In de fringe van het TF-1: een voorstelling over Medea, één van de meestgespeelde personages in de toneelgeschiedenis. Is het dan nog mogelijk om er een ‘nieuw’ rolfiguur van te maken? Wat kunnen theatermakers nog met Medea om haar nieuw, bezield en dus noodzakelijk te maken? Judith van der Werff laat zien dat het mogelijk is. Haar Medea is een gekwetste vrouw: zij heeft gemoord (haar jongste broer en diens kind dat zij droeg), eden gebroken (haar gelofte aan de tempel van Helios) en is uitgekotst door haar eigen volk om zo maar bij de man die zij liefheeft te kunnen zijn. Als dank gaat hij ervandoor met een jonge, maagdelijke koningin. Wat doe je als mens en als vrouw op het moment dat je verlaten wordt door die persoon die je het meest liefhebt van allemaal? Judith van der Werff geeft haar Medea motieven, een goed te volgen gedachtegang en emotiestroom, die uiteindelijk onvermijdelijk leiden tot de conclusie: moord. Maar in deze Medea is Medea geen moordenares. Zij is het slachtoffer. Vernieuwend en ontroerend. Enige tomaat voor het soms zeer moeilijk te volgen, bloemrijke taalgebruik bij delen van het verhaal die voor Medea’s drama minder van belang zijn. Verder een prachtvoorstelling.
Op het Theaterfestival voor een breed publiek was de Stadsschouwburg op de Openingsavond matig gevuld bij Mephisto (en werd de tweede voorstelling afgelast wegens te weinig belangstelling), maar zat De Balie barstensvol met alle bobo’s die na de Openingstoespraak van Ivo van Hove weleens wilden lachen om de uitvoering van Alan Ayckbourn’s komedie Slippers door TG Stan. In het hart van de voorstelling spelen ze vol verve Slippers, maar omdat dat voor zo’n club “verdacht materiaal” is, beginnen en eindigen ze met het politiek-correcte Party Time van Harold Pinter. Wat Party Time inhoudelijk met Slippers te maken had, werd mij niet duidelijk. Wel het zovelste bewijs voor de stelling dat komedie spelen het allermoeilijkste is, en dat velen zich daar aan overtillen. Zo ook TG Stan. Om e.e.a. te verhullen werd de tekst er vooral in een moordend tempo doorheen gejast. Alleen Damiaan de Schrijver kon mij overtuigen.
In een eerdere minirecensie las ik dat de acteurs op 2/3 van de voorstelling hun lachen niet kunnen bedwingen; dat gebeurde gisteren ook en is ingestudeerd; een commentaar op al die komedianten die dat avond aan avond op hetzelfde moment doen.
Ik heb me niet verveeld hoor, maar Festival-waardig ?
Een fantastische enscenering. Muzikaal in elkaar gemonteerde voorstelling op basis van nieuw geschreven teksten van o.a. Abdel Kader Benali en Karim Traidia.
Tien acteurs van de toneelacademie schakelen weergaloos van de ene naar de andere karakter met of zonder accent humor of tragisch, het lijkt de acteurs stuk voor stuk eenvoudig af te gaan.
Kortom, ga allen kijken naar een geweldige afstudeer voorstelling die rijp is voor professionele circuit.
Een prachtige, integere voorstelling, gebaseerd op een onderzoek van een aantal schrijvers, waaronder: Lot Vekemans, Karim Traïda, Abdelkader Benhali en Bodil de la Parra. Wat is taal? Is taal een toereikend middel om onze dromen, pijn, wensen en verlangens naar buiten toe te communiceren? En vooral: wat moeten we doen als de persoon tegenover ons een geheel andere taal spreekt? Zijn er verschillende niveau’s van “verstaan”? Een prachtige voorstelling die veel vragen oproept over iets wat wij als vanzelfsprekend beschouwden.
Pppppffff…. wat een verschrikkelijk zware kost… een stuk over een gezin dat uit elkaar gegooid wordt door een oorlog, een dochter die prostituee wordt, een moeder die een affaire heeft met een oom, de vader die zwaar gestoord en blind uit een oorlog terugkomt, verkrachting, dood en verdriet… en dan een grauwe vloer en acteurs die hun tekst even grauw brengen als hij geschreven staat. (Norèn is al niet van de opwekkende teksten… en dan ook nog spelen alsof je jezelf ieder moment wilt ophangen… Wat is er met de tegenkleuren gebeurd?) Een gewei voor Sofie Decleir, die op sommige momenten door haar masker van starheid (die bij de rest van de acteurs opblijft) breekt en dan echt ontroerend en hulpeloos is. Verder vooral heel deprimerend. Of het dáárom slecht is? Het was in ieder geval een avond waarin het publiek zich compleet kon afsluiten voor de rolfiguren… En dat kan toch niet de bedoeling zijn?
Ivo van Hove heeft zichzelf onsterfelijk belachelijk gemaakt met weer dat oude verhaal over groter, sterker en alle macht in een hand (de zijne). De theatercircuits die hij wil afschaffen zijn nog altijd de boeiendste.
In feite was deze voorstelling een plagiaatversie van de manier waarop Maatschappij Discordia theaterklassiekers pleegt te spelen. Het begon al met die introductie. Meteen was duidelijk dat dit was afgekeken van de weergaloze wijze waarop Jan Joris Lamers het spel kan inleiden. Het werkte alleen totaal niet vanwege de zelfgenoegzame toon die werd aangeslagen en die stuitende ijdelheid. De enige die daar niet aan leed was Huub Stapel. Hij verdient een complimentje voor zijn onbeschaamde acteren. Hij voelde zich nergens te goed voor. Publiekstrekker De Lint schmierde er op los en wat een klein kutrolletje had-ie eigenlijk. En verder was het allemaal braaf en keurig inclusief blote tietjes. Het is toch te zot voor woorden dat eerst Discordia de nek om moet worden gedraaid om ons dan vervolgens af te schepen met een zwak surrogaat ervan! En dat moet dan een publieksprijs krijgen?
Een intelligente voorstelling, maar ook zeer afstandelijk, vooral door toedoen van het grote scherm boven het toneel dat het op alle fronten wint van wat de acteurs daar beneden uitvoeren. Het stuk zit knap in elkaar, met een inderdaad mooie rol van Elsie de Brauw (al zijn de nominaties voor de bijrollen van Jacob Derwig en Chris Nietvelt wel wat veel eer) en een goed geregisseerde gekte aan het eind. Maar waar bij Caligula van dezelfde Van Hove (toen nog bij het Zuidelijk Toneel) de cameraploeg die de keizer volgde volkomen logisch was, daar vraag je je toch af waarom hier het hele repetitieproces gefilmd wordt. Zeker, het geeft het publiek de mogelijkheid de finesses van het acteren op de vierkante millimeter te zien, maar het ontneemt het publiek de kans zich werkelijk in te leven. Daarvoor is het videoscherm teveel een muur geworden. Helaas.
Misschien moet Ivo van Hove films gaan maken, want wat er op de schermen te zien was zag er prachtig uit. Ook het decor was in de film heel effectief, op het toneel was het weer de gebruikelijke onduidelijke rommel. De camera´s op het toneel stoorden mij helemaal niet, het spel tussen werkelijkheid en toneel werd hierdoor nog ingewikkelder en dus versterkt. Want wij zagen het dode meisje zelfs in de film, dus moest ze wel echt zijn en waarom zagen die andere mensen haar dan niet? De acteurs waren prima en toch verliet ik met een onbevredigd gevoel de schouwburg. Misschien moet ik de film van Cassavetes nog eens gaan bekijken, want wat was nou precies de bedoeling? Of om met Theo en Thea te spreken “waar gaat het eigenlijk over?”. Het was vooral allemaal heel bijzonder maar was er ook een boodschap? Of was de boodschap dat Ivo van Hove heel bijzonder toneel kan maken?