Wat me beviel aan “Ivanov” door het NT waren het héél mooie decor, de prima muziek, de vitale Borkin van Dries Vanhegen en de uitspraak dat Schopenauer “scheisse ist”. Maar overigens beleefden we een vlakke opvoering. Ongetwijfeld in strijd met de bedoelingen van de regie zagen we een hoofdpersoon die niets idealistisch maar veel zeurgerigs vertoonde en een Ljvov die hem helaas alleen daarin nog overtrof. Dat waren gisterenavond drie zware uren -en niet alleen voor acteurs en actrices.
Josse de Pauw maakt van de uitgetelde Willy Loman een ontroerend man die vooral mededogen oproept. In zijn laatste uren komen, ritselend het struikgewas van zijn geheugen in- en uitgaand, de personificaties van zijn moreel en financieel failliet zijn warrige gedachten plagen. Een prachrol in een prima voorstelling, met fraaie vondsten. Bijvoorbeeld om oom Ben heel lang zwijgend vanuit het bosschage, dus aan de rand van Willy’s bewustzijn, te laten toekijken. Of door Biff in deze bewerking een ooit grote keepersbelofte te laten zijn. En het gebruik van de TV als absoluut nulpunt. De schepping van Arthur Miller is in deze regie een heel stuk vitaler geworden dan de handelsreiziger. Enfin, jammer dat Perceval naar Duitsland gaat.
In handen van een gezelschap dat behoefte heeft aan stukken “waarin de rede geen rol speelt”, raakt zelfs de familie Doorsnee danig in de war. Weg van de saaie burgerlijkheid met behulp van een zelf gekozen namaakgekte. In het nieuwbouwhuis van Wim en Jaqueline Huid hangt waarschijnlijk een tegeltje met de spreuk “My home is my psychiatric asylum”. Zo gedragen zij en hun buren zich tenminste. Maar misschien past het krankzinnige doen en laten van deze twee stellen wel naadloos bij de actuele maatschappelijke behoefte aan hysterie. In ieder geval gebeurt ook deze totaal absurde gedaanteverandering van vier brave burgers bijna achteloos en volkomen overtuigend. De vier acteurs bewegen, spreken en handelen stijlvast op de grens van herkenbaar en gestoord. En die stijl is op zijn minst verrassend en ongewoon. Een prettige verrassing wat ons betreft, dat wel. Gevieren zijn we in ieder geval benieuwd naar de volgende productie van Levend Wild.
De foto van de flyer doet denken aan die van Bettina Rheims. Het presenteren van het verhaal van “Jezus uit Nazareth, Koning van Judea” in de Kleine Komedie, roept het vermoeden van een soort “The Life of Brian” op. Fout! “I.N.R.I.” is positief getoonzet entertainment waar vrijzinnige priesters en dominee’s heel blij mee zullen zijn. Met alle bewondering voor het lef en de grote ambities van de Bloeiende Maagden, het bleef anderhalf uur tamelijk saai muzikaal theater. O ja, ik ben ook voor LIEFDE.
Een jaar geleden liet ik pedant weten dat Warre Borgmans magistraal speelde in Emilia Galotti. Wist ik veel. Want in “Husbands & Wives” overtreft hij dat en laat zien dat hij zelfs een veel betere uitvoerder is dan componist Woody Allen. Fantastisch. Samen met z’n vijf collega’s leverde dat het een spetterende, schitterende voorstelling op. De beste van het seizoen, schat ik in.
Don Duyns brengt ‘Paars’ als een politiek-maatschappelijk sprookje dat aan diggelen gaat. Eigenlijk twee sprookjes: dat van de saaie harmonie en dat van de kleurrijke grote bek. Hij doet dat, wat mij betreft, met succes. Het boeit, want het gáát ergens over en er gebeurt nogal wat op het toneel. En het is entertainment, want snel, fragmentarisch en cabarettesk zo nu en dan. Bovendien viel gisteravond op hoe goed Juda Goslinga is.
Helemaal in de eigen stijl laat Orkater het Madame Bovary scheppende brein van Gustave Flaubert zien. En dat gebeurt lichtvoetig, muzikaal en heel inventief. Met een mooi, hemels toneelbeeld. En een kennelijk op het lijf van Tamar van den Dop geschreven rol. Die speelt de Emma zoals ik me die voorstelde. Alles bijeen: een mooie avond. Met één kanttekening: soms zou het ietsje minder nadrukkelijk kunnen, wat mij betreft.
Dit is m’n honderdste mini. Daar hoort eigenlijk een lof- en feestrede op het Toneel bij. Met het Toneelhuis, Rijnders en de crew van Mama Medea als aanleiding, kon het eigenlijk niet fout gaan. Maar dat gebeurde wel. Het thema, familieconfrontatie,is wat belegen. De vorm toont duidelijke slijtplekken. En de ontwikkeling gaat van nergens naar niets. Wat niet wegneemt dat, nadat ik me daar op had ingesteld, nog wel een plezierig avondje verstrooiing heb gehad. Dat dan dankzij acteurs en actrices die kennelijk plezier in hun typetjes hadden. En door de hoge grapdichtheid - melige en spitse geestigheden door elkaar. Maar een theatraal hoogtepunt heb ik bij “ich bin wie du” niet beleefd.
De onheilspellende donder rolt onophoudelijk, de tijd tikt hoorbaar en tergend langzaam weg, somber licht accentueert de beklemmende kleuren, de personages houden zich nadrukkelijk op grote afstand van elkaar en, met dominee Manders als centrale verankering, plechtstatigheid gaat regelmatig over in stilstaand toneel. Pffffff. En dat drieeneenhalf uur. Dit is negentiende eeuws psychologisch drama vertaald in aangezet negentiende eeuws psychologisch drama. Nee, geef mij dan toch maar de tekstuele virtuositeit aan de andere kant van het voormalig veearsenijterrein in Utrecht. Wat niet wegneemt dat, vooral, Maike Meijer (mevrouw Helene) en Bas Keijser (de dominee) topprestaties leveren.
Arthur Schnitzler toont de rampzalige gevolgen van een ogenschijnlijk klein competentiegeschil voor het hoofd van een kliniek. En de rol die vreemdelingenhaat en een geborneerde samenleving daarbij spelen. In de vorm van De Roovers komt dat Wenen van een eeuw geleden heel dichtbij. Er is veel vaart in dit praatstuk gebracht. Daarbij variëren de acteurs van spitse dialogen tot de slapstick van de stafvergadering. En we zien ze mét de toenemende verharding van de tegenstellingen fysiek verkrampen. Een mooie toneelavond, kortom.
Voor een zaal vol fans in de Toneelschuur verkenden de drie mannen van Het Volk opnieuw de sores van “drie verdrietige eenzame mannen” aan de rand van de samenleving.Stengel, Koek en de Vries zijn uitgerangeerd en troosteloos.
Dat verandert niet als ze elkaars gezelschap zoeken door een gemeenschappelijke oudejaarsavond.
Echt fascinerend wordt het ook niet voor de toeschouwer. Het stramien van Het Volk is al jarenlang hetzelfde, het onderwerp langzamerhand wel een beetje uitgekouwd en de uitvoering iets te statisch.