Gefascineerd, maar vermoeid en verward blijf ik achter na het zien van Ludmilla. Alsof ik - zoals Ludmilla - geluiden heb leren zien en kleuren heb leren horen, zo voel ik me. Waarom deze verwarring? Aan de ene kant weerspiegelt deze de geestestoestand waarin Ludmilla verkeerd, en de ongrijpbaarheid daarvan: de etiketten die erop geplakt worden schieten pijnlijk tekort. Aan de andere kant komt mijn verwarring voort uit het feit dat de plot enigszins zwalkt. De plot ontleent zijn spanning vooral aan een detective-achtige situatie waarbij een dokter met de hulp van drie van Ludmilla’s vrienden (een man en een echtpaar) probeert een reconstructie van haar levensloop te maken om zo tot meer begrip van haar ziekte, door de dokter als synesthesie (klanken zien en kleuren horen) benoemd, te komen. Naarmate het stuk vordert, verschuift de nadruk echter steeds meer van Ludmilla’s problemen naar de problemen van de andere personage. Dat is in wezen een mooi gegeven: ziek / overgevoelig meisje legt indirect de zwakke plekken van de ‘gezonde’ personages bloot, waardoor de tegenpolen ziek/gezond aan het wankelen worden gebracht. In het eerste deel van het stuk leiden de confrontaties van de personages met Ludmilla tot verwarring en subtiele veranderingen bij de personages (al worden die soms wel wat karikaturaal neergezet). In het tweede deel (na de pauze) blijkt – zo horen we van Ludmilla – dat de vrouw van het echtpaar vreemd is gegaan met de andere man, met alle gevolgen van dien. Dat is een nogal zwakke oplossing en een geforceerde plotwending voor een in eerste instantie echt spannende confrontatie tussen Ludmilla en de andere personages. Daar kwam mijn verwarring ook vandaan. En Ludmilla zelf? Zij wordt overtuigend, kwetsbaar en steeds ongrijpbaarder (wat wel en niet tot haar doordringt is onnavolgbaar) gespeeld door Nanette Edens. Uiteindelijk doolt en dwaalt Ludmilla verder, in de steek gelaten door alles en iedereen. Opgesloten in haar eigen raadsel.
Het spel is virtuoos, de manier waarop met de tekst wordt gespeeld fabuleus - hoe concreet kan men abstract theater maken?, maar Beckett kan schreeuwen wat hij wil dat het niets betekent, uiteindelijk betekent het dat ‘wij de mensheid’ niets betekenen, en niets kunnen betekenen. Dat wij hooguit tot elkaar verdoemd zijn in een wereld waarin de tijd is stilgezet en waarin we ons niet meer kunnen verplaatsen. De vader en moeder van de blinde, de oudere generatie, hebben hun benen verloren tijdens een ritje op de tandem. Hun roekeloosheid is fataal voor de volgende generaties. Waarom kiest ‘t Barre Land op dit moment voor deze stilstand? Voor dit land waarop niets groeien kan? Misschien ligt het antwoord in de laatste scène. Clov zegt weliswaar weg te gaan. En doet dat ook. Maar hij komt terug. Hij gaat niet weg. Hij blijft. Hoe nutteloos ons bestaan ook is: we zijn tot elkaar verdoemd. En we zullen het met elkaar moeten doen.
Er werd goed gespeeld, maar wat een hoop flauwigheid, en wat een hopeloos ouderwets stuk. Dat wordt echt niet verholpen door een ontzettend ongeloofwaardige rel te schoppen voordat het stuk begint.
In de Shapeshifters vraagt Space zich af in hoeverre wij man dan wel vrouw zijn, en vooral in hoeverre wij dit niet zijn. Twee gidsen nemen je mee door de krochten van hun seksuele identiteit waarbij ze de woorden intiem in je oren fluisteren. Dat werkt! Een prachtige vondst. Op videoschermen boven je hoofd worden beelden getoond van gangen en legen gebouwen, van ruimte en vliegtuigen. Van vliegen. Mooie associaties, die ook helpen bij de verbeelding van het verhaal. Lastig vond ik wel dat wat er werkelijk op de vloer gebeurt in dit geval sterk concurreerde met die beelden en het fluisteren in je oor, maar dat ze daarvoor te weinig toevoegde. Misschien hadden de acteurs niet zichtbaar moeten zijn. Of pas in een later stadium. Ook vond ik de voorstelling, een try-out!, nog wat onevenwichtig. Ik werd niet helemaal meegevoerd in de krochten. Jammer vond ik ook dat een van de gidsen een geboren hermafrodiet was, waardoor ik me niet goed met deze figuur kon identificeren. Ik vind het veel spannender als uitgaand van man/vrouw de grenzen opgezocht worden, zoals dat bij de andere gids gebeurd. Maar hoe dan ook, de voorstelling is absoluut de moeite waard. Dus ga kijken!
Ik heb erg genoten van het virtuoze spel van de acteurs in Show. Ik moest lachen om het impliciete ironische commentaar op ‘associatief theater’ en de algehele tendens naar ‘echtheid’, als ook om de zelfspot van de schrijver. Ook heb ik me kostelijk vermaakt met de gekte van de plotopbouw, waarbij zelfs de schrijver die in het stuk als schrijver fungeert de controle over zijn personages verliest. Uiteindelijk ging het stuk voor mij over de maakbaarheid en de gemaaktheid van onze tegenwoordige identiteit. We kunnen alles en iedereen zijn en worden, behalve ons zelf. Jammer is dat het stuk vooral een afspiegeling is van de uiterlijke verschijnselen van deze thematiek, maar er niet diep op ingaat. Even paradoxaal is Jeroen van den Berg zijn avontuur met de traditionele theaterwetten: hij gaat ogenschijnlijk aan de haal met de klassieke opbouw van een plot, maar creëert uiteindelijk toch een drama met een in wezen klassieke (com)plot. Alsof hijzelf niet werkelijk kan loskomen van deze manier van dramatisch denken. Hoe licht hij ook lijkt, er kleeft ook een zekere cynische wrangheid aan deze komedie omdat ontsnappen aan ‘gemaaktheid’ onmogelijk lijkt te zijn voor Van den Berg, evenals ontsnappen aan de maffiose cultuurpolitiek. In ieder geval verdient Van den Berg zeker een plek in het Nederlandse theaterlandschap.
Ik vond de tekst mooi minimalistisch. Fascinerend materiaal. De voorstelling echter niet. Deze doet erg gekunsteld aan, en de personages zijn ongeloofwaardig want te dom. En die dommigheid geloof ik niet binnen deze serene maar elegante Noorse setting, die een beter sociaal milieu suggereert. Een milieu waar mensen wel lezen en waar ze mondiger zijn dan deze personages. Bart Klever als de vader is de enige die weet te ontsnappen aan de gekunsteldheid. Hij legt met zijn achteloze naturel bij vlagen een schrijnende plek bloot.
Oké, het is geen intellectueel hoogstandje of een erg diepgaande voorstelling, maar wel een voorstelling die mij enerzijds aan het dromen zette over de onderlinge verbondenheid van mensen, en die anderzijds de eenzaamheid en het onvermogen van mensen binnen hun moderne relatieperikelen voelbaar maakt. Het fantastische, sprankelend naturelle, en soms ironische, spel en de dynamische regie zorgen ervoor dat clichés – soms op heel subtiele wijze – gemeden worden. Al met al een spannend relatiestuk van deze tijd.
Ik weet het niet met deze voorstelling. Centraal staat een proces uit 1925 waarbij leraar Scopes wordt terechtgesteld voor het onderwijzen van de revolutieleer van Darwin, hetgeen in strijd is met de wet van de staat Tennessee. Dit proces wordt, in verkorte doch lange en vrij letterlijke versie, nagespeeld door Robby Cleiren, Damiaan De Schrijver en Frank Vercruyssen. Gedrieën nemen zij de vele rollen voor hun rekening, waarbij Vercruyssen en Cleiren ook nog eens dezelfde rollen spelen: een sterke vondst. Frank Vercruyssen is met zijn ontwapenende en gedreven spel, en zijn uitermate levendige ranke vingers, altijd prettig om naar te kijken, maar de voorstelling als geheel is wel erg langdradig en droog. De enige humor die te berde wordt gebracht is flauw en oppervlakkig, en staat daarmee haaks op de stijl van de voorstelling. Jammer. Bovendien komt het centrale thema, revolutieleer versus geloof in God, niet helemaal op scherp te staan doordat de revolutieleer in onze tijd al lang geen heikele kwestie meer vormt in relatie tot het geloof. Ik ben minimaal ‘vermaakt en ontroerd’ als ik de voorstelling uitloop, maar wel verontrust! Al had het een stuk scherper gekund, The Monkey Trial zet aan tot nadenken over de (in)tolerantie ten opzichte van andersdenkenden; de bewustzijnsvernauwing waar de angst voor het vreemde en bedreigende, dat ons op onze grondvesten doet schudden, van naturen toe neigt te leiden wordt tegengewerkt.
Gefascineerd, maar vermoeid en verward blijf ik achter na het zien van Ludmilla. Alsof ik - zoals Ludmilla - geluiden heb leren zien en kleuren heb leren horen, zo voel ik me. Waarom deze verwarring? Aan de ene kant weerspiegelt deze de geestestoestand waarin Ludmilla verkeerd, en de ongrijpbaarheid daarvan: de etiketten die erop geplakt worden schieten pijnlijk tekort. Aan de andere kant komt mijn verwarring voort uit het feit dat de plot enigszins zwalkt. De plot ontleent zijn spanning vooral aan een detective-achtige situatie waarbij een dokter met de hulp van drie van Ludmilla’s vrienden (een man en een echtpaar) probeert een reconstructie van haar levensloop te maken om zo tot meer begrip van haar ziekte, door de dokter als synesthesie (klanken zien en kleuren horen) benoemd, te komen. Naarmate het stuk vordert, verschuift de nadruk echter steeds meer van Ludmilla’s problemen naar de problemen van de andere personage. Dat is in wezen een mooi gegeven: ziek / overgevoelig meisje legt indirect de zwakke plekken van de ‘gezonde’ personages bloot, waardoor de tegenpolen ziek/gezond aan het wankelen worden gebracht. In het eerste deel van het stuk leiden de confrontaties van de personages met Ludmilla tot verwarring en subtiele veranderingen bij de personages (al worden die soms wel wat karikaturaal neergezet). In het tweede deel (na de pauze) blijkt – zo horen we van Ludmilla – dat de vrouw van het echtpaar vreemd is gegaan met de andere man, met alle gevolgen van dien. Dat is een nogal zwakke oplossing en een geforceerde plotwending voor een in eerste instantie echt spannende confrontatie tussen Ludmilla en de andere personages. Daar kwam mijn verwarring ook vandaan. En Ludmilla zelf? Zij wordt overtuigend, kwetsbaar en steeds ongrijpbaarder (wat wel en niet tot haar doordringt is onnavolgbaar) gespeeld door Nanette Edens. Uiteindelijk doolt en dwaalt Ludmilla verder, in de steek gelaten door alles en iedereen. Opgesloten in haar eigen raadsel.