Humor is iets dat jammer genoeg ontbreekt in veel hedendaagse kunst, vinden choreografen/performers Monnier en La Ribot. Humor heeft hen samengebracht en het resultaat is te zien op het festival Julidans.
En hebben we gelachen? Was ‘t maar waar.
De voorstelling begint met minutenlang zogenaamd gegrien voor een microfoon, afgewisseld met het plaatsnemen in een fauteuil. Dan krijgen we ook nog wat beweging van de dames te zien. Er wordt eindeloos lang met een “plank” gesjouwd, waar bij elke draai de ander geraakt wordt en valt. ( Bij Laurel en Hardy kun je zien dat dit wèl leuk kan zijn.) Eentje heeft nog even een trechter op het hoofd, er wordt eens een doek naar beneden getrokken en er worden langdurig knieën ontbloot en bedekt.
En hebben we gelachen? De zaal blijft behoorlijk stil.
Aan het eind van de voorstelling staan de dames achter op ‘t toneel, ieder op een krukje, en filosoferen ze hardop over het vrouwzijn. Dan hoor je regelmatig een lachje uit de zaal en dat is dan voornamelijk te danken aan La Ribot. Voor haar is misschien nog een toekomst weggelegd als standup comedian, hoewel de boterham niet rijkelijk belegd zal zijn.
Wat doet zo’n voorstelling toch op een kwaliteitsfestival?
Elf dansers die springen, vallen, zich vaak als een kluit jonge voetballertjes over de vloer bewegen, in trio’s of duo’s stoeien, omhelzen, vechten. Leuk om er tien minuten naar te kijken. Maar de voortdurende herhalingen die je in de kluwen ziet maken het er niet interessanter op. Halfweg wordt er even gepauzeerd met een stukje sinaasappel, enkele doorweekte T-shirts worden vervangen en daar gaan we weer.
Op het eind wordt het wat rustiger. Langzaam kruipt de groep naar voren, oerwoudgeluiden worden ten gehore gebracht, er worden wat billen en borsten ontbloot en dan gaat de groep met het nodige misbaar door de zaal (effect! effect!) af. Wat hebben we nu gezien? Eigenlijk niets. En dan schijnt Rodrigues toch een van de grootste dansvernieuwers van Brazilië te zijn….
Vijf vrouwen verbeelden een brede varieteit aan onderlinge relaties in een choreografie die -behalve het eerste, trage en wat saaie deel - bol staat van een tomeloze energie. Omarsdóttir heeft zich onder meer laten inspireren door heavy-metal-muziek (headbangen vindt ze een van de fijnste bewegingen) en horrorfilms. De nu en dan zeer heftige en soms oorverdovende scènes worden afgewisseld met mooie, intime momenten, bijvoorbeeld waar de vrouwen elkaars haar borstelen en invlechten. De bijna onuitputtelijke energie van de zwangere Omarsdóttir is nog eens goed te zien en te horen als zij, bijna op ‘t eind, een lied schreeuwt dat meerdere toeschouwers enigszins dizzy achterlaat. Of zou dat toch van die toneelrook komen die anderhalf uur lang de vloer wordt opgeblazen?
Tom Lanoye heeft twee vroege werken van Tsjechov in elkaar gevlochten. Met superieur taalgebruik. En met een heel slimme afwisseling van scènes met dialogen en scènes met veel personages. We zien de levensverhalen van twee teleurgestelde dertigers waarvan het leven niet is geworden wat ze ervan hadden verwacht: Platonov die zijn boosheid en frustratie afreageert op anderen, en Ivanov die het omgekeerde doet, die vol zelfverwijt is.
Er waren een paar minder enthousiaste recensies na de première. Ik zie de voorstelling een week later, en ik ben wel tevreden. Het kan natuurlijk dat de voorstelling in de afgelopen week is gegroeid. Dat het daaraan ligt. Er kan ook wat anders aan de hand zijn. Het probleem met Ivo van Hove is denk ik dat hij nogal wat heel goede en tegelijkertijd vernieuwende voorstellingen heeft gemaakt in de loop der jaren. Waardoor de verwachtingen nu elke keer heel hoog zijn.
Als hij dan eens een regie aflevert die alleen maar heel goed is, met alleen maar een prachtig geschreven toneeltekst, goed gekozen muziek en videobeelden, en met meesterlijk acteerwerk, maar zonder vernieuwing, dan ontstaat er hier en daar wat gemor. Begrijpelijk. Maar onterecht. Want laten we wel wezen, ook dan is het nog een van de beste voorstellingen van het seizoen.
Spannend zo’n eerste try-out van een marathonstuk.
Lanoyes tekst is soeverein. Thema’s uit de actualiteit zoals de beurs, en ploerterigheid in de media worden aangestipt en dat is jammer, maar daar gaat het stuk niet over. Iets met gedesillusioneerde dertigers die zijn ingehaald door de ontwikkelingen en voor wie de balans van het leven niet zo prettig is uitgepakt. Wat saaier klinkt dan het is. Ze lopen allemaal door elkaar heen en sjoemelen en schmieren tegen de achtergrond van een Berghain-esque feest dat nooit ophoudt. Anti-semitisme komt wel steeds terug en omdat het vooroorlogs is ontloopt het de mogelijkheid tot Godwins, maar is het wel makkelijk te contextualiseren naar hedendaagse semieten in de verdrukking (terecht of onterecht).
Alle karakters zijn min of meer ontaard en kunnen zich niet schikken in hun lot of ueberhaupt schikken. Dat zorgt voor heel veel ellende en meer dan een klein beetje zelfhaat. Halina Reijn tegen d’r broer: “Zo kleinzerig is jullie soort.” Halina draagt als gespeelde outsider sowieso een groot deel van het stuk (Gewei. Was ze niet ook de redding van Kinderen van de Zon? En waarom heb ik La Voix niet gezien?) en haar monologen zijn altijd raak.
Ik vind zowel Platonov (Fedja van Hûet) als Ivanov (Jacob Derwig) een plezier om naar te kijken, maar eerst lastig uit elkaar te houden. En ik had verwacht dat hun 1-op-1 interactie de spil van het stuk zou zijn.
Het decor is groot en aanwezig genoeg dat je de Rabozaal niet herkent (wat ik prettig vind). De muziek van JunkieXL komt hard, al was het alleen maar om oude mensen uit de Schouwburg te jagen (wat het doet). De soundscape geeft een dreigende sfeer, maar de rest van de muziek wordt alleen maar gebruikt als intermezzo. Hier zit veel meer in.
De duur is fijn. Een marathon zorgt ervoor dat het voor het publiek ook zwaar is (al werd gisteren wel een goed deel van de zaal weggespeeld). Dus goed, ja. Benieuwd hoe dit nog beter wordt.
Isabelle Huppert live zien, en réalité.
Vet gaaf.
Deze bewerking van ‘A Streetcar named Desire’ vind ik oninteressant. Het decor en de enscenering zijn bombastisch en pretentieus. De andere acteurs zijn weinig interessant, vooral de man die Stanley speelt. Er worden teksten toegevoegd die ik niet herken (behalve Salomé) maar waarvan ik later hoor dat ze uit o.a. La Dame aux Camelias en een stuk van Sophocles komen. Waarom? Beats me.
Echter, Isabelle is fascinerend. Ik moet naar haar kijken, die energie. Maar zelfs zij wordt aan het einde minder interessant, zo murw ben ik van al Warlikowksy’s toevoegingen. Het meest irritant is een lied dat na de verkrachtingsscene wordt gezongen en dat maar niet ophoudt.
Het applaus is echter ovationeel. Kan niet anders. Met zo’n ster. Ik heb nog nooit iemand zo zien danken. Rechtop staand, soms een vage glimlach, nauwelijks buigend. Zeer waardig. Is ze uitgeput? Zij draagt het stuk.
Ik geef 3 geweien, allemaal voor haar.
Het NNT ontbreekt (gelukkig) niet tijdens de Nacht
Tijdens De Nacht van Kunst en Wetenschap; een avond, een nacht en een stad vol met culturele uitingen die de grens aftasten tussen kunst en wetenschap kon het Noord Nederlands Toneel, het stadsgezelschap van Groningen, natuurlijk niet ontbreken. Het aandeel van dit theatergezelschap, genaamd ‘Inleiding tot de Kwantummechanica’, vond plaats in één van de mooiste zalen in het Academiegebouw (de Heymanszaal) en was een solo optreden van actrice Joke Tjalsma. Deze actrice werd eerder al geprezen met een nominatie voor de Colombina voor haar bijdrage in ‘Elf Minuten’ van het NNT en in deze voorstelling komt vooral haar ijzersterke en subtiele komische talent goed naar voren. Tjalsma laat het publiek denken dat zij hebben gekozen om naar een lezing te gaan over kwantummechnica, maar later blijkt dit wel een lezing te zijn op haar ‘theatrale’ manier. Grappig is de voorstelling doordat de behandeling van de ingewikkelde formules over het hoofd vliegen terwijl Tjalsma lijkt uit te gaan van een voorkennis betreffende het onderwerp. Er lijkt echter zo goed als niemand te zijn die er iets van begrijpt. Deze actrice kan me alles wijsmaken, ze overtuigt me en zoals ze zelf zegt is volgens bepaalde theoretici alles mogelijk. Onmogelijkheid bestaat niet: het ene is enkel meer waarschijnlijk dan het ander. De twintig minuten die de voorstelling duurt voelen te kort, ik ben het nog niet zat, maar zoals Tjalsma aan het begin van de voorstelling zegt “kunnen we onszelf niet in tweeën splitsen” zodat we alle boeiende dingen kunnen bezoeken tijdens deze interessante nacht en doordat de voorstelling kort is blijft ze het publiek in de ban houden en geeft ze hen tegelijk ook nog de kans om veel andere dingen te bezoeken. Geen diep roerende onderwerpen, wel enorm vermakelijk! Capiche?!
Een voorstelling over grenzen, sex en geweld. Wat gaat mij dat nog zeggen, dacht ik vooraf. Een open vraag. Het bleek een roller coaster ride te zijn van de overtreffende trap. Wat een overdonderende voorstelling! Golofastova en van Woensel pakken deze thema’s wel heel hard aan. Zonder uit de bocht te schieten. See for yourself….
Niets is wat het lijkt te zijn. Speelt het zich wel af in een pension? ? Is Stanley een pianist? Is hij bang? En Goldberg en McCann? Wie zijn dat? Is er eigenlijk wel iemand jarig? Is het wel een feest? Het feest dat hoe dan ook niet leuk is (integendeel?) en dat nooit meer lijkt op te houden? Je kunt ontzettend veel kanten op met de tekst van Pinter. Je kunt als regisseur bijvoorbeeld de gesublimeerde agressie expliciet maken. Maar dat doet Kennedy allemaal niet, ze laat de meerduidigheid voor wat hij is. Ze voegt er zelfs extra meerduidigheid aan toe, bijvoorbeeld door de dialogen via vier centraal opgestelde speakers te laten horen (praten de acteurs eigenlijk of is het play back of is het dat niet en lijkt het daar alleen maar op?)
De eerste tien minuten van de voorstelling. Behalve kijken en luisteren naar de dialogen ben ik nog iets anders aan het doen, merk ik. Ik ben aan het bestuderen waar het aan ligt. Ik ben, als de voorstelling nog maar net is begonnen, al aan het onderzoeken waarom deze Kennedy zoveel minder is dan haar vorige! Waar ben ik in godsnaam mee bezig!!!???
Ik zoek bevestigingen voor het vooroordeel dat ik heb na het lezen van de recensies van Hein Janssen en Simon van den Berg. Het geluid, tja, uit vier centraal opgestelde speakers, dat klinkt vreemd inderdaad. En, dat staat niet in die recensies, maar ik zoek nou eenmaal oorzaken, Ariane Schluter die net zo de zaal in probeert te kijken als Çigdem Teke altijd doet. Een onmogelijke opgave! Waar is Çigdem? Waarom wordt ik opgescheept met … ?
Nee! Ik vind het wel een goede voorstelling! Ze hebben ongelijk, Hein en Simon. Na tien minuten lukt het me gelukkig om mijn vooroordelen te laten vallen en om gewoon te genieten van alweer een goede voorstelling van Susanne Kennedy. En Ariane Schluter? Die doet het, vooral als ze wat kan bewegen, fantastisch (ik mis Çigdem Teke nauwelijks).
Egotrip door de Nacht
Laarzen zijn hetgeen mijn ogen het eerste ontmoeten bij aankomst in theater de Machinefabriek, normaal gezien zal de negatieve regenachtige connotatie de overhand hebben en mijn schouders laten zakken, maar nu maken de laarzen me nieuwsgierig omdat ze me uit mijn veilige schoenen trekken. Ik probeer het mooiste paar te vinden, maar de laarzen kiezen hun drager en ik trek twee besmeurde, witte, honderd procent rubberen, prachtige juweeltjes aan.
Zittende op de tribune en met een felle lamp recht in het gezicht verschijnt langzaam een met een dunne laag water bekleedde speelvloer en de stoelen in combinatie met de laarzen aan mijn voeten doen vermoeden dat we daar later plaats zullen nemen en zo zal het gaan. Het ondergelopen speelvlak blijkt het gedachtepaleis van Gertrude, de moeder van Hamlet, een vrouw die getekend is door een moord en het bijhorende schuldgevoel. Dit verknipte vrouwspersoon wordt vorm gegeven door Wil van der Meer die als een ADHD kleuter heen en weer springt, van realiteit naar een afgedwongen metaforisch theatraliteit, in een luxueus pierenbad.
De vormgeving is prachtig, maar halverwege de voorstelling komt het besef dat het water, wat in het begin nog interessant is door spetteren, trillingen en weerkaatsingen, ervoor zorgt dat fantasie niet de vrije hand krijgt doordat het telkens laat herinneren dat het water is en niet meer. Het einde waarbij van der Meer plots naar beneden zinkt in het water en uiteindelijk onder dompelt, maakt me wel enorm nieuwsgierig naar de ruimte onder het podium.
Ook de tekst voelt krampachtig en afgedwongen metaforisch en het spel tussen mannelijke en vrouwelijke woorden komt niet natuurlijk over. Deze minder sterke onderdelen zorgen er samen met te vele herhalingen in de tekst en het egocentrische spel van de NNT-acteur, waarin hij de tekst meer projecteert in zijn eigen lach dan in de hoofden van de toeschouwers, voor dat ik niet diep tot de essentie kan doordringen.
Dit alles, en vooral het spel van van der Meer, maakt dat deze voorstelling, ondanks de creativiteit in de vormgeving, een vastgezet geheel is, een trip door de nacht, geleid door het ego.