Ze zien er slecht uit Mara van Vlijmen en Vincent Rietveld. Witte gezichten. Vochtige ogen. Crisis zo te zien. Het huilen staat ze nader het lachen. Ze vertellen dat het niet is gelukt. Dat ze geen voorstelling hebben. Geen geld vooral. En geen tijd. Ook door problemen op het persoonlijk vlak. Dat Mara twintig keer per nacht wakker werd omdat haar baby huilde. Het zou me niet verbazen hij haar echt twintig keer per nacht van haar slaap beroofde. Maar we lachen. We denken dat ze straks toch nog gaan beginnen. Dat het niet echt is. Want het is theater.
Wat ze zouden doen als het wel gelukt was om een voorstelling te maken? Ons de schoonheid van ellende laten zien. De relatie crisis-schuld-schuldig uitleggen. Ons de sensatie van de smaak van tulpenbollen laten voelen. Astrid Joosten bellen. Grappen maken over Rijkman Groenink. Vijfentwintig zzp’ers op laten draven, want de crisis is een kans voor zzp’ers. In geuren en kleuren de jaarlijkse schuldvereffening in een middeleeuws dorp uit de doeken doen, grappen maken over Stefan de Walle, de vraag stellen of er minder hebzucht was in 1430, het geluk laten zien van een man die wel zijn schuld heeft afbetaald, in een maillot rondlopen.
Zo’n twee uur zou de voorstelling duren. Er zou heel vaak gelachen worden in de zaal. Want de ene scène zou nog hilarischer zijn de andere. Ondanks dat het steeds over de crisis gaat. En over schuld. Tegen het eind als Rietveld in een maillot, of in een negligé, een dansje maakt, want dat doet hij nou eenmaal graag, zou een deel van het publiek vinden dat die scène een beetje te lang duurt. Toch zou iedereen tevreden naar huis gaan. En iedereen zou vrienden aanraden om er ook naar toe te gaan.
Met het verhaal van Aischylos over de pijnlijke nederlaag van een supermacht die een stelletje ongeregelde terroristenstaten wel even onder de voet zou lopen, laten Manja Topper, Gillis Biesheuvel en Kuno Bakker met De Perzen uiterst actueel theater zien. In een voorstelling waarin de kenmerkende kwaliteiten van de leden van Dood Paard uitstekend tot hun recht komen.
De nogal eigenzinnige manier bijvoorbeeld waarop Gilles Biesheuvel met zijn zinsmelodie omgaat, zorgt er in deze voorstelling voor dat de woorden van de boodschapper die verslag doet van de nederlaag bij Salamis extra betekenissen krijgen. Ze krijgen betekenissen die als je de tekst alleen letterlijk zou nemen niet zo voor de hand zouden liggen. En ze roepen (in ieder geval bij mij), naast de bij het drama van zo’n slachtpartij passende gevoelens, ook andere (vrolijkere) emoties op. Iets dergelijks geldt voor die typische krijsende uithalen en draaiende ogen van Manja Topper. Mede door die uitvergroting krijgt de koningin die al die rampspoed moet aanhoren er een paar heel invoelbare menselijke trekjes bij.
Tel daar nog eens de goede tekstbewerking van Rob de Graaf bij op. En de heldere enscenering, met als sterke troef de rustpunten door het verplaatsen van krukken en krukjes. Ik heb kortom naar een relevante, boeiende en toegankelijke interpretatie van Aischylos’ klassieker over de moeder van alle nederlagen en over de hoogmoed van Xerxes gekeken. Een aanrader dus.
Met weinig een hele (droom)wereld
In de nieuwe voorstelling van Ensemble Leporello, genaamd ‘Arabische Nacht’ en naar een tekst van Roland Schimmelpfennig, is het niet de diepe betekenis die me nog dagen of uren achtervolgt. Ik ben niet diep geraakt en mijn visie van de wereld wordt niet verplicht om bijgesteld te worden, maar wat een vermakelijke voorstelling. Al een te lange tijd geleden zag ik een voorstelling waar ik enorm door verrast was in het Grand Theatre en zo had ik niet veel verwacht toen ik acteur Dirk Opstaele bij aanvang van de voorstelling in het voetlicht zag treden. Nog niet eerder zag ik een voorstelling van Ensemble Leporello en wist dan ook niet wat ik kon verwachten. Enorm blij ben ik dat ik naar voorstellingen ga van, voor mij, onbekende makers want deze solist wist me, begeleidt door pianiste Iris de Blaere, met virtuoos acteerwerk in de wereld van de voorstelling te trekken.
‘Arabische Nacht’ gaat over de alledaagse bewoners van een woonblok in een Duitse voorstad. In eerste instantie lijkt het verhaal niet veel bijzonders, maar habiel is Opstaele in de gedoseerde manier waarop hij alle personages een identiteit geeft. De minimale gebaren en stembuigingen zetten de lijnen voor de film die zich voor mijn ogen vorm krijgt en die ik in mag kleuren met mijn eigen verbeelding. Hoewel het verhaal langzaam is blijft Opstaele me boeien, helemaal wanneer de alledaagsheid overgaat in een droomwereld waarin de verhalen van alle personages uiteindelijk bij elkaar komen.
Deze voorstelling toont hoe kunstenaars met genoeg vakbekwaamheid en vindingrijkheid een chimère kunnen tonen die geen nood heeft aan stereotypering of show. Klein en afgemeten staat ‘Arabische Nacht’ als een huis.
Met weinig een hele (droom)wereld
In de nieuwe voorstelling van Ensemble Leporello, genaamd ‘Arabische Nacht’ en naar een tekst van Roland Schimmelpfennig, is het niet de diepe betekenis die me nog dagen of uren achtervolgt. Ik ben niet diep geraakt en mijn visie van de wereld wordt niet verplicht om bijgesteld te worden, maar wat een vermakelijke voorstelling. Al een te lange tijd geleden zag ik een voorstelling waar ik enorm door verrast was in het Grand Theatre en zo had ik niet veel verwacht toen ik acteur Dirk Opstaele bij aanvang van de voorstelling in het voetlicht zag treden. Nog niet eerder zag ik een voorstelling van Ensemble Leporello en wist dan ook niet wat ik kon verwachten. Enorm blij ben ik dat ik naar voorstellingen ga van, voor mij, onbekende makers want deze solist wist me, begeleidt door pianiste Iris de Blaere, met virtuoos acteerwerk in de wereld van de voorstelling te trekken.
‘Arabische Nacht’ gaat over de alledaagse bewoners van een woonblok in een Duitse voorstad. In eerste instantie lijkt het verhaal niet veel bijzonders, maar habiel is Opstaele in de gedoseerde manier waarop hij alle personages een identiteit geeft. De minimale gebaren en stembuigingen zetten de lijnen voor de film die zich voor mijn ogen vorm krijgt en die ik in mag kleuren met mijn eigen verbeelding. Hoewel het verhaal langzaam is blijft Opstaele me boeien, helemaal wanneer de alledaagsheid overgaat in een droomwereld waarin de verhalen van alle personages uiteindelijk bij elkaar komen.
Deze voorstelling toont hoe kunstenaars met genoeg vakbekwaamheid en vindingrijkheid een chimère kunnen tonen die geen nood heeft aan stereotypering of show. Klein en afgemeten staat ‘Arabische Nacht’ als een huis.
Het Noord Nederlands Toneel komt met, volgens eigen zeggen, één van de meest gespeelde en geliefde theaterstukken in de afgelopen vierhonderd jaar. De enige enscenering van Hamlet die ik ooit zag was een filmopname van een theatervoorstelling tijdens een theatercollege. Het geroezemoes wat ik voorafgaand aan de voorstelling in mijn omgeving hoor klinkt gematigd positief. Maar zonder vooraf een woord te lezen, over deze uitvoering van Shakespeares tragedie met de oh zo bekende oneliner “to be or not to be”, neem ik nieuwsgierig plaats in de schouwburg. Grappig vind ik het dat dit typisch zo´n voorstelling is waarvan ik pas achteraf kan zeggen dat ik enthousiast ben. Ten tijde van de voorstelling kijk ik gevoelsmatig veel te lang naar een traditionele, voorspelbare Hamlet. Valt het me weer op dat ik toch echt niet alle acteurs die veelvuldig bij het NNT te zien zijn even goed vind en mis ik de ‘mooie’ momentjes (beelden, mono/dialogen etc.) Mijn teleurstelling is haast in één klap voorbij wanneer de muren van het gekkenhuis het podium (letterlijk) opgerold worden. Hamlet is waanzinnig geworden. Gek van liefde, uit op wraak en… op zoek naar de uitgang. De vraag die ik mezelf stel: wie is hier nu eigenlijk gek? Wanneer ik uit alle hoeken van de schouwburg zangstemmen hoor ervaar ik ineens wat ook Hamlet, inmiddels opgesloten in een ruimte van enkele vierkante meters, heeft moeten ervaren. Alle puzzelstukjes vallen op hun plek en al tijdens de voorstelling denk ik terug aan eerdere scenes en de aha-erlebnissen vliegen me om de oren. Te snel geoordeeld? Absoluut! Joke Tjalsma schittert in haar beide rollen, maar vooral als verpleegkundige brengt ze, als een van de weinigen, een ‘echt’ personage het toneel op. Ik ben blij dat ik Bart Klever zie in de rol van Rozenkranz en Guldenstern, want met Edo Brunner zou het totaal aan clowneske personages wel erg hoog zijn vrees ik. Een geweldige vertaalslag naar een interessant thema maakt Mafaalani met haar Hamlet, echter de uitvoering ervan levert het NNT toch één dikke, rode tomaat op.
Gisteren maar eens op Rotterdam aangegaan om Slaaf te zien. Een prachtige tekst. Een geweldige acteur. Maar wat een schandalig slechte regie. Alles verzoop in opzichtig overgeacteerd afwerken voor publiek. Sorry vriend, je deed vast je best…..maar dit is overbodig.
Een poging tot een internationale vlucht, maar Portugezen ontvluchten voor de landing
Bij een bezoek aan Lissabon leek het me leuk om te zien hoe mensen uit een ander land reageren op Nederlands theater. De voorstelling ‘Husbands’ van Toneelgroep Amsterdam, gebaseerd op een film van John Cassavetes, is tijdens mijn bezoek te zien in het Centro Cultural de Belém (CCB), zes minuten met de trein vanaf het centrum van Lissabon. Zo is de keuze om deze voorstelling in Lissabon te bezoeken, en om te onderzoeken hoe Portugezen het Nederlandse theater zullen ervaren, geboren.
Het CCB is een enorm complex waarin naast theater ook concerten en congressen te bezoeken zijn en ook is er een museum te vinden. Bij aankomst valt vooral op dat de gemiddelde leeftijd bij deze voorstelling hier erg laag is. Hoe ik in Nederland het gemiddelde omlaag haal, passen mijn metgezellen en ik hier precies in het gemêleerde gezelschap.
Aan het begin van de voorstelling is op het achterdoek een projectie te zien waarin de acteurs Barry Atsma, Roeland Fernhout en Hans Kesting op ons af komen lopen. Deze acteurs blijken later de drie hoofdpersonages Gus, Harry en Archie te zijn, drie vrienden die elkaar ontmoeten op de begrafenis van een jeugdvriend. De mannen stoeien al brallend om wie de dominantste is, zoals we dit al menigmaal gezien hebben van Ivo van Hove, en besluiten uiteindelijk naar Londen te vliegen om zo een aantal dagen te breken met hun alledaagse bestaan. Dat was ongeveer het verhaal wel. Ze krijgen allemaal nog een affaire wat wel aantal interessante scènes oplevert, maar niets blijvends.
De voorstelling wordt gedomineerd door kunstjes om internationaal te zijn. In verhouding tot eerdere voorstellingen die ik van Van Hove zag maakt de artistiek leider van Toneelgroep Amsterdam hier opvallend veel gebruik van beeldende bewegingsscènes en muziek. Hoewel dit misschien vernieuwend en fris zou kunnen zijn, komen de ‘internationaal’ begrijpelijke scènes voornamelijk over als trucjes om de aandacht van het publiek vast te houden. Van Hove is een kunstenaar in het regisseren van de samenkomst tussen acteurs en tekst, maar dit is niet zijn forte. Blijkbaar ben ik niet de enige in mijn opvatting want hoewel Nederlanders keurig blijven zitten tot het einde, ook als de voorstelling misschien niet geapprecieerd wordt (dit komt niet vaak voor want de meeste mensen vinden alles mooi en verwijderen zich nauwelijks van hun rol als klapvee), Portugezen gaan hier anders mee om. Vanaf halverwege de voorstelling druipen toeschowuers in steeds groter wordende getalen af richting de uitgang. Hoewel ik in Essen bij ‘Ubu’ nog met grote ogen de weglopende massa nakeek, begreep ik het afdruipende ‘Husbands’-publiek maar al te goed. De beelden waren een beetje afgezaagd, het verhaal maar dun en het spel, moet ik met spijt zeggen, niet heel bijzonder.
Het enige moment waarop ik, samen met alle Portugese vrienden, met bewondering keek was toen Barry Atsma zijn talent om Portugees te praten uiteen zette. De rest van de tijd heb ik me vermaakt met het leren van nieuwe Portugese woorden door middel van de boventitels, dus obrigado daarvoor!
Het hoofd is ziek, het vlees is van het hart gescheurd
Als ik erachter kom dat Johan Simons met zijn Münchner Kammerspiele binnen het festival Brandhaarden een drie-in-één voorstelling zal presenteren van de drie laatste teksten van de door suicide te vroeg gestorven Britse theaterauteur Sarah Kane (Gesäubert [Cleansed], Gier [Crave] en 4.48 Psychosis), beginnen mijn verwachtingen in hoog tempo te stijgen. Al jaren is deze theaterauteur per uitstek het voorbeeld en waarschijnlijk het begin van mijn liefde voor een theater dat in het teken staat van het onderbuik-gevoel in plaats van de alledaags dominante ratio. Het is volgens Simons te makkelijk om het sombere werk van Kane af te doen als symptomen van een psychose en daar ben ik het helemaal mee eens. Hij is ervan overtuigd dat haar teksten het diepe oergevoel van de mens blootleggen, in dezelfde dimensie als de klassieke tragedies: onontkoombaar en vervullend. Vanuit deze overtuiging vatte Simons het idee op om drie van haar werken in één voorstelling te presenteren. Hoewel zowel de tragedie als het werk van Kane inderdaad onontkoombaar en vervullend zijn, doet de tragedie dit op een rationale, bewustmakende manier terwijl het bijzondere van Kane juist is dat ze met haar teksten in eerste instantie voorbij gaat aan de ratio en doordringt in de organen van haar publiek. Pas later kunnen toeschouwers vaak de emotionele steen uit hun maag halen om de theaterervaring rationeel te bevatten.
Simons zet de drie stukken in een prachtig, kaalgeslagen ruimte waarbij de grote witte lampion-achtige lampen, die zowel in de publieksruimte als op het podium hangen, een opvallende component zijn. Ook de vloer die het beeld van de acteurs weerkaatst is interessant doordat het een extra perspectief creëert.
Gesäubert [Cleansed] is het derde stuk van Kane en in deze voorstelling het begin. De setting van dit stuk beschrijft Kane als een soort Universiteitsomgeving die overeenkomsten heeft met een concentratiekamp. In deze martelruimte heerst de sadistische Tinker, in deze voorstelling een pestkoppige dame die er alle lol in heeft om het leven van mensen moeilijk te maken. Verder toont het twee verhalen: dat van een jonge vrouw, Grace, die haar liefde voor haar broer, Graham, wil tonen door zichzelf na zijn dood door middel van een geslachtsverandering om te vormen tot haar broer. Het tweede verhaal draait rond een homostel, Rod en Carl, dat de liefde uiteindelijk getest ziet worden wanneer Tinker gedurende de voorstelling Carl van zijn ledematen ontdoet. Het stuk wordt gezien als de meest moeilijk op het podium te representeren tekst en Simons doet dit door de gruwelijke handelingen te tonen door pantomime. Het eerste deel is flitsend snel en behoorlijk op de lach gespeeld en hierdoor is het begin voor mij te plat. Hoewel ik begrijp dat drie zware stukken funest zullen zijn voor nog een beetje een positieve avond, doet deze interpretatie voor mij niet genoeg waarde aan de tekst omdat het te gemakkelijk en snel over de intense gebeurtenissen heen stapt.
Het tweede deel is Gier [Crave], dit vierde stuk van Kane wordt vaak gezien als een soort partituur voor vier stemmen. In Crave is geen sprake van een helder narratief en de personages worden enkel aangeduid met de letters A, B, C en M. In deze tekst draait het om ritme en melodie. Het is niet het belangrijkste om allen zinnen te begrijpen, die overigens bijna allemaal prachtige taalkundige juweeltjes zijn, maar om hetgeen de woorden en hun ritme met je doen. Simons heeft dit deel vliegensvlug geregisseerd, zoals het zou moeten in mijn opvatting. De acteurs snijden hun woorden als sabels door de lucht waarbij ze hun medespelers ongedeerd laten, maar langs het bewustzijn van de toeschouwers schampen. Hoewel ik de tekst ken zorgt mijn gebrekkige begrip van de Duitse taal in deze scherpe versie er echter voor dat wel heel weinig tekst me in mijn buik stompt. Voor een Nederlands publiek had ik wanneer deze Duitse taal als voertaal genomen wordt, iets meer stiltes (zoals Kane ze ook beschrijft) willen voelen zodat af en toe een zin snoeihard aan kan komen. Er zijn zeker momenten die me overvallen en mijn ogen laten branden, maar niet zoveel als in het laatste deel. Het derde en laatste deel zal na de pauze Simons’ genadeslag blijken.
Na de pauze begint in een bewerkt decor, waarin de lampionnen op de grond liggen of slecht aan nog enkele draden aan het plafond hangen, het laatste en veel besproken stuk van Kane. Veel mensen dichten 4.48 Psychosis voornamelijk (en te gemakkelijk) autobiografische waarde toe omdat dit het laatste stuk is dat Kane schreef voor haar zelfmoord. Het stuk is echter veel meer dan dat. Net als bij Crave speelt Kane in 4.48 Psychosis met de vorm van tekst en welke rol deze vervult binnen het theater. In haar laatste tekst is geen sprake meer van door de auteur vastgestelde personages en het geheel lijkt, kort door de bocht, een lang gedicht over psychische ziekte. Simons toont een man die geteisterd wordt door psychoses. Thomas Schmauser doet me pijn in zijn rol als deze verwrongen man en laat hiermee een memorabele performance achter. Simons’ keuzes zijn intelligent, voornamelijk diegene om de stemmen te laten ondersteunen door een aantal strijkers (en een piano) is fenomenaal. De scherpte van de strijkers zet de stemmen aan en glissando’s produceren in samenwerking met de stemmen een wrange dissonant. Met de keuze om naast de geesteszieke man een vrouw te zetten die halverwege de voorstelling een glanzend baken van hoop en leven blijkt, doet Simons prachtig recht aan Kane’s vaak genegeerde idee dat er altijd hoop in haar stukken zit. Aan het einde gaat de vrouw echter ook ten onder aan de zwartgalligheid van het leven en dit is voor mij een zwakkere keuze. Duidelijk is echter dat Simons een opbouw nastreeft, van het lichtere Gesäubert tot het intense 4.48 Psychosis, die als geheel werkt.
De teksten van Kane zijn zo kwetsbaar dat er heel precies geregisseerd moet worden om de kracht van de teksten te laten gloeien en Simons heeft dit talent. Hoewel een aantal keuzes voor mij persoonlijk niet de beste keuzes zijn, zorgt Simons met zijn uitstekende acteurs dat mijn hoofd tijdelijk ziek wordt en het vlees van mijn hart wordt gescheurd zodat ik na de voorstelling een korte tijd monddood ben. Dit alles doet Simons met een subliem precieze en kernachtige regie in een eveneens zo kernachtig vormgegeven ruimte.
Elke keer dat ik naar een voorstelling ga, hoop ik op zo’n moment dat ik denk ‘wauw, wat is dít goed!’. Vanavond gebeurt dat na ruim een uur, en het duurt ongeveer tien minuten. Hamlet is verbannen. Niet naar Engeland, maar naar een psychiatrische inrichting. Daar, in de isoleercel, gaat alles wat hij heeft meegemaakt tegelijkertijd door zijn hoofd. We zien zijn wanhoop in zijn bewegingen, en we horen wat er in zijn hoofd omgaat in de vorm van flarden muziek, losse zinnen (zachtjes uitgesproken door de acteurs op het podium) en losse klanken geproduceerd door koorzangers in de zaal. In die tien minuten dat alles klopt, vallen compositie (Merlijn van Twaalfhoven), toneelbeeld (Ko van den Bosch) en verhaal (Ola Mafaalani) volledig samen. Ontroerend mooi is dat.
In het ruime uur daarvoor heeft Mafaalani het verhaal op een heldere manier verteld, in een tekstbewerking die dicht bij het origineel blijft. Er wordt goed gespeeld, vooral door Wil van der Meer en Malou Gorter als koning en koningin. In de beeldtaal is dan al af en toe te zien welke keus Mafaalani maakt. De koningin (Malou Gorter) heeft bijvoorbeeld een moment van gekte als ze is afgewezen door haar zoon, ze gaat dan haar meterslange lichtblauwe sluier te lijf. Langzamerhand komen er steeds van die beelden uit de psychiatrie in de voorstelling. Rozenkranz & Guldenstern tikken tegen het einde monotoon roerend met een roerstaafje in een plastic bekertje, en Horatio schrijft zijn waanbeelden met krijt op de vloer.
Mafaalani kiest ervoor om de waanzin van Hamlet te benadrukken. Niet zozeer om haar steentje bij te dragen aan de interpretatiegeschiedenis van dit stuk denk ik, maar omdat het haar de kans geeft om én op haar manier een klassiek stuk op te voeren én om wat te vertellen over wat haar op dit moment bezighoudt. Die combinatie is deze keer redelijk geslaagd.
Waanzin, maar met Lijn
Na een aantal meer teleurstellende voorstellingen van het NNT wil ik deze Moose beginnen met opmerken dat NNT’s ‘Hamlet’ geschaard mag worden onder haar betere (Grote Zaal) voorstellingen. Vaak ben ik fan van de intieme voorstellingen die het Groningse stadsgezelschap haar publiek te bieden heeft in hun eigen Machinefabriek, maar bij het grote werk verliest het NNT zich vaak in de mogelijkheden die het theater te bieden heeft waardoor chaos geen uitzondering is.
Wanneer ik artistiek leidster en regisseur Ola Mafaalani na de voorstelling tref spreekt ze me, en ik moet haar bekennen, met plezier, dat ik haar interpretatie een behapbaar en vooral een opvallend inventieve benadering van deze prins der theaterteksten vind. Niets is hieraan gelogen, maar ik beken toch kritisch te blijven.
De thematiek die Mafaalani hier aansnijdt spreekt me persoonlijk erg aan. De compleet andere wereld die geschapen wordt door mensen met psychische problemen intrigeert me enorm, omdat het blijk geeft van een bepaalde creativiteit en een originele blik op de wereld waardoor je je meer bewust wordt van je eigen kijkwijze. Al vanaf het begin van het onderzoeksproces voor deze voorstelling, waarbij Mafaalani zichzelf liet opsluiten in een gesloten inrichting en haar bevindingen op internet plaatste, keek ik uit naar de verhalen van deze mensen. Hoewel ik deze benadering, waarbij de waanzin als één aspect van dit bekende verhaal als leidraad genomen wordt, dan ook een interessante vind, roept de voorstelling bij mij de vraag op of ‘Hamlet’ de beste tekst is om deze thematiek te behandelen. Het verhaal van de prins die zijn vader verliest door moord en wraak wil nemen op de moordenaar, zijn oom, lijkt in deze voorstelling enkel een aanleiding om het te kunnen hebben over de waanzin van het alledaagse bestaan in een psychiatrische inrichting, maar diept deze thematiek niet uit. Door de nadruk zo op de waanzin te leggen wordt het verhaal van de prins een verzinsel zoals velen en dat had ik liever nog verder doorgevoerd gezien. De ervaringen die Mafaalani heeft opgedaan in haar onderzoek had ik meer terug willen zien en omdat ‘Hamlet’ mij niet een extra laag bood had deze nog verder teruggedrongen mogen worden, al moet toegegeven worden dat het verhaal wel kundig dramaturgisch tot de kern gebracht was.
‘Hamlet’ zit vol prachtige beelden. De manier waarop de scène tussen Hamlet en de geest van zijn vader verbeeld is, waarbij Hamlet in het licht van een kaars tegen zijn eigen beeltenis spreekt, is uitzonderlijk. De steeds groter wordende infiltratie van de psychiatrische inrichting in het koningsverhaal was subtiel en de daadwerkelijke overgang naar de realiteit van deze inrichting was prachtig. De isoleercel was beklemmend en om direct over te gaan tot het acteerwerk: Joke Tjalsma was de ster van de avond. Als dubbelrol toont Tjalsma elegant en genuanceerd spel. Van een komisch gevatte Polonius weet ze onzichtbaar te transformeren in een warme en hartelijke verpleegkundige. Ook het spel van Peter van de Meulenbroecke is goed, maar hij steelt met deze ‘droomfiguur’ jammerlijk niet de show. Malou Gorter verrast daarentegen wederom. Ze speelt weer de koningin, zoals in ‘Alice in Wonderland’ en ‘Salome’, maar weigert te vervallen in de vertrouwdheid van haar eerdere rollen. Vooral in de eerste scène, de enige waardoor ik echt geroerd was, maakt Gorter de interne strijd die de koningin voert voelbaar in haar schichtige omgang met de veroordelende blikken van haar zoon.
De muziek van Merlijn Twaalfhoven is spannend en wanneer er in het publiek zelfs mensen geluiden beginnen te maken werkt dit naar mijn mening goed. Als een vrouw twee stoelen verder geluiden begint te maken vraag ik mijzelf af of ik het goed hoor of misschien ook gek word.
Een mooie voorstelling die nog beter had kunnen zijn misschien, waarin de waanzin getoond wordt met een volgbare lijn en prachtige beelden. In al deze waanzinnigheid heeft Mafaalani de, al dan niet meest directe, weg gevonden naar het verhaal dat ze wou vertellen.