Gefascineerd, maar vermoeid en verward blijf ik achter na het zien van Ludmilla. Alsof ik - zoals Ludmilla - geluiden heb leren zien en kleuren heb leren horen, zo voel ik me. Waarom deze verwarring? Aan de ene kant weerspiegelt deze de geestestoestand waarin Ludmilla verkeerd, en de ongrijpbaarheid daarvan: de etiketten die erop geplakt worden schieten pijnlijk tekort. Aan de andere kant komt mijn verwarring voort uit het feit dat de plot enigszins zwalkt. De plot ontleent zijn spanning vooral aan een detective-achtige situatie waarbij een dokter met de hulp van drie van Ludmilla’s vrienden (een man en een echtpaar) probeert een reconstructie van haar levensloop te maken om zo tot meer begrip van haar ziekte, door de dokter als synesthesie (klanken zien en kleuren horen) benoemd, te komen. Naarmate het stuk vordert, verschuift de nadruk echter steeds meer van Ludmilla’s problemen naar de problemen van de andere personage. Dat is in wezen een mooi gegeven: ziek / overgevoelig meisje legt indirect de zwakke plekken van de ‘gezonde’ personages bloot, waardoor de tegenpolen ziek/gezond aan het wankelen worden gebracht. In het eerste deel van het stuk leiden de confrontaties van de personages met Ludmilla tot verwarring en subtiele veranderingen bij de personages (al worden die soms wel wat karikaturaal neergezet). In het tweede deel (na de pauze) blijkt – zo horen we van Ludmilla – dat de vrouw van het echtpaar vreemd is gegaan met de andere man, met alle gevolgen van dien. Dat is een nogal zwakke oplossing en een geforceerde plotwending voor een in eerste instantie echt spannende confrontatie tussen Ludmilla en de andere personages. Daar kwam mijn verwarring ook vandaan. En Ludmilla zelf? Zij wordt overtuigend, kwetsbaar en steeds ongrijpbaarder (wat wel en niet tot haar doordringt is onnavolgbaar) gespeeld door Nanette Edens. Uiteindelijk doolt en dwaalt Ludmilla verder, in de steek gelaten door alles en iedereen. Opgesloten in haar eigen raadsel.