Een voorstelling over een kapel in Schagen. Ergens in Noord-Holland, op een plek waar ik niet snel heen zou gaan, toch kan het mij boeien. Omdat het slechts het startpunt was. De rest van de voorstelling was een gevolg.
Theater zonder poespas. Het is was het is en alles dat er nog niet is moet je maar aanvullen. Jammer van het stukje Dostojevski, maar de jonge acteurs wilden waarschijnlijk ‘echt’ toneelspelen. Dat hoeft niet als je een toneelstuk vertelt. Laat ons maar kijken en denken wat we willen denken.
Die vrijheid heeft regisseur Bram Huyten ons zeker gegeven. En dat is fijn. Het gebruik van licht, de ruimte en het decor, allemaal willekeurig, maar met een idee toegepast. De tekst was bij vlagen zeer goed. En met name op het einde prachtig. Ik voelde alles voordat het gezegd werd, rare ervaring, maar mooi.
Een dikke glimlach bij het einde.
In kuipstoeltjes rondom keken wij neer op een kale houten toneel. In de lucht een huis. Eronder een vrouw. De vrouw wordt geïntroduceerd en deze introductie deed mij vrezen voor een avond met niet sprekende acteurs. Maar gelukkig was het slechts de introductie, al snel kwam er vaart in toen Annelies zelf ging spreken.
In het Vlaams (maar goed verstaanbaar) vertelde ze over haar Dorp aan de hand van een maquette. Hoe ze er werd geboren, opgroeide, maar vooral waarom ze er weg ging/moest/blijft. Ze vertelde over wie er woonde en waar en wat er zoal in het dorp gebeurde. Voor aanvullende informatie konden we een boekje raadplegen, dit voegde veel humor en ook afleiding toe, werkte voor mij erg goed.
Eigenlijk gebeurde er vrij weinig in het dorp, het gebruikelijke dorpsleven. Er gebeurde veel met het dorp en dat was prachtig gedaan. Hoe het groeide, hoe de mensen dood gingen en hoe er alsmaar meer wegen bijkwamen. Ingenieus waren de wegenrollers en de pre-fabhuizen.
Vaak lijkt het alsof theatermakers iets willen zeggen. Een mening kwijt moeten. Of de wereld willen verbeteren. En als ze dat doen dan vergeten ze de buitenkant. De vorm wordt vergeten omdat de inhoud belangrijker zou zijn. Niet bij dit stuk.
Alles is tot het in het kleinste detail uitgewerkt. De robot speelstijl. De passende en goede muziek. Het oplichtende decor.
Het spel werd perfect uitgevoerd door Daan Alkemade en net even beter door Maud Dolsma. De interactie was op het eind even vreemd, maar pas toen begonnen er allemaal kwartjes te vallen. Toch vielen ze niet allemaal, dus bleef ik achter met het gevoel dat het leuk was, maar zonder inhoud.
Stel dat je leven goed geordend is. Als je leeft volgens een strak schema en dat je houvast hebt aan je dagelijkse routine die inhoud dat je regelmatig iets moet doen met een elektrisch huishoud apparaat. Misschien heb je zo je eigenaardigheden bij het hanteren van bakjes, maar zo gek is dat toch niet? Maar wat als dat strakke schema toch niet helemaal loopt zoals je het zou verwachten. Of als het schema van jou verwacht dat je iets moet gaan doen dat je eigenlijk niet wilt of durft. Zoals je huis verlaten. En wat als er opeens iets nieuws in je huis staat? Hoe pas je dat in je al bestaande levenswijze? Allemaal dilemma’s die in deze voorstelling naar voren komen. En al deze dilemma’s zorgen voor aparte en absurde situaties. Vaak verpakt in vreemde choreografieën of prachtig gevat in beelden. Beelden van mensen die verdwijnen in koelkasten en even later weer tevoorschijn komen. Beelden van langzaam spuwende wasmachines. Allemaal even goed bedacht als uitgevoerd en culminerend tot een hoogtepunt dat ik eigenlijk niet kan verklappen. Maar zo’n perfecte georganiseerde chaos dat het voelde alsof ik meedeinde in op een schip. Ik hoop alleen dat vanavond tijdens de première alle apparaten weer zo werken als ze zouden moeten werken. Hoewel ze dat tijdens deze try-out ook niet helemaal deden zoals je zou verwachten, maar dat hoorde er allemaal bij.
Een schaar als kraaiende haan. Iets dat leek op de scharnieren van een deur op een ijzeren tafeltje gelast als een soort van zwerfhonden. Een knijper, een paar hamers en een kruik als bezoekers. Een stoffen hond en een slagtand als hoofdpersoon. Dat waren de acteurs in het stuk Survival van het TamTam Objektentheater. Objecttheater zoals ik het wel kon verwachten, maar dat ik er totaal niks mee zou hebben was verrassend.
Misschien vind ik het te kinderachtig of ben ik mijn kinderlijke fantasie toch echt kwijt geraakt. Het werd allemaal prachtig goed uitgevoerd. Goed licht, passende muziek en het huisje was meer dan fantastisch gemaakt. Maar ik zie de mensen, de poppenspelers, dus wil ik dat de pop het ook ziet. Het gevoel van een omgekeerde vierde wand. Niet de mensen op het podium moeten doen alsof ik er niet ben, maar ik moet doen alsof zij er niet zijn. Daar had ik grote moeite mee.
Gelukkig werd één keer wel de speler bedankt door de slagtand met ogen. De ogen zijn voor mij belangrijk, dan herken ik iets, dan kan ik het levenloze ding leven geven in mijn fantasie. Als er geen ogen op zitten blijven het slechts voorwerpen in handen van volwassen mensen.
Is het een uitdaging? Een eer? Een traditie? Een wens?
Ik bedoel, je weet waar je aan gaat beginnen als je Gelukkige Dagen gaat spelen. Veel eigen interpretatie kan je er niet in kwijt, lichamelijk niet in ieder geval.
Je moet wel een ‘lekkere stem’ hebben, lijkt mijm tenminste. En dat heeft Leny. De tijd vloog terwijl je alleen maar kan kijken naar een vrouw in het zand. Misschien omdat er zo weinig kan bewegen, gingen mijn gedachtes alle kanten op. Naar diepere betekenissen?
Ik ben blij om te zien dat Beckett nog steeds werkt, ook in het tweede decennia van de 21e eeuw.
Een fusie en misschien was het hierdoor wel een beetje een onduidelijk welke weg dit gezelschap wil gaan bewandelen.
Een groot decor dat goed de ruimte opvulde en verdeelde, maar nauwelijks een andere functie had. Een speelstijl die erg op het publiek gericht was, we werden zelfs vriendelijk gedag gezegd als men afliep, maar alleen dan bereikten de acteurs mij. Een opluchting was de aanloop tot de toespraak, waarin er opeens niet meer in standaard dialogen gesproken werd. De toespraak zelf kan gewoon niet van Ibsen zijn geweest, te actueel, maar hierdoor ging ik wel twijfelen wat eigenlijk wel nog de originele tekst van Ibsen was.
Er waren aantal mooie toneelbeelden, zoals de decorwissel waarbij de achterwand naar beneden kwam. Echter werd ik hier afgeleid door de muziek. Ook mooi was het donkere badhuis, dit werd gelukkig lang genoeg volgehouden om enigszins in de sfeer te komen. Wat voor mijn gevoel weer veel te lang volgehouden werd was de ruziescene tussen broer en zus Stokman, met de drentelende kinderen en redactieleden ertussendoor. Een hoog ‘ik zal je nu neerslaan’ gehalte, maar er gebeurt niks.
Na 5 minuten kwam de vrouw voor mij erachter dat er iets naar beneden viel, rechts op het podium. Ik zat er al 4 minuten gebiologeerd naar te kijken, denkend wat het kon zijn en waarom het daar viel, ik hou het maar op een geintje dat de regisseur speciaal voor mensen als ik erin heeft gedaan. De verwijzing naar de bekende hoes van Velvet Underground werd door mijn buurman snel gemaakt. Voegde de muziek iets toe? Niets meer dan een aardig deuntje, intermezzo en nog meer verwarring over waar dit gezelschap geen wil gaan.
We mochten na afloop door middel van een scheurtje in het papiertje aangeven wat we ervan vonden. Ik vond het iets tussen de 6 en de 7.
Het had een 8 kunnen zijn als er niet gezongen zou worden of in ieder geval niet a capella. Het zorgde wel voor een ongemakkelijk gevoel, zoals de hele voorstelling eigenlijk, maar het was net te ongemakkelijk.
De tekst is daarentegen steengoed en sommige vondsten zijn geniaal in decor, licht en handeling zijn geniaal. De tekst is soms pijnlijk herkenbaar en ik vrees al voor het eerst volgende feest met dat soort gesprekken. Het ontbreken van licht is een groot pluspunt, zo ook de originele borrel(hapjes).
Echt sprake van een Blind Date was er niet, toch wel aangenaam verrast. Ga zo door, Sarah Moeremans! Lijkt me voor de acteurs wel lastig om applaus te ontvangen van een publiek dat de ogen afschermt van het plotselinge felle licht.
Oh nee, dacht ik toen de tekst geprojecteerd werd, niet de hele avond zelf moeten lezen. Gelukkig niet, maar wel een soort van luisterboek waarvoor je niet naar een theater hoeft te komen. De tekst begon voor mij pas te leven toen de actualiteit in de tekst sloop. Te cabaretesk voor collega RiRo, voor mij precies goed op de grens tussen moralistisch en een goedkope lach. Wel ontgaat mij nog de precieze bedoeling achter alles.
Gelukkig was er een acteur, Merijn de Jong, die de hele voorstelling aan elkaar speelde op een meer dan voortreffelijke manier. Een heerlijk begin en waarschijnlijk mooier in een volle zaal. Later als enige levend wezen in een immens leeg decor houdt hij door zijn spel, beweging en tekst de volledige aandacht vast. De engel/Beatrice en verteller telden niet als levende wezens en waren eigenlijk onderdeel van het decor.
En dat is ook het enige dat me bij zal blijven. Het decor. De beelden die even blijven staan, zodat je het goed kan zien, maar even later ook weer weggaan, vervagen en overgaan in een ander, soms nog mooier beeld. Heel simpel eigenlijk, archiefdozen in een kast en als die vallen heb je chaos. Zet er een lampje op, of laat de acteur het licht meedragen en het ziet er prachtig uit. Maar technici blijven technici, als zij op de achtergrond een klittenband lostrekken, trekt dat de aandacht.
Achteraf gezien is het eigenlijk gewoon een whodunit, maar wel in een prachige vorm. De sfeer zit er gelijk in bij de binnenkomst met de muziek. De publieksopstelling was een groot pluspunt en de stijl was strak. Dit helpt allemaal mee aan de acteerprestaties die erg goed waren voor jonge amateurs. De passie en het plezier stralen er van af. Zo kan theater gelukkig ook zijn, rauw en uit het leven gegrepen met genoeg knipogen en een duidelijk verhaal in een prachtig plot. Je moet wel je publiek mee hebben, het liefst een jong publiek dat deels kan vertalen wat je niet direct begrijpt. Echt genoten van deze voorstelling!
900 mensen zijn naar de Schouwburg van Almere gekomen. Of misschien zijn ze gelokt. Ze ging kijken naar ‘Vertellingen van 1001 nacht’ van Het Zuidelijk Toneel. Maar of ze dat laatste wisten, weet ik niet. Ik denk eerder dat de meesten kwamen voor Marc Marie Huijbregts. En dan ook een hele groep voor The Ashton Brothers. Als je die namen op de poster ziet of in het boekje of op een flyer of ergens in een tweet, dan denk je dat het misschien best wel leuk kan worden.
Het licht dimt ruim 10 minuten later dan de geplande aanvangstijd. Een spot gaat aan, regisseur Matthijs Rümke komt op het voortoneel en vertelt voor alle zekerheid nog maar even dat het de aller aller aller eerste keer is dat ze de voorstelling spelen voor publiek. De eerste try-out. Dat hij hoopt dat alle techniek zo vloeiend mogelijk loopt, maar dat er best dingen fout kunnen gaan.
Dat het dan gelijk mis gaat met de zender van Marc Marie, zodra het doek open gaat, dat is misschien de Wet van Murphy. Je roept het op je af als je van te voren gaat waarschuwen. Dat de technicus Marc Marie vervolgens zowat volledig uitkleedde was even een hilarisch moment en gelukkig kan Marc Marie daar heel goed mee omgaan. De acteurs van HZT helaas wat minder, maar daar ben je dan ook acteur voor.
Na een valse start begon het dan te draaien. Of eigenlijk te schuiven. Het decor ging op en neer. Van links naar rechts en open en dicht. Een zwart sprookjeskasteel, met overal beweging. Soms was de beweging onderdeel van de voorstelling, vaak ook was het een technicus die zo goed als (on)mogelijk ‘onzichtbaar’ zijn best deed om alles zo soepel mogelijk te schuiven. Het leidde mij af, mag ik zien wat ik zie of moet ik proberen het te negeren? Of is dit waar voor gewaarschuwd werd? En als je iets uit het midden zat, waren de zichtlijnen niet gunstig.
Marc Marie deed waar hij goed in is, namelijk verhalen vertellen en weer eens een pruik opzetten. Stond hem goed en hij deed het goed. John Buijsman (de sultan), de tegenspeler van Marc Marie heb ik niet gezien. Nouja hij stond er wel. Maar hij werd weggespeeld door Marc Marie. Het is appels met peren vergelijken, maar zo mooi dat verschil tussen een acteur en een cabaretier.
The Ashton Brothers deden de voorstelling opleven. Met een virtuoze apenact. Snel slingerend. Heen en weer en omhoog en omlaag. Met een apenorgie als gevolg. Ik vond het prachtig, maar misschien is het tegelijk de verklaring waarom er veel lege plekken waren na de pauze. Te grof of vulgair? Of was er meer aan de hand?
Na de pauze kabbelde de voorstelling rustig voort. De oudjes op twee hoog waren weer een knap staaltje van acrobatiek. Maar er was te veel te zien. Boven lag een stel een half uur te vrijen, achterop ging er iemand heel erg langzaam dood en dan stond Marc Marie op de voorgrond alles te vertellen wat we zagen. Ergens speelde er ook nog een orkestje. En dan liepen er helemaal bovenin technici de zekeringen te controleren.
Er zat heel veel in, voor elk wat wils, maar voor de ‘fans’ te weinig van waarvoor ze naar het theater waren gelokt. Stel je kwam voor MMH, dan was het ZTH gedeelte te saai en TAB te druk. En vice versa. Een duidelijk voorbeeld van verkeerde verwachtingen wekken met grote namen. Lege zalen zullen ze niet trekken, mede door die namen, maar deze voorstelling is niet (nog) goed genoeg voor volle zalen. Het is voorlopig best wel leuk. En dan ben ik nog vriendelijk.