Geen toneel, wel heel goed. Rake observaties. Ongewoon gewoon verwoord. Knap, spits, ontroerend maar absoluut onsentimenteel. Bewegend tussen cynisch en empatisch. Liedteksten als korte verhalen. Op muziek die op het eerste gehoor simpel aansprekend is. Op het tweede gehoor vol blijkt te zitten met passende dissonanten. Gepresenteerd met vaart, dynamiek en authenticiteit. En ad rem. Maarten van Roozendaal betekent veel meer dan “red mij niet”. Wat mij betreft past hij in het rijtje van Janis Joplin, Tom Waits en Jacques Brel. Zoiets vindt hij, blijkens de flaptekst van zijn boekje, zelf trouwens ook.
Het is een pittige productie, dit “vernon god little”. Net als andere auteurs ( Roth, Delillo of Pynchon) en filmers ( van Micheal Moore, via Anderzon tot Lars von Trier), neemt DBC Pierre de kwalijke kanten van Bush-country op de korrel.Don Duyns en Liesbeth Coltof hebben daar ruim twee uur fascinerend en effectief toneel van gemaakt. Een hoog tempo, goeie musici en uitstekende rollen van (vooral) Roel Adam en Tjebbo Gerritsma, houden je op het puntje van je stoel. Vooruit, ook één kritische noot: misschien is een piepklein tomaatje voor het wat rommelige toneelbeeld toch ook op z’n plaats.
Ook dit keer leverde “Ad’E” weer fysiek, verwarrend en vitaal theater van niveau. Zij het dat de teksten in deze aflevering het belangrijkste waren. Pogingen om de wanhoop te beheersen door bizarre verhalen, krankzinnige redeneringen en surrealistische verschuivingen van perspectief. En toch wisten de drie “genomineerden” ook nog een suggestie van samenhang overeind te houden.Ik kwam de voorstelling vrolijker uit dan ik er in ging.
De vijf (of waren het er zes?) ‘dramoletten’ zijn, vind ik, niet het beste wat Thomas Bernhard heeft geschreven. De geborneerdheid en vreemdelingenhaat van de spitsburgers worden hier te rechttoe rechtaan op de korrel genomen. Maar gelukkig zijn Jolente de Keersmaeker, Sara de Roo en Damiaan e Schrijver juist fantastisch op dreef. Vooral daar waar woorden ontbreken. Zoals bij het manipuleren van de kleren bij de overgangen van het ene mini-drama naar het volgende. Of het gesteggel met de troep onder het tapijt. Magistraal acteren, dunkt mij.
Okay, ik ben een bevooroordeelde fan van Stan, maar echt, je ziet twee pracht-actrices en een topacteur.
Het ruikt echt en het is ook echt gras. Als het regent is het ook echt nat (op het speelvlak en de eerste rij althans). Als het stormten dondert, voel je het. De goden laten zich daadwerkelijk spookachtig zien en horen in het zwerk. Dat is de prachtige omlijsting van een verhaal vol thema’s van bijbelse allure. Bijbels, niet alleen omdat de slang en de zondvloed aan Genesis doen denken. Maar ook omdat het gaat over zaken als de onaarvaardbaarheid van de menselijke sterfelijkheid en de ijdelheid van het streven naar heldendom en monumenten. Gilgamesh is de machtige heerser en druistige jongeman die dat menselijk tekort leert door de willekeur van de Goden en het lot te ervaren. Fedja van Huet speelt dat perfect.Serieus, maar niet te serieus. Daar tegenover zorgt een fantastische Anneke Blok als bezorgde moeder van Gilgamesj, tegelijkertijd voor humor en relativering. Want dat is het wonderlijke van deze voorstelling: dat-ie een hoog soortelijk gewicht aan lichtvoetigheid weet te paren. Lang leve Theu Boermans!
Tsjonge jonge, wat is vreemdgaan burgerlijk, wat is het saai. Althans, zo begrijp ik het stempel dat de regisseur Peter van Kraaij op de voorstelling heeft gedrukt. De makke is dat dat ook een verdomd saaie avond oplevert. Nou ja, in ieder geval hebben we -zij het dat ze niet op hun best waren - Marieke Heebink en Han Kerckhoffs weer gezien.
De gevolgen van de dood van een naaste zijn vaker onderwerp geweest. Misschien wel te vaak. Toch leverde het dit keer een pakkende voorstelling op. Het helpt natuurlijk als er iets nieuws en verrassends in zit zoals een rouwende broer die polder-batman is. Iets waar Iwan Walhain knap weg mee weet. En dat Ko van den Bosch overtuigend een binnenvettende vader laat zien is ook al nieuw en verrassend (voor mij althans). Maar de nieuwste en grootste verrassing lijkt me toch de puberende slungel van Marcel Ogterop. Top! ‘t Was, kortom, weer genieten geblazen in de Toneelschuur.
Een paar jaar geleden zag ik deel twee van deze ‘trilogie van het verlies’. Nu pas deel één: “Het Zouthuis”. Maar de gemengde gevoelens zijn er opnieuw. Het verhaal is wel robuust: bij de dood van het zoontje/neefje botsen broers, zusters en hun aanhang heftig op elkaar. De personages pellen elkaar tot op het bot af. Bovendien is de taal fraai; soms goed hard, soms goed geestig en altijd soepel. Ook heb ik opnieuw van het acteren van Fredrik Brom, ditmaal als Benja, kunnen genieten. Toch overtuigt het stuk me niet. Het ontroert me evenmin. De dramatische dis lijkt me iets te veel met humor gekruid om de smaak van drama nog tot zijn recht te laten komen. Bij mij sloeg de voorstelling in ieder geval het klaarblijkelijke enthousiasme van de echte recensenten, niet los. Misschien gebeurt dat nog bij “Goedbloed”.
Een groot kaal podium met een stoel. En Helmert Woudenberg.
Dat is genoeg, dat is goed, héél goed. Grootmeesterlijk vertellen, dat kan-ie. Eerder als zoon over zijn vader. Nu over een aartsvader en zijn zonen (en dochter). Jammer dat het maar anderhalf uur duurde. Had ik maar zo’n innemende en verhalende grootvader gehad.
Dit is theater in slowmotion, soms nagenoeg surplace. Er is geen echt verhaal, maar de voorstelling zit wel mutjevol en is vervuld van sfeer. Op het thema “zee” wordt het hele leven indringend verkend. Heel beeldend, betrekkelijk weinig tekst maar wel veel zeemans- en andere sentimentele liedjes (met excuses aan Schubert en Wagner)in het Frans, Duits, Engels en Nederlands. Ja, ook de dure vis komt langs, maar bijna terloops. Het is allemaal vooral oogstrelend subtiel, stijlvol en raak theatraal krabben aan de oude clichés rond het zeemansleven. Door acteurs die stuk voor stuk hun veelzijdig vakmanschap laten zien. Helaas nu alleen nog in Berlijn en Parijs te zien.
Voor een zaal vol fans in de Toneelschuur verkenden de drie mannen van Het Volk opnieuw de sores van “drie verdrietige eenzame mannen” aan de rand van de samenleving.Stengel, Koek en de Vries zijn uitgerangeerd en troosteloos.
Dat verandert niet als ze elkaars gezelschap zoeken door een gemeenschappelijke oudejaarsavond.
Echt fascinerend wordt het ook niet voor de toeschouwer. Het stramien van Het Volk is al jarenlang hetzelfde, het onderwerp langzamerhand wel een beetje uitgekouwd en de uitvoering iets te statisch.