Zo, hier was ik erg van onder de indruk. Ik was niet weg van Batelaan’s laatste paar voorstellingen, maar dit was zeer sterk. Een wereld met simpele, heldere, maar absurde regels en dat dan met ijzeren consequentie volgehouden. Buitengewoon prachtig vormgegeven en mooi droog gespeeld.
Kester Freriks van het nrc vond deze voorstelling de beste van Oerol 2006:
Ik was zelf niet zo gecharmeerd. Mijn indruk was: de spelers tarten het publiek met expres-onbegrijpelijk en niet-behagend theater, met verwijten en met eindeloos applaus halen. Het statement dat ik meekreeg was zoiets als: kijk, je kan de gekste dingen doen op het toneel en jullie klappen toch wel. Dat vind ik wel een interessant discussiethema, maar ik vind het niet zo geslaagd als basis voor een voorstelling. Want ja, natuurlijk kan je het vertrouwen dat een publiek je geeft beschamen. Na een kwartier heb ik die boodschap wel meegekregen, en tegen die tijd hebben de spelers me er zo van overtuigd dat ze me in de maling nemen, dat ik niet meer open sta voor eventuele andere thema’s die de rest van de voorstelling interessant zouden kunnen maken.
Kester Freriks bekritiseert de welwillende houding van het Oerol-publiek. Hij vindt het goed dat de Warme Winkel de boodschap uitzendt: ga eerst maar eens kritisch kijken, niet alles verdient lof.
Ik vind die welwillende, ontvankelijke houding een noodzakelijke voorwaarde in het theater, iets dat we moeten koesteren. Zonder die openheid, zonder dat vertrouwen dat je als publiek voor de duur van de voorstelling geeft aan de makers, is theater nergens. Dat wil niet zeggen dat het niet goed is om een kritisch oordeel te stimuleren, of dat het niet interessant is om de onuitgesproken wetten van het theater voelbaar te maken. Maar je kan het publiek niet verwijten dat het er niet bij voorbaat vanuit gaat dat het in de maling wordt genomen.
Op een wonderschone en zorgvuldige manier tonen de waterlanders het verhaal van Kasper, in de bossen van Terschelling. Het bos als onderzoeksgebied, lab, waar Kasper probeert te leven. Ontroerend hoe Kasper de woorden ontleed, zinnen omkeert, hoe hij het publiek laat vliegen, en uiteindelijk zelf het wit in vliegt.
Ga dit zien!!
Drive begint veelbelovend met prachtige poetische beelden, indrukwekkende machines. Maar echt spannend gevaarlijk of ontroerend wordt het niet, het verhaal is te dun, hoe fantastisch de huisjes en handelingen er ook uitzien.
Dus 2 geweitjes voor de beelden, 3 tomaten voor de regie want enkel mooie beelden is niet genoeg
De Odd Enjinears zijn goede ontwerpers en bouwers, maar niet zo heel goede spelers en theatermakers. Net als in de voorstelling Kletter, Touw, Tijd en Palen zien we fascinerende instalaties, waarin personages intrigerende én muzikale handelingen verrichten. Maar net als in die eerdere voorstelling blijft de echte interactie met deze apparaten goeddeels uit. (In tegenstelling tot bijvoorbeeld voorstellingen van The Lunatics, waar de personages wél hun bizarre installaties ontdekken, veroveren en te lijf gaan). Het verhaal van de vreemdeling die komt, niet geacepteerd wordt en weer gaat heeft weinig te maken met die installaties, het had ook in een compleet ander decor kunnen spelen. Daardoor krijgen de apparaten en karretjes iets willekeurigs en dat is jammer, want ze zijn prachtig.
Na een lange fietstocht van West naar Oost Terschelling krijg ik weer lucht als in de verte aan het strand in de open vlakte het fort van Batelaan opdoemt. Een imponerend houten bouwwerk dat de bezoekers in zich opslokt. Binnenin toont Batelaan met de precisie die we van hem gewend zijn een absurde wereld waar de mensen zijn overgeleverd aan broeders. Niet omdat dat zo goed voor ze is, maar simpelweg omdat het nu eenmaal zo veel zwaarder is het leven helemaal zelf te leven. Wat begint als een troostende handreiking eindigt als een wrede nachtmerrie met maar een uitweg. Een prachtige beeldende en poëtische voorstelling waar de rillingen van over mijn rug liepen.
Een snauw. We moeten volgen. Tegenspraak duldt hij niet. Dat zie je zo. Op elkaar gepakt als haringen in een ton luisteren we op de afgedankte walvisvaarder Jøsenfjord naar het schrijnende verhaal van een Afrikaanse vluchteling. Daarna worden we naar een veel te kleine barak op het Italiaanse eiland Lampedusa gecommandeerd. Doorlopen moeten we. Geen getreuzel. Die kant van het verhaal moeten we ook nog horen. Carabinieri zijn ook mensen. Het vluchtverhaal is mooi sober en daardoor krachtig, ook door de rustige vertelstem van Nigeriaanse acteur Bright Richards. De tweede monoloog is minder. Dat ligt niet aan de tekst, maar aan de schematische manier waarop Steven Stavast als bewaker acteert. Hij schreeuwt vooral en lijkt te tellen bij de stiltes die hij moet laat vallen. Ze duren allemaal even lang. Misschien is het wel bedoeld als contrast, dat schreeuwen. Dat zou kunnen. Het blijkt wel een goede keus om het publiek ook fysiek aan te spreken en zo nogal hardhandig bij de voorstelling te betrekken. Polly Maggoo maakt daarom al met al in dit tweeluik over bootvluchtelingen toch wel dwingend theater.
Na tien minuten zie je het al. Dit gaat de meningen verdelen. En ja hoor, in het zaaltje klinkt, zachtjes dat wel, gemor. In zijn minirecensie verdenkt BasvP de makers er zelfs van dat ze expresonbegrijpelijk niet-behagend theater maken. Totaal Thomas in de regie van Paul Koek is theater over theater. Op het eerste gezicht lijkt de zin van toneelschrijven en acteren ernstig te worden betwijfeld, terwijl de acteurs ondertussen glashelder laten zien dat ze acteren en hoe ze acteren. En dat doen ze heel goed. Vooral de manier waarop Vincent Rietveld, die samen met Joep van der Geest de toneelschrijver (Thomas Bernard) voor zijn rekening neemt, dezelfde drie zinnen op zo’n zes verschillende manieren kleurt door licht van intonatie te veranderen, is een knap staaltje. Het lijkt paradoxaal dat een voorstelling die de onzinnigheid van theater benadrukt en het publiek lijkt te bruuskeren een van de hoogtepunten van Oerol is. Maar het is wel zo. Deze voorstelling is een verademing op een festival waarin spektakel het gebrek aan inhoud nogal eens moet verdoezelen.
Wat een prachtige indruk maakt deze voorstelling, al vanaf het begin. De kleuren zijn mooi, de bewegingen zijn mooi, het concept is mooi, vooral omdat het zo pretentieloos is, en de teksten zijn mooi, ook al zijn dat er niet veel. Deze voorstelling staat tussen mijn favoriete van Carver (De Witte Hal, Het Grote Hoofd, Fred).
Ik heb erg moeten lachen en ik heb erg genoten van al het moois. Meer hoef ik niet van een voorstelling.