900 mensen zijn naar de Schouwburg van Almere gekomen. Of misschien zijn ze gelokt. Ze ging kijken naar ‘Vertellingen van 1001 nacht’ van Het Zuidelijk Toneel. Maar of ze dat laatste wisten, weet ik niet. Ik denk eerder dat de meesten kwamen voor Marc Marie Huijbregts. En dan ook een hele groep voor The Ashton Brothers. Als je die namen op de poster ziet of in het boekje of op een flyer of ergens in een tweet, dan denk je dat het misschien best wel leuk kan worden.
Het licht dimt ruim 10 minuten later dan de geplande aanvangstijd. Een spot gaat aan, regisseur Matthijs Rümke komt op het voortoneel en vertelt voor alle zekerheid nog maar even dat het de aller aller aller eerste keer is dat ze de voorstelling spelen voor publiek. De eerste try-out. Dat hij hoopt dat alle techniek zo vloeiend mogelijk loopt, maar dat er best dingen fout kunnen gaan.
Dat het dan gelijk mis gaat met de zender van Marc Marie, zodra het doek open gaat, dat is misschien de Wet van Murphy. Je roept het op je af als je van te voren gaat waarschuwen. Dat de technicus Marc Marie vervolgens zowat volledig uitkleedde was even een hilarisch moment en gelukkig kan Marc Marie daar heel goed mee omgaan. De acteurs van HZT helaas wat minder, maar daar ben je dan ook acteur voor.
Na een valse start begon het dan te draaien. Of eigenlijk te schuiven. Het decor ging op en neer. Van links naar rechts en open en dicht. Een zwart sprookjeskasteel, met overal beweging. Soms was de beweging onderdeel van de voorstelling, vaak ook was het een technicus die zo goed als (on)mogelijk ‘onzichtbaar’ zijn best deed om alles zo soepel mogelijk te schuiven. Het leidde mij af, mag ik zien wat ik zie of moet ik proberen het te negeren? Of is dit waar voor gewaarschuwd werd? En als je iets uit het midden zat, waren de zichtlijnen niet gunstig.
Marc Marie deed waar hij goed in is, namelijk verhalen vertellen en weer eens een pruik opzetten. Stond hem goed en hij deed het goed. John Buijsman (de sultan), de tegenspeler van Marc Marie heb ik niet gezien. Nouja hij stond er wel. Maar hij werd weggespeeld door Marc Marie. Het is appels met peren vergelijken, maar zo mooi dat verschil tussen een acteur en een cabaretier.
The Ashton Brothers deden de voorstelling opleven. Met een virtuoze apenact. Snel slingerend. Heen en weer en omhoog en omlaag. Met een apenorgie als gevolg. Ik vond het prachtig, maar misschien is het tegelijk de verklaring waarom er veel lege plekken waren na de pauze. Te grof of vulgair? Of was er meer aan de hand?
Na de pauze kabbelde de voorstelling rustig voort. De oudjes op twee hoog waren weer een knap staaltje van acrobatiek. Maar er was te veel te zien. Boven lag een stel een half uur te vrijen, achterop ging er iemand heel erg langzaam dood en dan stond Marc Marie op de voorgrond alles te vertellen wat we zagen. Ergens speelde er ook nog een orkestje. En dan liepen er helemaal bovenin technici de zekeringen te controleren.
Er zat heel veel in, voor elk wat wils, maar voor de ‘fans’ te weinig van waarvoor ze naar het theater waren gelokt. Stel je kwam voor MMH, dan was het ZTH gedeelte te saai en TAB te druk. En vice versa. Een duidelijk voorbeeld van verkeerde verwachtingen wekken met grote namen. Lege zalen zullen ze niet trekken, mede door die namen, maar deze voorstelling is niet (nog) goed genoeg voor volle zalen. Het is voorlopig best wel leuk. En dan ben ik nog vriendelijk.
In 2003 heb ik de De Mensenhater van De Paardenkathedraal gezien. Sindsdien is dit stuk één van mijn favoriete stukken. Sindsdien noem ik mijzelf een misantroop. Sindsdien probeer ook ik zoveel mogelijk eerlijk te zijn.
Nu speelt Oostpool De Misantroop. Ik wilde het zien, mijn vader ging mee. Ik ging er heen met de vraag of het me nog steeds tot mijn favoriete stukken behoort. Het antwoord is ja.
Toen het licht nauwelijks merkbaar uitging wist ik dat ik goed zat. Dit werd een mooie avond. En toen kwam Hamlet op, ik bedoel Sanne, ik bedoel Alceste. En hij deed waar hij goed in is, lappen tekst uitspuwen alsof het geen moeite kost. Als een soort Jan Mulder. Doodeerlijk, maar met passie de wereld om je heen zeggen waar het op staat.
Regisseur Erik Whien wilde er geen ‘museumstuk’ van maken. Geen kijkje in de 17e eeuw. Dat dit onontkoombaar is als je blijft refereren naar ‘Het Hof’ is een schoonheidsfoutje. Het is een goed ensemble/repertoire uitvoering geworden, zonder veel poespas. Hoeft ook niet, want de tekst werkt op zichzelf al prachtig. Vond de schuimrubberbank eigenlijk al genoeg decor.
In de categorie ‘beetje jammer’: De maatpakken van TGA (Ze werken, maar het is zo standaard). De muziek. (Knalde er veel te hard in). Het gevoel dat het beter had kunnen zijn met betere acteurs in de bijrollen. (Maar dat ligt ook aan de rollen)
Ach. Ik moet niet zeuren. Ik heb een fijne toneelavond gehad. Genoten van de tekst, geglimlacht om het spel en trots linksgehobbyd. Oh en mijn vader, op zich geen toneelliefhebber, vond het boven verwachting leuk. (Dat is een heel groot compliment)
Beeldend locatie theater. Dat wil zeggen, ze hebben een eigen locatie bedacht/ontworpen/gebouwd en daarin zijn ze zeer succesvol op zoek gegaan naar beelden. Het heeft allemaal iets weg van een ruimteschip, en mede daardoor is vrijwel alles mogelijk in die ruimte. De ruimte is de voorstelling. Lampjes, lang naar boven lopen, acrobatische taferelen en rollende moeren. Alles kan, alles mag en als het mooi is al helemaal. De rollende moeren zijn mijn favoriet. Simpel, overweldigend en door een simpel trucje heel ontroerend tegelijk. De mannen met baarden zijn een fremdkörper in het geheel. Iets dat tijdens het repeteren waarschijnlijk bedacht is en er in is gebleven. Het past niet helemaal in de setting, maar wat past er dan wel in zo’n ruimte? Al het andere!
Een voorstelling met een thema. Een doel. Een idee. Heerlijk kijken is dat. Dat het dan ook goed en professioneel wordt uitgevoerd is dan helemaal fijn. Een vrouw met een snor (of is het man met zeer vrouwelijke kenmerken?) zit het publiek te bekijken. Zij of hij zingt ons toe. Tussendoor vraagt ze nog even of de telefoon echt uit staat van één van de toeschouwers en gaat moeiteloos verder. Zo kan het dus ook mijnheer Hofstra!
De voorstelling draait om de vraag wat een vrouw een vrouw maakt en een man een man. En wat als je geen van beide bent, of beide tegelijk? En als je mocht kiezen, blijf je dan man of zou je vrouw willen worden? Begeleid door vervreemdende choreografieën blijf je geboeid kijken naar de androgene verschijning op het kleine podium. Dan weer vrouw, dan weer bijna man of iets er tussen in. Valt deze voorstelling onder de categorie eye-opener of bevestiging van vermoedens? Ik weet het (nog) niet, wat ik wel weet is dat ik het goed vond.
Na het zien van de eerste voorstelling zei ik dat het vast niet slechter kon. Hoe ver kan je er naast zitten! De burrito die we tussen de voorstellingen aten smaakte goed, maar die smaak werd weggespoeld door een hoop bagger in de voorstelling ‘Dames en Heren’ van Hofstra en Thiry. Het begon leuk, met een filmpje over een man met een hondenkop. Of een hond op een mannenlijf. Nouja, het zag er leuk uit. Daarna volgde een lange semi-tirade van Thiry met heus wel aardige stukjes erin, maar op een gegeven moment weet je het wel. Omdat Hofstra zwijgend achter een hek zat wist je dat de tirade niet tegen ons was gericht, maar doordat hij er zat en niet reageerde kregen wij als toeschouwers ook geen enkele houvast wat we van de tirade moesten vinden.
Toen volgden er een aantal acts, trucs en gekkigheden van Hofstra. Deze vielen opvallend genoeg in goede aarde bij het groepje jongeren dat was gekomen om te lachen en dat dus ook hardop deden. Mede door de joligheid van het groepje kwam er een beetje sfeer in de slecht gevulde zaal. Ook de technici achter mij konden het waarderen. Alleen Hofstra niet. Toen er daadwerkelijk een antwoord kwam op een vraag die hij ons stelde viel hij uit naar de jongen, dat hij “even zijn bek moest” houden. Als hij het over wilde nemen, kon hij nu het podium op komen. Zo niet, werd hij vriendelijk verzocht ‘stil te blijven’.
Vreemde actie. Natuurlijk is het niet fijn om een dergelijk groepje in de zaal te hebben. Waarschijnlijk al aangeschoten en geen besef van hoe je te gedragen bij een toneelvoorstelling. Maar we hebben het over een voorstelling op de Parade. Dan moet het kort zijn, het liefst grappig of mooi om naar te kijken en dat was deze voorstelling, op het begin na, allemaal niet! Het was langdradig, onduidelijk, houterig, ouderwets. Elke act miste overtuiging of originaliteit. En dan kan je wel als startpunt hebben dat het twee variétéartiesten zijn die hun grootste succesnummer verloren zijn, maar er werd hier niet gespeeld alsof ze het niet meer konden, de acteurs waren zichzelf, onkundig om ook maar iets te presteren. Het was echt diep triest.
Hoe zei Tony Onderwater het ook al weer? ‘Een musical betekent dat er iets uit de lucht komt, iets groots, voor mijn part een paard. En dat er iets uit de grond komt, iets geinigs, iets wat men niet verwacht. En dat alles verpakt in een flinterdun flut verhaaltje.’
Kennelijk heeft Alex Klaasen goed opgelet (of juist niet?) toen hij destijds meewerkte aan ‘Brigitte de Musical’, waar Tony Onderwater een rol was van Bert Klundert. Klaasen speelde toen een rijstkorrel, nu heeft hij de hoofdrol. En dat kan hij best, een typetje. Terwijl de rest zijn of haar best doet om te acteren, te zingen en te dansen, houdt Klaasen krampachtig vol om Toon aan ons te tonen.
Toon is een typetje, de rest is een rol. Misschien dat de acteurs daarom wel als zoutzakken op het toneel staan. Zonder enig enthousiasme soms zelfs met een verveelde blik staat de rest van de cast naast Alex Klaassen. Nog minder dan een rijstkorrel, want dat was nog origineel.
Waarom een musical over Toon? Zijn liedjes en conferences doe je geen eer aan door ze na te apen. Hoe knap soms de gelijkenis ook is, neemt niet weg dat het lijkt dat je naar een persiflage zit te kijken. De gelijkenis is er slechts omdat je de conferences door en door kent. Het flinterdunne flut verhaaltje eromheen, Toon’s prive leven, is er bij gesleept als opvulling tussen de ‘kijk eens hoe goed ik de alom bekende scènes kan nadoen’ scenes. De mooie teksten van Toon passen beter in een programma als ‘Een nieuwe jas’, ook al vond Toon dat zelf niet altijd geslaagd.
Dit alles neemt niet weg dat het oude, zeer oude, publiek een feest der herkenning kon vieren. Als er brand zou zijn uitgebroken, dan had meer dan de helft gestorven omdat ze niet op tijd konden opstaan. En de andere helft omdat ze niet langs de kreupelen der aarde konden passeren. Hoog rollatorgehalte dus. Het grijze publiek klapte overigens vrolijk mee met de carnavalshits, zong zachtjes mee met ‘24 rozen’ en vulde naar hartenlust de conferences aan. Aan de grijze horde was de voorstelling dus wel besteed. Ook al aapten ze het publiek na, voor zover men zich nog kon herinneren hoe dat destijds ging.
Voor de rest was het allemaal erg goedkoop. Het decor, de kostuums en de muzikanten. Dat de pianist met bladmuziek accordeon moest gaan spelen was gewoon een belediging. Het enige dat niet goedkoop was, was het entreekaartje. Daarom wel zeer terecht dat deze voorstelling elke keer een staande ovatie krijgt met een tsunami van de walm van incontinentieluiers.
Je kan zeggen dat het allemaal al eens gedaan is. Dat het erg op Hotel Modern lijkt met de camera’s, de maquette en het oorlogsverhaal. Toch is het fijn dat er dit soort voorstellingen zijn.
Laat het vormgeven van het verhaal maar aan Rieks Swarte over en het vertellen aan Joke Tjalsma. Zet er nog een muzikant bij die in Spinvis-stijl de ruimte vult met klanken van fietswielen, koffiemolens en plastic zakjes. Dan heb je een goed uur aan live-animatie-film-schimmen-object-muziek-theater.
Met mooie vondsten als het omgekeerde watershot, de vliegtuigen en de propjes als vogels zat er trouwens genoeg originaliteit in. Na afloop nog even door het ‘museum’ mogen lopen, met 20 man publiek kon dat makkelijk.
Ook meteen het schokkendste benoemd van de avond, slechts 20 toeschouwers! Met de plannen van het huidige kabinet in het achterhoofd zou een voorstelling als deze in de toekomst niet meer gemaakt kunnen worden. Dat zou zonde zijn!
Een voorstelling waar je even over een drempel moet. Na de 3e keer dat het licht uit en aan gaat moet je of meegaan of weggaan. En ik ging mee, terwijl er 3 mensen op de eerste rij weggingen. Pas na het verhaal over de sexbioscoop, maar toch, ze verlieten voortijdig de zaal.
En toen ik eenmaal meeging was het zaak om bij te blijven. Niet dat het tempo te snel was, integendeel, het was door het knipperlicht uiterst traag, wat ook weer mooie kanten had. En zolang Raymonde de Kuyper aan het woord was kon ik bijblijven. Haar stuk over ‘exemplaar’ en over ‘hoog, breed etc.’ waren geweldig.
Ze was ook als enige niet dronken en dat is fijn. Absurdisme werkt alleen (voor mij dan) als de personages gewoon zijn en raar doen. Als iemand dronken is maak je het logischer dat ze vreemd doen en dus minder interessant. Dus ik haakte af bij de lange scène van Joke Tjalsma over vanalles en nogwat. Ik wilde gewoon op het lichtknopje drukken, duurde veel te lang.
Heus wel een vermakelijke avond, jammer van het dronken spelen.
Hoewel ik het van te voren wist, twee hamlet’s binnen twee weken is eigenlijk een beetje veel van het goede. Het grootste voordeel is dat ik ze lekker met elkaar kan zitten vergelijken. En dan blijkt de versie van DUS toch wel een stukje beter te zijn dan die van Oostpool. Of is het smaak? Of gewenning? Of nog iets anders?
De Utrechtse Spelen kiest voor een ontzettend simpele vormgeving. Een enorme tafel waar het publiek aan weerskanten in een soort lagerhuis bankjes plaats kan nemen. Het mag wat kosten, maar dan heb je ook wat. Dat er op zich weinig met deze opstelling wordt gedaan is een gemiste kans, maar niet meer dan dat. Want ik miste de actualiteit helemaal niet.
Het spel is goed. De spelers zijn jong en daarom meer waardering. Misschien kan het wat losser gespeeld worden, iets luchtiger. Gelukkig niet te veel dans, maar ook dat is een kwestie van smaak. De 50 minuten die Oostpool meer nodig had om alles te vertellen mistte ik bij DUS dus niet. Trouw aan de tekst en veel beeldender. Ik vermoed zelfs één van de mooiste Ophelia sterfscènes die je maar kan verzinnen.
Jammer van de kwekkende CKV scholieren achter mij, maar als het zo gaat als er gevreesd wordt, zal het de laatste generatie zijn die ooit in aanraking is gekomen met cultuur.
@eswe: Uit betrouwbare bron heb ik vernomen dat Thie de regie uit handen heeft gegeven en we missen allemaal Tanghe, toch? Zeker als je in de Paardenkathedraal zit.
Het was een lange zit, maar wel makkelijk vol te houden. Een Hamlet die voldoende bewerkt is om actueel te worden, maar tegelijkertijd de taal van Shakespeare weet te behouden en die zodoende te eren.
Want dat is waar je toch voor komt? Je wilt de taal horen en je laten overrompelen door de dubbelzinnige metaforen. Je wilt de zucht van opluchting horen bij het publiek als dan toch Hamlet zijn grote vraag stelt. Deze stelde hij dit keer dan gelukkig zo luchtig, dat de zucht van opluchting werd gevolgd door een tevreden glimlach.
Fijn om te kunnen zien hoe de andere acteurs zich voorbereiden, het van het zijtoneel aandachtig bekijken. Dit geeft mij de mogelijkheid om te dwalen. Maar dit is natuurlijk wel standaard tegenwoordig.
Het enige wat me wel opviel is dat alle personages buiten Hamlet overbodig waren/zijn. Deze Hamlet (Sanne den Hartogh) kon het eigenlijk wel zelf rooien (compliment?) Ook Guildenstern (Aafke Buringh) wil ik even noemen, ze heeft mij persoonlijk het meest geboeid.
Weet je, het was gewoon een goede Hamlet. Zeker voor de eerste die ik ooit heb gezien. Binnen twee weken al meteen de tweede, dan zal ik kunnen vergelijken.
900 mensen zijn naar de Schouwburg van Almere gekomen. Of misschien zijn ze gelokt. Ze ging kijken naar ‘Vertellingen van 1001 nacht’ van Het Zuidelijk Toneel. Maar of ze dat laatste wisten, weet ik niet. Ik denk eerder dat de meesten kwamen voor Marc Marie Huijbregts. En dan ook een hele groep voor The Ashton Brothers. Als je die namen op de poster ziet of in het boekje of op een flyer of ergens in een tweet, dan denk je dat het misschien best wel leuk kan worden.
Het licht dimt ruim 10 minuten later dan de geplande aanvangstijd. Een spot gaat aan, regisseur Matthijs Rümke komt op het voortoneel en vertelt voor alle zekerheid nog maar even dat het de aller aller aller eerste keer is dat ze de voorstelling spelen voor publiek. De eerste try-out. Dat hij hoopt dat alle techniek zo vloeiend mogelijk loopt, maar dat er best dingen fout kunnen gaan.
Dat het dan gelijk mis gaat met de zender van Marc Marie, zodra het doek open gaat, dat is misschien de Wet van Murphy. Je roept het op je af als je van te voren gaat waarschuwen. Dat de technicus Marc Marie vervolgens zowat volledig uitkleedde was even een hilarisch moment en gelukkig kan Marc Marie daar heel goed mee omgaan. De acteurs van HZT helaas wat minder, maar daar ben je dan ook acteur voor.
Na een valse start begon het dan te draaien. Of eigenlijk te schuiven. Het decor ging op en neer. Van links naar rechts en open en dicht. Een zwart sprookjeskasteel, met overal beweging. Soms was de beweging onderdeel van de voorstelling, vaak ook was het een technicus die zo goed als (on)mogelijk ‘onzichtbaar’ zijn best deed om alles zo soepel mogelijk te schuiven. Het leidde mij af, mag ik zien wat ik zie of moet ik proberen het te negeren? Of is dit waar voor gewaarschuwd werd? En als je iets uit het midden zat, waren de zichtlijnen niet gunstig.
Marc Marie deed waar hij goed in is, namelijk verhalen vertellen en weer eens een pruik opzetten. Stond hem goed en hij deed het goed. John Buijsman (de sultan), de tegenspeler van Marc Marie heb ik niet gezien. Nouja hij stond er wel. Maar hij werd weggespeeld door Marc Marie. Het is appels met peren vergelijken, maar zo mooi dat verschil tussen een acteur en een cabaretier.
The Ashton Brothers deden de voorstelling opleven. Met een virtuoze apenact. Snel slingerend. Heen en weer en omhoog en omlaag. Met een apenorgie als gevolg. Ik vond het prachtig, maar misschien is het tegelijk de verklaring waarom er veel lege plekken waren na de pauze. Te grof of vulgair? Of was er meer aan de hand?
Na de pauze kabbelde de voorstelling rustig voort. De oudjes op twee hoog waren weer een knap staaltje van acrobatiek. Maar er was te veel te zien. Boven lag een stel een half uur te vrijen, achterop ging er iemand heel erg langzaam dood en dan stond Marc Marie op de voorgrond alles te vertellen wat we zagen. Ergens speelde er ook nog een orkestje. En dan liepen er helemaal bovenin technici de zekeringen te controleren.
Er zat heel veel in, voor elk wat wils, maar voor de ‘fans’ te weinig van waarvoor ze naar het theater waren gelokt. Stel je kwam voor MMH, dan was het ZTH gedeelte te saai en TAB te druk. En vice versa. Een duidelijk voorbeeld van verkeerde verwachtingen wekken met grote namen. Lege zalen zullen ze niet trekken, mede door die namen, maar deze voorstelling is niet (nog) goed genoeg voor volle zalen. Het is voorlopig best wel leuk. En dan ben ik nog vriendelijk.