Frieda Pittoors huilt weer!! En daar heeft ze ook alle reden toe want wat een tragisch leven wordt hier in fragementen op het toneel gebracht. Aan het sterfbed van zijn moeder denkt een zoon terug aan zijn jeugd in het Ruhrgebied. Aan het zware leven van zijn ouders, hun liefdeloze huwelijk en de benauwde omgeving waarin de jongen opgroeide. En zoals dat gaat met herinneringen springt het heen en weer. Eerst vertelt Jeroen Willems (de zoon) iets, daarna zie je het op het toneel gebeuren en dat wordt vervolgens aangevuld of versterkt met een aria van Verdi. Dit klinkt vast heel vaag, maar in deze voorstelling werkt het. En hoe! Alles is even fantastisch: het kamerensemble dat op het toneel zit en actief meedoet, de acteurs, de zangers, het decor (van steenkool) en de kostuums. Maar het allerfantastischt is Jeroen Willems. Ruim 2,5 uur op het toneel staan en al die tijd zo goed blijven! Mag die man een prijs?
Op het moment dat Chris Nietvelt rochelend opstrompelde sloeg de schrik mij om het hart. Ik dacht aan de Leenane-trilogie waar ik niet erg gecharmeerd van was. Groots opgezet theater bezwijkt bovendien nogal eens aan zijn pretenties. Maar Sentimenti vliegt nergens uit de bocht. Simons weet de sfeer van een Duits mijnwerkersstadje in de jaren vijftig goed te treffen en vast te houden. Het Wirtschaftswunder tekent zich voorzichtig af: sigaretten, cola, grammofoonplaten en de nieuwste zelfmaakmode uit de Burda. De oorlog is voorbij, maar mijnrampen dreigen nog altijd, de hang naar zorgeloos plezier is groot. Simon, de hoofdpersoon, denkt terug aan zijn jeugd op de klanken van Verdi’s aria’s. Zijn moeder had een verhouding met een Italiaanse gastarbeider. Dit alles in een sober decor, vloeiend Duits gesproken (een prestatie) en met schitterende zang en muziek. Niet ontroerend, daarvoor is het teveel spektakel, wel heel, heel mooi.
Opera gebaseerd op dezelfde Japanse film die eerder Het Mensenmuseum inspireerde. In het hiernamaals mogen mensen een herinnering uitzoeken om de rest van de eeuwigheid bij zich te houden. Die wordt met bordkarton en plakband gereproduceerd en gefilmd. Het tamelijk larmoyante verhaal vormt een mooi contrast met de tamelijk abstracte muziek (knappe combinatie van orkest en electronica). Daarnaast zijn er nog documentaire beelden van mensen die vertellen over hun belangrijkste herinnering. Dat leidt weer, bij mij tenminste, tot mooie gedachten over het nut van kunst. Knap gesamtkunstwerk, maar uiteindelijk erg op afstand.
Opera? Op Moose? Ja, ‘t kan (zie simber).
Ooit zag ik een vreselijke Madame Butterfly en besloot: nooit meer opera. Nu, vele, vele jaren later ben ik degene die me meesleepte naar deze Lady Macbeth van Mtsensk, méér dan dankbaar.
De provincie van Rusland, 1865, en het verhaal van een nogal geweldadig zich uit haar ketenen bevrijdende hartstochtelijke koopmansvrouw. Om, uiteraard, uiteindelijk weer gekluisterd te raken. Drie lijken en een zelfmoord later is het over.
Behoorlijk acteerwerk, goede zang, geweldig toneelbeeld, spectaculaire vondsten en ongelofelijk meeslepende (en zo ook uitgevoerde)meesterlijke muziek. Wát een muziek! Wat een bas! Wat een orkest! Wat een dirigent!
Ja, NRC-recensent zei het al: een topvoorstelling.
Platel is terug in Nederland op het Holland Festival, waar hij inmiddels vaste gast is. Vorig jaar met de intrigerende voorstelling Wolf en dit jaar met de nieuwe VSPRS. Weer een “Platelliaans” interdisciplinair vraagstuk, want met elke creatie stelt hij weer vragen, aan zichzelf, aan zijn groep dansers en musici en aan de toeschouwers.
De voorstelling is sterk gebaseerd op muziek, dat uiteindelijk door Fabrizio Cassol werd vormgegeven, gebaseerd op Verdi’s Vespro della Beata Vergine uit 1610. In samenwerking met Tcha Limberg en zijn gipsy inbreng, Wim Becu en een zangeres van formaat Claron McFadden. De muziek en de live muzikanten zijn dan ook vrijwel constant tijdens de hele voorstelling aanwezig, wat op zich sterk werkte in het neerzetten van een live sfeer,in directe interactie met de dansers.
Platel heeft in dit stuk, meer dan in de stukken voorheen een eigen dans idioom neergezet, puur doordat hij alle bekende vormen overboord heeft gegooid. Zo nu en dan duikt een stuk acro-dans op, dat een perfecte tegenpool biedt aan de overheersende “strangeness” van bewegen.
De voorstelling is grillig, humoristisch en onderzoekend.
Bij binnenkomst zagen we emmers met bloemen op het toneel staan en zeiden we tegen elkaar: “wedden dat Halina Reijn daarmee gaat gooien?”. En inderdaad: na een uurtje vlogen de emmers in het rond. Ivo van Hove bewijst hier dat je Hedda Gabler niet kunt overzetten naar het heden. In deze voorstelling is het verhaal verplaatst naar het hedendaagse Nederland maar daarmee wordt Hedda gewoon een ontzettend verwend kreng en een vervelend wijf in plaats van een vrouw die gevangen is een 19e eeuws keurslijf. Alle personages worden ontzettend platte, eendimensionale stereotypes. Aan de acteurs ligt het niet, want die spelen heel goed: Roeland Fernhout is een aandoenlijk burgermannetje en Halina Reijn is nog krengeriger dan ze normaal gesproken is maar ze kunnen zo weinig met deze types. Vrouwen die niet alleen over straat mogen lopen en als de dood zijn voor een schandaal is echt niet iets van deze tijd. En wat ook zo irritant is: Rechter Brack vernedert Hedda tot op het bot (met een blikje tomatensap) en dan zegt Hedda ten overvloede: “u heeft mij in uw macht”. Ja, dat zagen we al! Of je laat het nogal expliciet zien, of je spreekt het uit. Dit is heel erg plat. Maar goed, dit was dus een try-out. Misschien verbetert het nog…