Een vrouw keert terug naar de kleine dorpsgemeenschap die ze jaren geleden verliet. Ze eist vergelding voor een lang vergeten gebeurtenis, verstoort de verhoudingen en brengt de dorpsbewoners in gewetensnood.Een stuk van Friedrich Dürrenmatt dat voor bloedstollende momenten kan zorgen.Kan, want regisseur Arie de Mol heeft er een luchtige avond van willen maken, compleet met een op-hoop-van-zegen-sausje.
En daarmee het stuk de nek omgedraaid.
De Mol laat de acteurs karikaturen spelen, soms met uiterst rare loopjes, er worden bekken getrokken, alles wordt flink vet neergezet. Maar ‘t ergste: er kunnen nauwelijks spanningsbogen op de vloer ontstaan omdat er met de regelmaat van de klok het publiek ingekeken moet worden.
Slaapverwekkend.
Het gewei is voor Erik van den Berge die als muzikant zorgde voor wat lichtpuntjes in deze saaie twee uren.
El Hamus zit aan een tafeltje en praat. Alleen zijn mond en ogen bewegen. Na enige tijd pakt hij een zakdoek om zijn voorhoofd af te wissen. Na een kwartier gaat hij staan. Later zit hij nog even op tafel, eerst met één bil, dan ook met het gehele zitvlak. Daarna trekt hij zijn jasje uit.
Dan zijn we al bijna een uur onderweg.
Als er zo weinig te zien is (op zijn gezicht is niets af te lezen) moet de woorden het doen. Een lange, lange reeks woorden die zinnen vormen. Het verband tussen die zinnen ontgaat me vaak.
Ik heb een buurvrouw die aan slapeloosheid lijdt. Zij zou bij El Hamus binnen vijf minuten onder zeil zijn geweest. Jammer van dat ene zinnetje, ergens halverwege, dat plots met kracht wordt uitgesproken. Dat doet zo’n hele remedie teniet.
Na vijf kwartier is het gebabbel gelukkig ten einde en kijkt het schaarse publiek elkaar aan met een blik van : waar gaat het eigenlijk over? Geen idee. Misschien moet de tekst van Ko van den Bosch eens op wat A-viertjes gezet worden, dan kunnen we het nalezen.
El Hamus lijkt in het theater niets toe te voegen. Integendeel.
Als je de beschikking hebt over geweldige dansers als Heather Ware en Marco Purcaro, om er maar eens twee te noemen, dan laat je ze dansen. Niet stukken tekst voordragen of minutenlang tussen het publiek zitten.
Helaas is dat het geval in Theriak.
Slechts af en toe zijn er stukjes dans zichtbaar en kun je de prachtige explosieve energie van Ware bewonderen of laat Purcaro zien hoe het er uit ziet als een reusachtige hand je over de vloer gooit.
Voor de rest: een kermis van lichtstanden, gedoe met publiek dat aanvankelijk ook op de vloer zit, harpiste Lavinia Meijer met een enorme pruik op en schoenen die minstens tien maten te groot zijn, publiek dat de vloer op wordt getrokken(!), kortom een voorstelling die de indruk wekt nog niet halfweg het repetitieproces te zijn.
Volgend seizoen wordt de prachtige productie Sporen weer hernomen. Iets om naar uit te zien. Daarin wordt gedanst.
Een voorstelling die heel klein en traag begint, langzaam, voorzichtig opbouwt, tot er een compleet gekkenhuis onstaat. Ga maar na: je ligt in bed en plots verschijnt er een klein lichtje dat door je slaapkamerwand schijnt. Nog niet zo verontrustend, maar als er daarna wildvreemde mannen en vrouwen bezit van jouw ruimte nemen, elkaar jouw bezittingen trachten te ontfutselen, het geweld langzaam maar zeker toeneemt, er allemaal nieuw meubilair naar binnen wordt gezeuld, dan begint je wereld er toch wel heel vreemd uit te zien. Dit alles wordt begeleid door oosteuropese en vlaamse stemgeluiden en bizarre muziek, waarvan een uitzinnige mars wel een hoogtepunt vormt.
De uitbarstingen van energie zijn groots, de gekte neemt reusachtige vormen aan. Anderhalf uur lang sleuren de spelers van Bambie je door hun exentrieke, explosieve wereld. En of er nu een blikje frisdrank ritueel geslacht wordt, of de hele vloer davert van één, alsmaar doordenderend ritme, je gaat mee.
Dat op een gegeven moment de verhaallijn een beetje verdween, neem ik maar op de koop toe.
Een van de opvallende kenmerken in het vroegere tv-werk van Schippers was het vaak onbeholpen acteerwerk. Regelmatig werden de teksten duidelijk hoorbaar opgelezen. Bij gebrek aan een autocue werden deze uitgeschreven op rollen behangpapier. Puristen vinden dit gestuntel onlosmakelijk bij het werk van Schippers horen. Zij moeten naar Wuivend Graan. Acteurs als Nelly Frijda, Titus Muizelaar en Kees Hulst laten zien dat zij wel degelijk iets toevoegen aan deze hilarische komedie.
Een lezing met de titel “Wat doen wij er toe” ontaardt door toedoen van familieleden van de spreker, maar ook door de inleider, in een niet meer te stuiten, steeds groeiende, chaos.
Twee uur lang genieten we van de vertrouwde grollen van Schippers, van een op hol geslagen powerpoint presentatie tot een omvallend decorstuk.
Boven dit alles uit stijgt Kees Hulst, de inleider. Door het hele stuk heen probeert hij, tevergeefs, de avond in de hand te houden. Zijn lichaamstaal is onnavolgbaar. Hij zorgt voor briljante momenten. Of hij nu stuntelig staat te wachten op de man die eigenlijk de inleiding zou moeten houden; zorgt voor een vers glaasje water voor de spreker; een kerstboom pardoes in delen uiteen laat vallen of breedsprakig de puinhoop alleen maar erger maakt, hij laat ons huilen van het lachen.
De laatste (?) Perfect Wedding gezien.
Een feestje, zeker, maar zoals dat vaker voorkomt bij feestjes blijft het allemaal erg aan de oppervlakte.
Toch leuk om de toppers van Toneelgroep Amsterdam in een lichtgewichtvoorstelling te zien. Helaas geen Joop Admiraal meer, maar voor hem nu Willem Nijholt. Speelt deze rol vetter dan vet, maar met een ongelooflijk plezier.
De echte topper was voor mij Jacob Derwig. Of hij een uitheemse dans beoefent of loopt te springen in een bruidsjurk, je gelooft hem. En daar gaat het toch om.
Drie vrouwen, op handen en knieën, de achtersten naar het publiek. Een ritmisch bewegen dat allengs groter en heftiger wordt. De opmaat naar een maalstroom van confronterende en weinig opwekkende beelden.
Handen die lokkend wenken, slaan later de huid rood; een van de vrouwen wordt uitgekleed en er wordt als een stuk vlees mee gesleept en gegooid; een ander staat lang naakt te schudden alsof ze midden in een hevig afkickproces zit.
Er wordt gevallen, geslagen, mechanisch gelachen, gehijgd, geschreeuwd. Mechanisch klinkt soms ook de elektronische muziek. Het licht beweegt zich tussen rood en kaal grijs.
De danseressen leveren een intens fysieke prestatie en gaan daardoor, volgens mij, stuiterend van de adrenaline de vloer af. Ik ga leeg en lichtelijk gedeprimeerd naar huis.
Op de valreep een van de laatste voorstellingen gezien van Zeeuwse Nachten 2. Rond de figuur van Jan van Speijk, die zichzelf ooit opblies om uit de handen van de vijand te blijven, worden we ondergedompeld in een verrassende mengelmoes van soms hilarische, muzikale scènes. Met minimale middelen wordt ons bijvoorbeeld de troonrede van van een stokoude, bijna blinde koningin Amalia; een herrezen Theo van Gogh; de gijzeling van Zeeuws Meisje in Tora Bora voorgeschoteld. Er is veel spelplezier in de groep, het acteren van Rogier Schippers veroorzaakt meerdere lachsalvo’s, kortom: een heerlijk avondje uit.
Wel zijn met name de politieke grappen wel erg correct, de liedteksten tamelijk braaf. Een voorstelling zonder stekels dus. Maar dat is voor een keertje ook wel leuk.
Twee vrouwen die geruime tijd palaveren over wat wel of niet aan te trekken, waarbij de een voornamelijk het woord heeft en de ander vaak met ja of nee of varianten daarop antwoordt. Dat is leuk voor een half uur, maar daarna zit je toch te wachten op een omslag, iets dat de boel even op z’n kop zet. Welnu, dat gebeurt niet. Het onderwerp wisselt nog een enkele keer maar “het gesprek” kabbelt onverdroten in dezelfde vorm voort. Het bijna louter uit vrouwen bestaande publiek gaf nu en dan blijken van herkenning, maar ik werd er bepaald niet vrolijk van.
Vier stukken van vijf jonge choreografen.
Golden Elixir van Tina Valentan: een “gedanste” solo waarin een danseres allerlei vormen van dierlijk gedrag laat zien. Knoeien met eten, kruipen, grommen, enz. Maar gauw vergeten.
Panic Picnic van Sacha Steenks: prachtige beelden, bijzondere geluiden (water druppelt op metalen platen) heel interessante choreografie (de dansers kunnen niet van hun plek komen) maar het blijft nogal zielloos.
Beige van Giulia Mureddu: een verademing. In Beige “wordt de tijd vertraagd om zo het moment voor je het diepe inspringt onder een vergrootglas te leggen”. Drie dansers die voortdurend weifelen, twijfelen, proberen, toch maar weer niet, hoewel, als hij het durft waarom ik dan niet, elkaar uitdagen, aftroeven. De dansers zijn alledrie ook opvallende acteurs: regelmatig gaat er een lach door het publiek, geen vaak voorkomend fenomeen bij dans.
I Am van Alida Dors en Bryan Druiventak: een explosie van energie. De twee choreografen zijn thuis op een heel ander dansgebied: de hiphop. Dit gecombineerd met moderne dans zorgt voor een verrassend feestje. De dansers van De Châtel hebben hiphoplessen gevolgd en kennelijk met zoveel lol dat sommigen daar nog even mee doorgaan. Het dansplezier op stuwende muziek zorgt voor een spetterend besluit van dit vierluik.
Enkele jaren geleden zag ik van deze groep “Niets is echt moeilijk”, een Parade-voorstelling waarin naar hartenlust flink buiten de lijntjes gekleurd werd. Wat een desillusie om nu “Kringloop” te zien. De voorstelling die verhaalt over drie mannen en een flink aantal boeken mist elk greintje fantasie. Nergens heb ik de drie heren kunnen betrappen op zelfs maar een aanzet tot iets waarvan je even rechtop in je stoel gaat zitten. Saai en zouteloos.
Er kwam aan het eind maar één gedachte bij me op: wat een treurnis als je hiermee je boterham moet verdienen.