Anderhalf jaar geleden zag ik “Sleet” en was enthousiast. Omdat-ie echt iets over ons te melden heeft. Omdat hij zingt met een stem die doet denken aan Tom Waits. Omdat hij zorgt voor een fraai contrast tussen zijn vriendelijke, bijna onschuldige aanwezigheid en de Lenny Bruce-achtige ruigheid van zijn teksten. Dat was toen zo. En dat is nu, bij de try-out van “Lazarus”, nog sterker het geval. I love it!
Over deze dóórlopende mini-kraker kun je eigenlijk alleen maar open deuren intrappen. Kortom. Eerste open deur: op het geouwehoer van de personages van Maria Goos rust God’s zegen. Tweede open deur: ook buiten Carver speelt Leny Breederveld verrukkulluk. Derde open deur: van twee korte lunchvoorstellingen maak je niet zomaar één goeie lange avondvoorstelling.
Eén voor één wandelen de toeschouwers in inktzwarte duisternis langs een touwtje. Eenmaal gezeten zien ze een gloeiend hemellichaam aan een doodstil, volkomen zwart uitspansel. Daarna ontwaren ze een schedel op een vlakte van aarde. Waarna menselijke vingers, handen, voeten en benen zich uit de grond vrijmaken. Dat eerste kwartier van “Grond” is ongetwijfeld fascinerend en onbeschrijfelijk mooi. Maar tijdens het vervolg van deze korte voorstelling, toen ik niet meer zo visueel oververblufd was, nam bij mij die fascinatie af en de twijfel toe.
Een verzuim van het vorige seizoen hebben we nu rechtgezet: “Zuur” van Carver toch gezien. Een theatrale dis van het bij deze groep gebruikelijke smakelijkheidsniveau (drie geweien minstens), gelardeerd met een decor en de aankleding van hoge klasse. Dat wil zeggen Edward Hopper als toegepaste kunst door Edwin Kolpa(minstens één apart gewei). Fraai hoor.
Het is een slopend ballet van iedereen tegen iedereen en iedereen tegen het kroeginterieur. Een perfect uitgevoerde geweldadige choreografie. Gooi- en smijtwerk van topniveau. Dus voor slapstick van deze tijd: altijd Alex d’Electrique!
Jim v.d. Woude speelt een slaperig partijtje tennis “Indian style” met zijn schaduw. Prettig subtiel, zeker als je de context in aanmerking neemt. En troostrijk vergeleken bij het vertoon dat ons in de komende weken van al die uitsloverige OS-sporters te wachten staat.
De RollerCoaster en Eric Koller leveren een mens-machinegevecht. En dik half uur grimassen en slapstick tot machine en mens zijn gesloopt. Leuk geprobeerd, maar wat mij betreft niet leuk genoeg.
Spanga is een zomerklassieker geworden. Ver van de Randstad, op een drassig weiland, met picknickende mensen voor aanvang van de voorstelling, in een iets te warme tent en een entree die dit jaar ( althans via ingang 3) halsbrekend is voor lange of bejaarde bezoekers. Buwalsky, a road opera - met niet al te prikkelende muziek en een niet al te fascinerend verhaal over de op soapster Lada verliefde eenzame ziel, die moeiteloos over de grens tussen werkelijkheid en schijnwereld pendelt - is briljant in elkaar gestoken (door Corina van Eijk, neem ik aan). Naadloos gaan telkens de (tien) gespeelde en (tien) gefilmde scenes in elkaar over. Het blijft adembenemend perfect tot het eind. Me dunkt dat een paar vaderlandse toneelgezelschappen hier iets zouden kunnen leren.
Déze Caesar & Cleopatra in het Amsterdamse Bos bleek een heel erg aangename aanloop naar het nieuwe toneelseizoen. Er is vast wel wat op af te dingen, maar het is in ieder geval een buitengewoon smakelijke voorstelling. Misschien kom je over beide historische figuren niet veel te weten, maar dat geldt wel voor een basale geneugten van toneel. Dus: als het weer in orde is allemaal richting het Amsterdamse Bos.
In “Logement van Dijk” vechten een paar exemplaren uit de categorie mannelijk maatschappelijk drijfhout, in de schaduw van een reusachtige maar zwijgende eigenaresse (Jan Heijer), hun spelletjes om de macht uit. Het Volk betrekt daarmee zijn bekende stellingen. En, zoals dat vanaf Gladjakkers (1990)meestal het geval was, ademt het geheel ditmaal weer de sfeer van “Down and out in Paris and London” van George Orwell. Het is daarmee ook een, vind ik, treurigstemmend maar passend commentaar op de politiek-maatschappelijke visie van onze Verdonks, Van Aartsens, Brinkhorsts en De Geuzen.
Voor een zaal vol fans in de Toneelschuur verkenden de drie mannen van Het Volk opnieuw de sores van “drie verdrietige eenzame mannen” aan de rand van de samenleving.Stengel, Koek en de Vries zijn uitgerangeerd en troosteloos.
Dat verandert niet als ze elkaars gezelschap zoeken door een gemeenschappelijke oudejaarsavond.
Echt fascinerend wordt het ook niet voor de toeschouwer. Het stramien van Het Volk is al jarenlang hetzelfde, het onderwerp langzamerhand wel een beetje uitgekouwd en de uitvoering iets te statisch.