde en geliefde theaterstukken in de afgelopen vierhonderd jaar. De enige enscenering van Hamlet die ik ooit zag was een filmopname van een theatervoorstelling tijdens een theatercollege. Het geroezemoes wat ik voorafgaand aan de voorstelling in mijn omgeving hoor klinkt gematigd positief. Maar zonder vooraf een woord te lezen, over deze uitvoering van Shakespeares tragedie met de oh zo bekende oneliner “to be or not to be”, neem ik nieuwsgierig plaats in de schouwburg. Grappig vind ik het dat dit typisch zo´n voorstelling is waarvan ik pas achteraf kan zeggen dat ik enthousiast ben. Ten tijde van de voorstelling kijk ik gevoelsmatig veel te lang naar een traditionele, voorspelbare Hamlet. Valt het me weer op dat ik toch echt niet alle acteurs die veelvuldig bij het NNT te zien zijn even goed vind en mis ik de ‘mooie’ momentjes (beelden, mono/dialogen etc.) Mijn teleurstelling is haast in één klap voorbij wanneer de muren van het gekkenhuis het podium (letterlijk) opgerold worden. Hamlet is waanzinnig geworden. Gek van liefde, uit op wraak en… op zoek naar de uitgang. De vraag die ik mezelf stel: wie is hier nu eigenlijk gek? Wanneer ik uit alle hoeken van de schouwburg zangstemmen hoor ervaar ik ineens wat ook Hamlet, inmiddels opgesloten in een ruimte van enkele vierkante meters, heeft moeten ervaren. Alle puzzelstukjes vallen op hun plek en al tijdens de voorstelling denk ik terug aan eerdere scenes en de aha-erlebnissen vliegen me om de oren. Te snel geoordeeld? Absoluut! Joke Tjalsma schittert in haar beide rollen, maar vooral als verpleegkundige brengt ze, als een van de weinigen, een ‘echt’ personage het toneel op. Ik ben blij dat ik Bart Klever zie in de rol van Rozenkranz en Guldenstern, want met Edo Brunner zou het totaal aan clowneske personages wel erg hoog zijn vrees ik. Een geweldige vertaalslag naar een interessant thema maakt Mafaalani met haar Hamlet, echter de uitvoering ervan levert het NNT toch één dikke, rode tomaat op.
Elke keer dat ik naar een voorstelling ga, hoop ik op zo’n moment dat ik denk ‘wauw, wat is dít goed!’. Vanavond gebeurt dat na ruim een uur, en het duurt ongeveer tien minuten. Hamlet is verbannen. Niet naar Engeland, maar naar een psychiatrische inrichting. Daar, in de isoleercel, gaat alles wat hij heeft meegemaakt tegelijkertijd door zijn hoofd. We zien zijn wanhoop in zijn bewegingen, en we horen wat er in zijn hoofd omgaat in de vorm van flarden muziek, losse zinnen (zachtjes uitgesproken door de acteurs op het podium) en losse klanken geproduceerd door koorzangers in de zaal. In die tien minuten dat alles klopt, vallen compositie (Merlijn van Twaalfhoven), toneelbeeld (Ko van den Bosch) en verhaal (Ola Mafaalani) volledig samen. Ontroerend mooi is dat.
In het ruime uur daarvoor heeft Mafaalani het verhaal op een heldere manier verteld, in een tekstbewerking die dicht bij het origineel blijft. Er wordt goed gespeeld, vooral door Wil van der Meer en Malou Gorter als koning en koningin. In de beeldtaal is dan al af en toe te zien welke keus Mafaalani maakt. De koningin (Malou Gorter) heeft bijvoorbeeld een moment van gekte als ze is afgewezen door haar zoon, ze gaat dan haar meterslange lichtblauwe sluier te lijf. Langzamerhand komen er steeds van die beelden uit de psychiatrie in de voorstelling. Rozenkranz & Guldenstern tikken tegen het einde monotoon roerend met een roerstaafje in een plastic bekertje, en Horatio schrijft zijn waanbeelden met krijt op de vloer.
Mafaalani kiest ervoor om de waanzin van Hamlet te benadrukken. Niet zozeer om haar steentje bij te dragen aan de interpretatiegeschiedenis van dit stuk denk ik, maar omdat het haar de kans geeft om én op haar manier een klassiek stuk op te voeren én om wat te vertellen over wat haar op dit moment bezighoudt. Die combinatie is deze keer redelijk geslaagd.
Waanzin, maar met Lijn
Na een aantal meer teleurstellende voorstellingen van het NNT wil ik deze Moose beginnen met opmerken dat NNT’s ‘Hamlet’ geschaard mag worden onder haar betere (Grote Zaal) voorstellingen. Vaak ben ik fan van de intieme voorstellingen die het Groningse stadsgezelschap haar publiek te bieden heeft in hun eigen Machinefabriek, maar bij het grote werk verliest het NNT zich vaak in de mogelijkheden die het theater te bieden heeft waardoor chaos geen uitzondering is.
Wanneer ik artistiek leidster en regisseur Ola Mafaalani na de voorstelling tref spreekt ze me, en ik moet haar bekennen, met plezier, dat ik haar interpretatie een behapbaar en vooral een opvallend inventieve benadering van deze prins der theaterteksten vind. Niets is hieraan gelogen, maar ik beken toch kritisch te blijven.
De thematiek die Mafaalani hier aansnijdt spreekt me persoonlijk erg aan. De compleet andere wereld die geschapen wordt door mensen met psychische problemen intrigeert me enorm, omdat het blijk geeft van een bepaalde creativiteit en een originele blik op de wereld waardoor je je meer bewust wordt van je eigen kijkwijze. Al vanaf het begin van het onderzoeksproces voor deze voorstelling, waarbij Mafaalani zichzelf liet opsluiten in een gesloten inrichting en haar bevindingen op internet plaatste, keek ik uit naar de verhalen van deze mensen. Hoewel ik deze benadering, waarbij de waanzin als één aspect van dit bekende verhaal als leidraad genomen wordt, dan ook een interessante vind, roept de voorstelling bij mij de vraag op of ‘Hamlet’ de beste tekst is om deze thematiek te behandelen. Het verhaal van de prins die zijn vader verliest door moord en wraak wil nemen op de moordenaar, zijn oom, lijkt in deze voorstelling enkel een aanleiding om het te kunnen hebben over de waanzin van het alledaagse bestaan in een psychiatrische inrichting, maar diept deze thematiek niet uit. Door de nadruk zo op de waanzin te leggen wordt het verhaal van de prins een verzinsel zoals velen en dat had ik liever nog verder doorgevoerd gezien. De ervaringen die Mafaalani heeft opgedaan in haar onderzoek had ik meer terug willen zien en omdat ‘Hamlet’ mij niet een extra laag bood had deze nog verder teruggedrongen mogen worden, al moet toegegeven worden dat het verhaal wel kundig dramaturgisch tot de kern gebracht was.
‘Hamlet’ zit vol prachtige beelden. De manier waarop de scène tussen Hamlet en de geest van zijn vader verbeeld is, waarbij Hamlet in het licht van een kaars tegen zijn eigen beeltenis spreekt, is uitzonderlijk. De steeds groter wordende infiltratie van de psychiatrische inrichting in het koningsverhaal was subtiel en de daadwerkelijke overgang naar de realiteit van deze inrichting was prachtig. De isoleercel was beklemmend en om direct over te gaan tot het acteerwerk: Joke Tjalsma was de ster van de avond. Als dubbelrol toont Tjalsma elegant en genuanceerd spel. Van een komisch gevatte Polonius weet ze onzichtbaar te transformeren in een warme en hartelijke verpleegkundige. Ook het spel van Peter van de Meulenbroecke is goed, maar hij steelt met deze ‘droomfiguur’ jammerlijk niet de show. Malou Gorter verrast daarentegen wederom. Ze speelt weer de koningin, zoals in ‘Alice in Wonderland’ en ‘Salome’, maar weigert te vervallen in de vertrouwdheid van haar eerdere rollen. Vooral in de eerste scène, de enige waardoor ik echt geroerd was, maakt Gorter de interne strijd die de koningin voert voelbaar in haar schichtige omgang met de veroordelende blikken van haar zoon.
De muziek van Merlijn Twaalfhoven is spannend en wanneer er in het publiek zelfs mensen geluiden beginnen te maken werkt dit naar mijn mening goed. Als een vrouw twee stoelen verder geluiden begint te maken vraag ik mijzelf af of ik het goed hoor of misschien ook gek word.
Een mooie voorstelling die nog beter had kunnen zijn misschien, waarin de waanzin getoond wordt met een volgbare lijn en prachtige beelden. In al deze waanzinnigheid heeft Mafaalani de, al dan niet meest directe, weg gevonden naar het verhaal dat ze wou vertellen.
Hoewel ik het van te voren wist, twee hamlet’s binnen twee weken is eigenlijk een beetje veel van het goede. Het grootste voordeel is dat ik ze lekker met elkaar kan zitten vergelijken. En dan blijkt de versie van DUS toch wel een stukje beter te zijn dan die van Oostpool. Of is het smaak? Of gewenning? Of nog iets anders?
De Utrechtse Spelen kiest voor een ontzettend simpele vormgeving. Een enorme tafel waar het publiek aan weerskanten in een soort lagerhuis bankjes plaats kan nemen. Het mag wat kosten, maar dan heb je ook wat. Dat er op zich weinig met deze opstelling wordt gedaan is een gemiste kans, maar niet meer dan dat. Want ik miste de actualiteit helemaal niet.
Het spel is goed. De spelers zijn jong en daarom meer waardering. Misschien kan het wat losser gespeeld worden, iets luchtiger. Gelukkig niet te veel dans, maar ook dat is een kwestie van smaak. De 50 minuten die Oostpool meer nodig had om alles te vertellen mistte ik bij DUS dus niet. Trouw aan de tekst en veel beeldender. Ik vermoed zelfs één van de mooiste Ophelia sterfscènes die je maar kan verzinnen.
Jammer van de kwekkende CKV scholieren achter mij, maar als het zo gaat als er gevreesd wordt, zal het de laatste generatie zijn die ooit in aanraking is gekomen met cultuur.
@eswe: Uit betrouwbare bron heb ik vernomen dat Thie de regie uit handen heeft gegeven en we missen allemaal Tanghe, toch? Zeker als je in de Paardenkathedraal zit.
De kracht van deze Hamlet zit, vind ik, vooral in Sanne den Hartogh. Zijn spel, zijn geweldige stem, zijn Hamlet.
Ik vind de kostuums schitterend en het decor mooi. Deze Hamlet begint heel licht met een praatje van Hamlet en Horatio (ook leuk) over acteren en dan een swingend begin van Claudius en Gertrude, maar hun zinderende spel zet niet door.
Ik heb een dubbel gevoel bij Polonius: aan 1 kant is het leuk om die grappige tekst te horen, aan de andere kant legt de acteur de grappigheid er, naar mijn smaak, te dik bovenop.
En ik mis de toenadering tussen Hamlet en Gertrude die wel in het stuk zit, maar hier niet. Wat ook wel weer klopt trouwens.
Ik vind het acteren wisselend van kwaliteit, Den Hartogh steekt echt met kop en schouders boven iedereen uit. Maar van die wisselende kwaliteit heb ik pas echt last helemaal aan het eind na de interessant geënsceneerde sterfscenes. De daarop volgende monoloog wordt dermate slecht gebracht dat ik er slechts met grote ergernis naar kon luisteren. Dat was een fikse domper, echt jammer, want ik was ontroerd door Den Hartogh.
Mooie tekstbewerking van Joeri Vos.
Als je een prachtige lange tafel hebt, slechts zes acteurs en geen echt goed idee, hoef je geen Hamlet te maken. De Utrechtse Spelenbaas Jos Thie, die graag mensen in de zaal krijgt die niet regelmatig naar toneel gaan, deed het toch. Acteurs zijn ook maar gewone mensen die als ze binnenkomen, eerst hun jas uitdoen. Een tafel hebben we thuis ook. Lopen doen we daar gewoonlijk niet over maar ja, wij zijn ook geen acteurs. Op zoek naar identiteit zijn ze, volgens de folder, de jongelui. Maar dat is Hamlet ook! Hij is teveel twijfelkont om iets te vinden, te bijdehand ook, en bovendien bijna net zo blauw en koud als op de poster. Wat een contrast toch met het lekkermakertje van de seizoensopening in september, toen we vergast werden op een Dirk Tanghiaanse uitbundigheid. Nu is de tafel leeg. Bijna vergeten dat to be or not to be er natuurlijk ook in zit. Wat leest u, heer? Woorden. Woorden. Woorden. Maar waar gaat het over?
Wie speelt Hamlet en hoe? Ook dat is altijd de vraag. Sanne den Hartogh doet het nagenoeg zonder mimiek en zonder gestiek. Hij houdt tijdens zijn monologen zijn hoofd schuin omhoog en articuleert duidelijk en nadrukkelijk, dat is het wel zo’n beetje. Goed verstaanbaar dus (ook voor de scholieren op het tweede balkon). Een sterk contrast daarmee vormt het tegenspel van Ali Ben Horsting en Erik Whien. Dat bevalt me eigenlijk beter. Erik Whien zet als Polonius zijn gezicht en zijn lichaam juist voortdurend in. Met een ironische, droogkomische acteerstijl brengt hij daarmee de broodnodige humor in een verder vrij ernstige voorstelling.
Tekstbewerker Joeri Vos en regisseur Marcus Azzini leggen de accenten in hun Hamletop het aspect toneel over toneel en daarmee ook op het thema toneel en politiek. Behalve voor die accentuering en voor de actualisering van het taalgebruik, heeft Vos er ook voor gezorgd dat de huidige Nederlandse discussie over kunst en politiek in zijn tekst doorschemert. Dat doet hij op een slimme manier, zonder al te expliciet te worden.
Toch had Azzini wel wat meer in die tekst mogen snijden. Niet omdat tweeënhalf uur op zich zo veel is, maar omdat er voor de toeschouwers die het stuk een beetje kennen wel erg veel wordt uitgelegd. Aan de andere kant, misschien is dat juist wel prettig voor die scholieren op het tweede balkon.