Zes acteurs, drie generaties, ieder met z’n gebrek, net als de stoelen die allemaal op hun eigen manier stuk zijn, maar die allemaal nog prima bruikbaar blijken om op te zitten. Allemaal op zoek naar zoiets als levenskracht, zoals de 27.000 glycerinezeepjes die de vloer vormen wachten op het water. Nou ja, ik interpreteer ook maar wat. Het was in ieder geval zeer precies en vol mededogen en prachtig. Extra gewei voor het zeer mooi niet-acterende jonge meisje.
Ariane Schluter speelt een lekker lepe dienstmeid die haar sloerie-achtige escapades vertelt en de fallische eigenschappen van de trombone worden volledig uitgespeeld, maar het kwam toch op mij over als een volkomen sexloze voorstelling en daardoor saai. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?
Ja, Pips:lab is erg leuk. Een soort Hotel Modern meets Ebo Man. Gebruik van (bijna) real-time beeld in de voorstelling is fascinerend, maar juist de losheid en de achteloosheid waarmee de zes performers hun virtuositeit inzetten is erg goed. Ben wel benieuwd hoe lang ze deze combinatie van technologische vernieuwing en pretentieloosheid kunnen uitspelen.
Ja, ik vond dit toch wel erg mooi. Het lijkt een tussendoortje voor Simons, maar de voorstelling zit weer vol goeie ideeën en alles ziet er prachtig uit. Hoogtepunt zijn de scènes tussen de bestudeerd kolderieke Wim Opbrouck en de dierlijke Aus Greidanus Jr. Ik kreeg de indruk dat Simons met deze voorstelling een aantal dingen aan het uitproberen is: een zekere vertraging, een losheid in mise-en-scene. Nu ja, we gaan in de Oresteia wel zien wat het oplevert.
Marijke Schermer kiest buitengewoon interessante onderwerpen voor haar stukken, dit keer de maakbaarheid van geluk. Acteurs zijn mooi en goed, decor zeer smaakvol en in de muziek zit een leuke grap verborgen: er worden alleen covers gebruikt van ‘(I can’t get no) Satisfaction’. Toch wil het maar geen levendig toneel worden. Schermer wil volgens mij het liefst well-made-plays maken met plot en personages, maar daarvoor geen concessies doen aan haar filosofische visie en daardoor blijft het allemaal erg in het hoofd.
Dit neemt echter niet weg dat het een maker is om te volgen, net als acteur Rick Paul van Mulligen, die mooi wufte televisieconsultant neerzet.
Negen jaar geleden hebben ze dit stuk ook al eens gedaan. Die heb ik toen niet gezien, maar ik kan me er iets bij voorstellen: het jonge-honderige, het uitdagende om zo’n moeilijke tekst te spelen, het rücksichtlose verdedigen van de kunst zat toen ook in hun andere voorstellingen. Nu doen ze het opnieuw: ouder, wijzer, harder; de uitgangspunten van ‘t Barre Land bleven hetzelfde, maar er is triestheid en wanhoop bijgekomen. Het levert een scherpe, actuele en lucide voorstelling op. De acteurs zijn meer ingesnoerd dan in vorige voorstellingen, ze krijgen geen ruimte meer voor rommeligheid, en ineens zie je daardoor hoe ver ontwikkeld hun samenspel inmiddels is geworden.
In het theater kunnen dingen niet zomaar vanuit het niets verschijnen; dat kan alleen in film. Via goochelen, David Lynch-achtige scènes en al maar ingenieuzer opkomsten en afgangen probeert Ahlblom iets te zeggen over toneel en werkelijkheid. Dat is heel mooi en tot nadenken stemmend. Maar ik moest ook veel denken aan ‘Field guide to imaginary behaviour’ van lang geleden. Dat was strakker en net iets minder behaagziek, maar dat was dan ook legendarisch goed.
Zo, hier was ik erg van onder de indruk. Ik was niet weg van Batelaan’s laatste paar voorstellingen, maar dit was zeer sterk. Een wereld met simpele, heldere, maar absurde regels en dat dan met ijzeren consequentie volgehouden. Buitengewoon prachtig vormgegeven en mooi droog gespeeld.
Mooie avond in Haarlem met een duizelingwekkende variëteit aan oud en nieuw repertoire van beide groepen. Ladderact is nog steeds hilarisch, Matthias de Koning in ‘Pick-up’ van Rijnders een ontdekking, Woyzeck is nog steeds onbegrijpelijk en dat verhaal van Martijn Nieuwerf over dat brommertje moet nodig worden afgemaakt.
Andere observaties van deze avond: er zijn duidelijk verschillende kampen met betrekking tot het juiste recept voor Venkelsoep; Jan Ritsema is iemand met wie je spreekt op de herentoiletten; de treinverbinding Haarlem-Amsterdam in de late avond laat te wensen over.
Opera gebaseerd op dezelfde Japanse film die eerder Het Mensenmuseum inspireerde. In het hiernamaals mogen mensen een herinnering uitzoeken om de rest van de eeuwigheid bij zich te houden. Die wordt met bordkarton en plakband gereproduceerd en gefilmd. Het tamelijk larmoyante verhaal vormt een mooi contrast met de tamelijk abstracte muziek (knappe combinatie van orkest en electronica). Daarnaast zijn er nog documentaire beelden van mensen die vertellen over hun belangrijkste herinnering. Dat leidt weer, bij mij tenminste, tot mooie gedachten over het nut van kunst. Knap gesamtkunstwerk, maar uiteindelijk erg op afstand.
Productie van studenten van verschillende toneelscholen, op zich al bijzonder. Verzameling absurde autobiografische verhalen met open plekken ertussen. Sommige acteurs zijn beter dan andere, de setting maakt het een beetje opsommerig, maar er zit een aangenaam soort openheid in het spel, waardoor ik zelf mag associëren. Dat was prettig. Oh ja, de Discoria-cirkel is definitief rond (1987: iedereen houdt van Discordia; 1998: niemand houdt van Discordia; 2009: iedereen houdt van Discordia).