Het is niet niks wat producenten Henk van der Meijden en Monika Strotman het Nederlandse publiek voorschotelen het komend theaterseizoen; Rembrandt de Musical moet de komende maanden het theater Carré vullen. Gisteravond lukte dat overigens totaal niet, behalve een grote hoeveelheid genodigden was de zaal angstig leeg. Maar het was buiten dan ook 33 graden (al is de airconditioning van theater Carré uitstekend). 9 Miljoen euro schijnt deze show te kosten en als je ziet wat er allemaal op het podium gebeurt, kun je zonder veel moeite zien waar dat geld aan is opgegaan.
De eerste 5 minuten van de show laten je meteen rechtop zitten. Via een ingenieus projectiesysteem lijk je als toeschouwer de Amsterdamse Waegh op te vliegen en door het slimme gebruik van draaischijven en toneeltorens die omhoog komen zit je meteen middenin de sfeer die de show nodig heeft. Schitterende kostuums van Jan Aarntzen en prachtig licht van Marc Heinz doen de rest: er is niks mis met het openingsnummer.
MAAR……Ik zou nou zo graag willen dat Henk en Monika een klein gedeelte van hun 9 miljoen hadden geïnvesteerd in een dramaturg. Ik heb denk ik nog nooit een professionele productie gezien met zo’n slecht doordachte opbouw. Natuurlijk valt het niet mee om een “biografie-musical” te maken. In het geval van Rembrandt zeker niet: de man verloor een vrouw, 3 kinderen en moest de strijd aangaan met de adelijke kringen die zijn wat al te realistische kunst niet konden appreciëren. Dat is wel erg veel informatie om in een musical te verwerken. Maar het zit er allemaal in. Zo ongeveer. Al zingend lijken de personages voortdurend uit te leggen aan het publiek wat er nou aan de hand is. En als bonus zingen ze ook steeds hoe ze zich voelen: ik ben zo kwaad…ik ben zo verliefd…..als publiek zou je willen dat ze dat nou eens zouden SPELEN in plaats van steeds maar zingen. Van der Meijden is natuurlijk bekend van zijn werk voor Privé en eerlijk gezegd is dat ook wat je herkent in de musical: REMBRANDT WEER GEEN LIEFDESBABY zou een goede kop kunnen zijn voor een roddelblad. Maar als kijker word je ongemakkelijk van zoveel uitleggerij.
Het plot is overvol en daardoor krijgt niemand kans om echt te schitteren. Veel personages komen even op, vertellen wat er aan de hand is en gaan weer af. Het worden fletse karakters en dat is toch zo’n beetje de doodsteek voor een theateravond. Henk Poort doet zijn best maar is totaal ongeloofwaardig als jonge Rembrandt. Hij moet een rebelse jongeling spelen waar de vrouwen als bosjes voor vallen, maar met zijn kleine gestalte in van die protserige kostuums gepropt en zijn Amsterdamse tongval is het een hopeloze onderneming. Als Jan Six (erg mooi gezongen door Quirijn de Lang) dan ook nog zingt dat hij een filosooooooooof is, werkt dat bij mij voornamelijk op de lachspieren. Alsof we Johnny Jordaan tot filosoof uitroepen.
De vrouwen van Rembrandt zouden de dramatische lijn van de avond moeten zijn, maar niets is minder waar. Wieneke Remmers staat de hele avond wanhopig te glimlachen als Saskia van Uylenburgh en krijgt afschuwelijke muziek te zingen. Ik kreeg oprecht een hekel aan haar, wat toch niet de bedoeling kan zijn. Haar wanhoop over haar overleden kinderen in “Driemaal hebt u mij verlaten” is geen moment geloofwaardig, en als ze dan ook nog moet sterven als Fantine uit Les Misérables kon ik er werkelijk geen traan om laten. Annick Boer zorgt als Geertje Dircx voor een komische noot. Deze kroegtijger wil zich graag omhoog slapen en zingt dat ook de hele tijd. Het is jammer dat ze niet wat meer te spelen heeft, want haar scènes behoren tot de hoogtepunten van de avond. Maar ook zij is de hele tijd maar aan het uitleggen hoe ze zich voelt en wat ze van plan is. Maar komisch talent heeft Boer zeker en ze haalt uit de rol wat erin zit. Maike Boerdam-Strobel als Hendickje Stoffels heeft de meest dankbare rol en heeft het voordeel dat ze tegenover een wat “oudere” en geloofwaardigere Rembrandt staat. Ze zingt prachtig en weet een mooi en puur personage neer te zetten.
Als de show zich nou echt zo durven concentreren op deze vier karakters zou er iets moois kunnen ontstaan, maar in deze voorstelling krijg je nog veel meer personages voor je kiezen. Peter Lusse en Jimmy Hutchingson spannen de kroon: als twee sluwe verkopers moeten zij zorgen voor het komische intermezzo. Ik heb zelden een nummer zo plat op de bek zien gaan als hun “Alles draait in Amsterdam om Handel”, wat een soort zwakke afspiegeling is van “Als het effe kan” uit My Fair Lady. Geen lachje kregen ze van de zaal en het was gewoon pijnlijk om deze twee grote talenten te zien afgaan. Verder loopt Remko Harms rond als Rattenvanger, een schaamteloze rip-off van de vogelverschrikker uit Martin Guerre. De jongen kan mooi zingen, maar waarom gekozen voor zo’n personage als je dat verder helemaal niet uitwerkt? Over Roon Staal als Titus zal ik het maar helemaal niet hebben. Volgens het programmaboekje studeert hij echt om filosooooooooof te worden: dat lijkt me maar het beste.
Over de teksten van de show kan ik kort zijn: die zijn om te huilen zo slecht. Ik zal wat interessante voorbeelden noemen, dat zegt genoeg:
“Nog even…..en ik schilder een stilleven” (niet lachen, hij zingt het echt!)
“Hun geluk is volmaakt, op de kinderschaar na” (dit zingen ze VOOR het huwelijk!)
“De jongen met het engelenhaar, dat maakt het afscheid nemen zwaar” (tja….het rijmt)
“Ik zou zo graag verstandig zijn, wat voert mij toch naar die van Rijn?” (pfffffff)
“Het is alsof ik je voor het eerst ontmoet, een fontein van warme gloed..”(WAT voor fontein?)
De muziek van de voorstelling is slechts bij vlagen interessant. Het tettert maar door en het is dat er af en toe pauze wordt genomen door het orkest (waar het publiek zou moeten klappen, wat niemand deed) anders zou je denken dat het één brij van middelmatige liedjes is. Er zijn een paar momenten dat het werkt: De Bijbel Leeft, Kunstbroeders, Het Spinhuis en Meisje aan het Vensterraam. Verder is het nietszeggend, hard en vlak.
Regisseur Frank van Laeke moet met de handen in het haar gezeten hebben met een script als dit. En hij las wat hoofdstukken uit het boek “De Mooiste musicals van de afgelopen 30 jaar” en besloot wanhopig daar lustig uit te kopiëren. Een beetje musicalkenner trapt er niet in: De boerse kroegscène (hallo Master of the House), de bedelaars die van achter opkomen met de handen vooruit (heee daar hebben we Look Down), de kar met spullen geduwd naar een nieuw adres (kijk, Fiddler on the Roof), een rechtbankscène (hoi Impostors) en zo gaat het maar door. Er lijkt werkelijk geen greintje originaliteit bij te pas te komen. Het enige waar van Laeke steeds maar mee op de proppen komt is zijn draai- en zweeftoneel: gek word je ervan. Een prachtige scène over de zwervers die bijbeltaferelen uitbeelden wordt om zeep gebracht doordat dat toneel begint te draaien en stijgen: alsof je Maria’s Hemelvaart er gratis bij krijgt. WAAROM? Hetzelfde doet zich voor bij de scène in het Spinhuis, ook daar gaat iedereen weer gezwind de lucht in als het interessant wordt. Ooit een opstijgend Spinhuis gezien? Ga naar Carré en je ziet het voor je ogen gebeuren. WAAROM?
Jullie begrijpen het nu wel: Rembrandt de Musical is de “turkey” van het seizoen zoals ze dat op Broadway zeggen. “A carwreck of a show”. Hoe zeer ik het ook toejuich dat er originele Nederlandse musicals worden gemaakt en geschreven, zoiets als dit hoef ik nooit meer te zien. En het ergste is nog dat het allemaal zo ongelooflijk saai is. Ik dacht met Napoleon op West End het dieptepunt te hebben meegemaakt, maar deze show slaat alles. Gauw vergeten maar.
Hoe kaal kun je een “well made play” spelen? De vier acteurs van Stan komen op met een plastic tas waarin alle requisieten zitten, van gordijn tot koffieservies. Ze spelen Slippers van Ackbourne gecombineerd met Party Time van Pinter en dat levert een verbluffend leuke avond op. De vier dagen elkaar uit, spelen schaamteloos op het publiek en balanceren op het slappe koord dat schmieren heet. Maar ze komen ermee weg, op één moment na. Want gisteren was ik getuige van een onvervalste slappe lach op het podium. Die heb ik na de André van Duin Revue niet meer live mogen aanschouwen. 10 seconden leuk, maar daarna niet meer. Dus ik gooi daar toch een strenge tomaat voor.
Voor een avond onvervalste lol kun je hier zonder twijfel een kaartje voor kopen. Wat de meerwaarde van Pinter nu precies is weet ik niet en of deze voorstelling “Theaterfestivalwaardig” is weet ik ook niet zo zeker. Maar lachen kun je (rabarber rabarber…..). en wat een geweldige acteurs.
De minste van Hove in tijden. Ik weet niet zo goed de vinger te leggen op waar dat nou aan lag. Misschien is dit wel gewoon niet mijn onderwerp: ik hou ook al niet van boeken die gaan over het schrijven van boeken. Ik vond het een beetje langdradig allemaal en door de filmische sfeer bleef het ook allemaal wel erg op afstand allemaal (en dan zat ik nog wel op rij2). Er wordt prachtig toneel gespeeld, vooral door Elsie de Brauw, al vond ik het moeilijk om met zo’n vervelend personage mee te voelen. Het blijft toch een aanstelster. Nog liever was me Chris Nietveld, het wachten is op haar eerste hoofdrol bij TGA.
Het is allemaal niet slecht, maar de juichende kritieken hadden me misschien iets teveel voorbereid op een meesterwerk. Dat vond ik het zeker niet.
Na 4 keer Broadway was het vanmiddag dan eindelijk zover. Ik nam plaats in de Kit Kat Klub om me, enigzins huiverig, over te geven aan de Nederlandse versie van Cabaret. De vraag van de middag was of de beklemming die ik in New York keer op keer voelde ook in Carré gereproduceerd kon worden. Ik had niet bang hoeven zijn.
Cabaret is een absoluut meesterwerk uit de musicalgeschiedenis. De versie die Sam Mendes ervan maakte is zo mogelijk nog sterker. Door het publiek letterlijk deelgenoot te maken van het decadente Berlijn houdt dit regie concept je een spiegel voor. En die spiegel lijkt 90 minuten tegen je te zeggen dat je MAG lachen, dat sex GEWELDIG is en dat “alle zorgen buiten de deur blijven”. Maar het lachen vergaat je in het laatste half uur van de voorstelling. Snakkend naar adem beleef je het meedogenloze slotbeeld. “Wat zou u doen?” vraagt Anne Wil Blankers als Frau Schneider, en deze vraag blijft lang in je hoofd naspoken. De mensheid is in staat gruweldaden uit te voeren. Life is a Cabaret? Welnee, Life is Hell!
De productie die in Carré staat staat op eenzame hoogte. Aan alles is gedacht: de smakelijke heren en dames van de Kit Kat Klub brengen je in de juiste sfeer, het licht en de techniek zijn fenomenaal, het ensemble brengt met verve een zeer verveeld stel slechte nachtclub dansers (ik las hier dat mensen vonden dat er zo slecht werd gedanst….als je dat denkt heb je er niks van begrepen vrees ik….) en de hoofdrollen zijn buitengewoon sterk bezet.
Ster van de avond is onbetwist Ara Halici. Wat een griezelig aantrekkelijke smeerlap speelt hij. Alle grappen die hij maakt gaan over platte ordinaire sex (van zowel de homo- als heterosexuele soort….ik hoorde mensen toch naar adem snakken….) en toch weet hij later in de voorstelling, gekleed in een jurk een buitengewoon ontroerend lied te zingen.
Als Sally Bowles speelde understudy Wieke Wiersma de sterren van de hemel. Sally Bowles is een meedogenloze vrouw zonder scrupules, gemanieerd en irritant. Maar onder deze laag van buitenkant zit een kwetsbaar personage. Tijdens haar grote finalenummer Cabaret breekt ze en jankt ze zich bijna naar de laatste noten. Een prachtprestatie.
De kwaliteit van Anne Wil Blankers en Wim van Rooy staat buiten kijf. Het was een genoegen om deze ouwe rotten van elke scene een pareltje te zien maken. Hetzelfde geldt voor Chris Tates, die de moeilijkste rol van de show te spelen heeft. Hij deed dat beheerst en razend knap. Frederique Sluiterman van Loo wist van elke regel die ze had een bom te maken die ze met duivels plezier de zaal in schoot. Het is mooi om te zien hoe haar personage vanaf het eerste moment een diepe tragische ondertoon heeft.
Cabaret is een triomf in de Nederlandse musicalgeschiedenis. Hard, plat, grappig en diep ontroerend. Je hebt nog tot juli om naar dit meesterwerk gaan kijken. GAAN MENSEN….het gebeurt niet vaak dat musical op zo’n prachtige manier in Nederland wordt opgevoerd. Na alle Lion Kings, Pietje Bells, Mamma Mias en Annies is CABARET een musical om nog lang aan terug te denken.
70 minuten vol verbazing zitten kijken naar een stel jonge honden die op een buitengewoon speelse manier de voorstelling Edward II speelden. De versie die Verhelst maakte van het stuk van Marlowe was zoals gewoonlijk poëtisch, soms wat erg crytisch, maar altijd met passie gecomponeerd. De speelstijl was zeer gemanieerd, maar toch overtuigend. Het was lekker om te kijken naar een stel acteurs die duidelijk zin hadden in deze voorstelling. Een diepe zucht aan het einde van een geslaagde toneelavond.
Weer mannen in een jurk, het zal als acteur bij Toneelgroep Amsterdam toch een rare gewaarwording zijn om wederom in een schattig kleedje op het toneel te moeten opdraven. Maar wat een sterke voorstelling is dit. Mishima’s Madame de Sade is adembenemend mooi van taal en de acteurs van TGA namen tergend langzaam de tijd om elk woord (versterkt) op ons af te vuren. In een werkelijk adembenemend decor met een spiegelwand roddelen, treiteren en beledigen de keurige dames erop los. Het had iets buitengewoon erotisch allemaal, en dat dan gecombineerd met de sadistische verhalen van Markies de Sade. De eerste 2 actes van de voorstelling zijn ronduit fantastisch, in de laatste acte stort de boel een beetje in, maar dat ligt voornamelijk aan Mishima. Er wordt prachtig gespeeld door Hugo Koolschijn en Barry Atsma, maar de sterren van de avond waren voor mij toch Alwin Pulinckx en Eelco Smit als twee loeders van vrouwen. Allebei met de juiste ingetogen maar hitsige toon die wonderwel paste bij de erotiek van Mishima.
Marieke Heebink moest daar als bediende Charlotte doorheen walsen met een idiote pruik op. Haar bijdrage aan de avond bestond uit wiebelig gezang en een aantal rake opmerkingen. Ik heb haar rol gewoon niet begrepen denk ik. Waarom werd de bediende nu wel door een vrouw gespeeld en waarom was haar speelstijl zo anders dan de rest van de acteurs?
TGA heeft met deze voorstelling geen makkelijke, maar een wel wonderbaarlijk goede in handen. De regie van Warlikowski is vertellend van toon, met bijna alle dialogen front de zaal in. Juist hierdoor wordt elk woord belangrijk en krijgt elk woord betekenis. Het had soms meer weg van een muziekstuk dan een toneelstuk.
De zaal leek me zaterdag nogal in verwarring. En dat lijkt me na Perfect Wedding en Don Carlos precies de emotie waar het gezelschap, wat toch gesubsidieerd wordt om “anders” en “belangwekkend” toneel te brengen, tevreden mee moet zijn. Hulde!
Denne is een fijn personage en Barry Atsma speelt hem hartveroverend. En al is de tekst soms wat “dun” en ontbreekt er wat mij betreft een emotionele climax: ik vond het prachtig gespeeld en heb in het licht en in het donker zitten genieten. En wat fijn om mevrouw Goslinga te zien (al was het maar even…..)
Tja, het is me wat als middelbare topactrice. Probeer nog maar eens bij een gezelschap te komen….
Elsje de Wijn, Petra Laseur en Trudy de Jong lostten het sympathiek op en kiezen voor de eigen vrije productie. Een loffelijk streven. De voorstelling die ze spelen “Dorst” is een uit de hand gelopen lunchvoorstelling. De eerste 50 minuten zijn gaaf komediespelen op een manier die je niet vaak meer ziet. Elke vinger van La de Wijn lijkt betekenis te hebben en ze gesticuleert zich naar een prachtige vertolking van de gefrustreerde middelbare actrice om verliefd op de worden. Petra Laseur zet daar veel ingetogener spel tegenover, maar op één of andere manier werkt de combie uitstekend. Theo de Groot heeft een onmogelijke rol met wel hele bizarre stemmingsmiddelen. Hij werkt hard, maar er valt niet veel van te maken. Na de 50 minuten volgt er nog een tweede deel waarin Trudy de Jong wanhopig probeert de vaart erin te houden door een tango-vedette neer te zetten waar je u tegen zet. Maar de voorstelling is dan al voorbij. Alles is gezegd en de gebeurtenissen in dit tweede deel lijken niet heel veel te maken te hebben met deel 1. Jammer.
Slechte voorstelling? Helemaal niet. Het is allemaal aardig, maar niet meer dan dat. Uitermate geschikt voor een tweede kerstdag matinee……..
Tja….wat valt er van van te zeggen….. Het was een feest. Zwaar leunend op Shakespeare’s Midzomernacht heeft de schrijver van het explosieve True Love nu een mierzoet stuk geschreven wat helemaal nergens over lijkt te gaan. Het lijkt verdorie wel of de mega-vrolijke evangelische groep Up With People haar come-back maakt in de Stadsschouwburg….
Maar ik viel er helemaal voor. Leunend op kussens op de eerste rij volgde ik met open mond de soap-achtige verwikkelingen die zich op het toneel afspeelden. En wat zag de schouwburg er prachtig uit zo. Ik zou zeggen: laat dat podium maar zitten, laat de deuren maar lekker open en geef me nog een paar voorstellingen waar je als publiek zo betrokken raakt bij de handeling. Mede door de vorm was deze voorstelling zo bijzonder; ik weet niet of ik vanaf het 2e balkon net zo onder de indruk was geweest.
Maar ik heb genoten. Van scene-steler Joop Admiraal, van een explosieve Chris Nietvelt (heeft God smaak?), van de aandoenlijk verlegen geestelijke van Fedja van Huet, van…..nou ja, van iedereen eigenlijk. Wat een mooie groep acteurs is Toneelgroep Amsterdam op dit moment. Meest memorabel? De hoge hakken van Renee Fokker. Ik kan het niet navertellen, je moet het zien.
Hopelijk reprise volgend jaar met TAM TAM: ik wil nog een keer!
Prachtige voorstelling van prachtig stuk. Ik was heel benieuwd hoe Paula Bangels zou zijn als regisseur van een “Tanghe”-achtig stuk. En mevrouw Bangels stelt niet teleur! Mooie afwisseling van absurdisme en realisme met een sublieme hoofdrol van Spijkers. En ook de glimlach van de moeder (wiens naam ik even vergeten ben….schande) is onvergetelijk. Op naar Utrecht. Na de voorstelling werden we overigens overhoord met een hele moeilijke vragenlijst. Het was net tentamen doen! Nou ja: altijd lol met de Paardenkathedraal!
Het was donker. De mensen waren ongelukkig. De moeder was dood. De broers mochten elkaar niet. Vader aan de drank…..nou ja…zoiets weer.
Lars Noren. Elke keer denk ik dat ik het mooi vind, maar het blijft wel heel veel geneuzel zonder uitweg.
Mooi gespeeld! Dat dan weer wel….