Dag op dag drie jaar na Images Of Affection, de vorige doortocht van Needcompany op het Theaterfestival, mochten we deze pracht voor oog, oor en hersenen meemaken. Hoe Lauwers een stuk van zijn eigen geschiedenis in een verhaal, beelden en sferen giet is ronduit fenomenaal.
Hier staat een hecht gezelschap op de planken, elk element past perfect in het geheel. Acteurs, dansers en muzikanten laten je met verbazing en verrukking kijken naar deze “musical” zoals Lauwers het in zijn inleiding zelf noemt. En dan is er nog die ongelofelijke Viviane De Muynck. Eén brok leven, één vat bruisend talent. In dit levensverhaal speelt ze met evenveel brio de puber als de oude vrouw van 90. Ik ben zo oud en zo volumineus als zij, ik voel me ineens 20 jaar jonger.
Zoals vorige keer viel de muziek ons uitzonderlijk op. Lauwers gebruikt die als geen ander in een mengeling van oude klassiekers (vorige keer The Kinks, nu David Bowie) en door zijn muzikanten gecreëerde muziek. Wanneer Viviane De Muynck als volleerde popdiva een live-band leidde kwam mij zowaar Patti Smith voor de geest. In de slotsamenzang wordt een sfeer gecreëerd die als sluitstuk de emoties van de voorbije twee uur perfect samenbalt.
Dans is zo prominent aanwezig en toch zo natuurlijk dat het niet alleen een sfeerscheppend element is maar een wezenlijk onderdeel van het geheel. Los van de virtuositeit die gul getoond wordt.
Een voorstelling die nog lang in ons geheugen zal blijven nazinderen en dat zeker niet omwille van de aanwezigheid van de kroonprins in de zaal.
Wat direct opvalt is de schitterende tekst van Hans Aarsman. Een zelfmoordtoerist, waarschijnlijk een Palestijn maar heel zeker nog een tiener, vertelt hoe hij tot zijn daad is gekomen. Niet alleen een aanklacht op de verdrukking waaronder Palestijnen te lijden hebben maar ook een mooie psychologische schets van hoe zo’n tiener tot dergelijke daden komt. Eens de daad voorbij verandert de tekst van toon in de confrontatie van de martelaar met de beloofde maagden, maar laat ons niet alles verklappen.
De bijlange niet meer zo jonge Tom Jansen maakt alles toch geloofwaardig. In zijn enscenering heet Josse De Pauw elke verwijzing naar wat de tekst vertelt, vermeden. De doos van waaruit Tom Jansen zijn verhaal doet, de zeskoppige koperband, maakt het allemaal bevreemdend en toch blijft het “van ons”.
De sfeer is ambigue; bevreemdend en herkenbaar, bedreigend en begrijpend. Je weet niet of je mee moet gaan met het personage, en hoever?
In dit opzicht is het inderdaad een opmerkelijke voorstelling.
We hebben in het theaterfestival al verschillende jonge groepen gekregen die een eigen theatertaal hadden ontwikkeld en er een fantastische voorstelling mee maakten waarin alles perfect in mekaar klikte. We denken hier bijvoorbeeld aan Beulens Pauline met Endless Meditation (2003) en Action Malaise met Vive L’Afrique (2002).
Ook hier staan jonge theatermakers op de planken op zoek naar een eigen stijl, eigen theatertekens. Maar ze zijn duidelijk nog zoekende. De voorstelling is nog te fragmentarisch, opgebouwd rond een aantal afzonderlijke ideeën. Het bindmiddel die deze fragmenten zou moeten samenbrengen wordt niet echt uitgewerkt. Maar wat we te zien en te horen krijgen belooft veel. Wanneer die ultieme voorstelling er uit zal komen, willen we ze zeker niet missen.
Wat dat “schokkende” betreft, “niet voor gevoelige kijkers!” staat in de festivalbrochure, blijft het allemaal bij het speelse, de fantasie wat laten gaan, badineren op thema’s. Door de toon en de aankleding is het een feel-good voorstelling geworden. De SM bezorgt je echt geen rillingen, wel een glimlach.
Tine Van Den Wyngaert en Nick Kaldunski hebben er duidelijk plezier in. Wat ze ook doen, ze blijven charmant en leuk, de buren die je altijd al gehad zou willen hebben.
Behoort dit nu tot de meest “gedenkwaardige” producties van het seizoen? We hebben onze twijfels. Maar als de voorstelling die ze in zich hebben er ooit uitkomt verdienen ze onbetwistbaar hun selectie.
We hadden efkens moeite om de nog zeer jonge Wine Dierickx te zien als de pathetisch naar een kind snakkende vrouw met zuiders temperament maar zeker in het tweede deel maakte ze haar rol waar door ijzersterk acteerwerk. Datzelfde kan gezegd worden van de ganse cast, de flamencozangeres incluis.
Marijke Pinoy legt het er in haar tweede regie dik op; de gevoelens worden met brede gebaren uitgesmeerd. Maar, mede door de lokatie, komt het nergens gechargeerd over. Integendeel, muziek, lokatie, acteerspel en het thema zelf maken dat we hier een sterke voorstelling voorgeschoteld krijgen die beklijft.
Gezien de recente subsidieperikelen die het voorbestaan van Zuidpool bedreigen doen we hier een oproep : Zuidpool moet blijven. Zou Bertje ooit al eens een voorstelling gezien hebben?
Even dacht ik “een Proust te ver”, heel even maar want in dit vierde en laatste luik van Guy Cassiers’ Proust-cyclus wint het esthetisch genot dat je via tekst, vertolking en beeld weer toefladdert het terug met brio van het trage, monotone, en dus slaapwekkende van de literaire tekst. Alhoewel… voor de eerste keer wordt ook een directe, wat volkse taal gehanteerd, namelijk in de rol van de huishoudster, perfect vertolkt door zowel Marlies Heuer als Fania Sorel. Om het nog over de acteurs te hebben: Paul R. Kooij is deze keer wel heel goed op dreef als de oude Proust, hij krijgt er ook alle kansen voor.
Deze evocatie van de laatste tien levensjaren van een levensmoeie Proust, die enkel nog leeft voor zijn levenswerk “a la récherche du temps perdu”, is een waardige afsluiter van de prachtige theatercyclus, die qua prestigieus opzet enkel zijn gelijke kent in Ten Oorlog van Toneelhuis.
Dit laatste luik is opvallend sober uitgewerkt. Uiteraard komen alle elementen van de cyclus aan bod : de literaire, gedeclameerde tekst, dezelfde vertolkers, de steeds weerkerende verdubbeling, de videobeelden, …. maar hier is nauwelijks gezocht naar effecten. En de effecten die er zijn, zoals de tijdslijn die vanaf vandaag terugloopt tot de geboorte van Proust, zijn uiterst sober maar prominent aanwezig..
Het geluidsontwerp van Diederik De Cock verdient een speciale vermelding, illustratief, prominent maar nooit opdringerig.
Door zijn soberheid illustreert deze voorstelling perfect de laatste levensfase van de in zichzelf teruggetrokken hoofdrolspeler Proust. Wanneer de huishoudster haar laatste monoloogje, waaruit blijkt dat de voorstelling eigenlijk een flashback van haar is, besluit met een simpel “dat is’t” is dit niet alleen een kernachtig punt achter één voorstelling maar achter de ganse cyclus. Een cyclus waarvan de som meer is dan de delen. Het voor Vlaanderen enorm lange applaus leek mij dan ook een applaus voor de ganse cyclus.
“Proust” van Guy Cassiers, hét theaterevenement van het begin van de 21ste eeuw. Niet toevallig gaat het over een figuur uit het begin van de vorige eeuw.
Een raad van een amateur : blijf van nooit gespeelde stukken af! Er is doorgaans een reden waarom ze niet gespeeld worden.
Dat geldt ook hier, wat een kloddertekst! Akkoord, Von Kleist maakt het dikwijls bont met ongeloofwaardige, bij het haar gegrepen plots (denk maar aan het eerder dit seizoen door Amsterdam gebrachte Keetje von Heilbronn) maar dit slaat alles. Lijken met afgesneden pinken die dan toevallig in een kookpot gevonden worden. Een nauwelijks te volgen plot van twee clans waarvan de beweegredenen amper te vatten zijn. Een Shakespeareiaans eind namelijk quasi iedereen dood, maar dan veel slechter aangebracht. En wat een woordenvloed!
De barrelanders hebben er een frisse tint willen aan geven, zoals we dat van hen gewoon zijn. Ze becommentarieren het stuk soms zelf, zetten een aantal dingen dik in de verf. Maar het werkt niet. Veel drukte om niets, lijkt het wel. Met een woordenbrij, dan nog aan hels tempo gebracht, waar men alleen behoorlijk moe van wordt.
Het blijft hartverwarmend om deze jonge bende bezig te zien met de grote teksten uit de wereldliteratuur (Canetti, Dostojevski, Torquato, enz…) maar deze keer hebben ze zich verkeken op een kloddertekst.
“Van Hove & Versweyveld zijn terug! Het is natuurlijk theater met een gimmick maar daar zijn ze nu eenmaal schitterend in.” Ik schreef dit al bij Scènes uit een Huwelijk, hij is hier onverminderd van toepassing. En terug weet Van Hove zijn cast tot een homogeen, stevig spel te bewegen. Halina Reyn en Hans Kesting krijgen alle kansen om te bewijzen welke superacteurs ze wel zijn. Hoe Reyn de eindmonoloog, die in onze oren je reinste vrouwenonderdrukking is, imponerend weet te brengen en hoe Van Hove de rest van de tekst dan maar in één beeld weet te vangen, het is klasse.
Versweyveld zet de productie toch weer neer in een knap maar functioneel decor. Wat een breed palet heeft die man toch.
En passant laat Van Hove de degeneratie zien van een deel van “ons volk” dat half-racistisch en dik nationalistisch is, quasi-hooligans (en in Vlaanderen kwamen daar de verwijzingen naar het Zwart Blok bovenop, gemakkelijk scoren is dat maar scoren is het zeker). Het is de in trouwkostuum uitgedoste Petruchio die op zijn trouwdag vestimentair niet past bij de in Oranje-Boven-attributen uitgedoste feestgangers. Dat uitgerekend de feeks en haar onbehouwen temmer zich geleidelijk uit dit milieu verheffen is prachtig aangegeven. Subtiel (en grote klasse) hoe deze “ontbolstering” in beeld wordt gebracht.
Amsterdam, en dan vooral Van Hove-Versweyveld, is goed op dreef, dit is weer een hit. Er zaten nogal wat studenten in de zaal, al dan niet verplicht, maar die gingen uit de bol. We kunnen ze geen ongelijk geven.
Voor wie er nog mocht aan twijfelen : Johan Heldenbergh is een groot acteur! De Caligula van Steven Van Watermeulen zal eeuwig in onze hersenen gebrand blijven maar Heldenbergh komt verrassend dik in de buurt. Het is een rol die aanzet tot grootse prestaties maar je moet het dan wel doen. Heldenbergh legt het er allemaal wat dikker op en wat breder uitgesmeerd maar is al even imposant en pakkend.
De regie is al even knap. Ruëll maakt er een klare vorstelling van, soms humoristisch, soms hilarisch, veelal indrukwekkend.
De cast acteert homogeen en hoogstaand. Een grote voorstelling uit onverwachte hoek.
We schreven het hier enige tijd geleden : voor De Koe is het tijd voor iets anders. En zie, De Koe speelt een dijk van een repertoirestuk. Het is een zeer geslaagde ommezwaai. Om te beginnen doet het deugd Peter Van Den Eede nog eens een rol te zien spelen (maar hij blijft toch zijn eigen zichzelve).
De beroemde gelijknamige film wordt in de achtergrond geprojecteerd en speelt zelfs eventjes een rol. Zo weten we direct waar de referentie ligt. De Koe speelt het echter niet zo zwaar op de hand maar met humor en een behoorlijke dosis zelfrelativering. Met de film, de partituren op verschillende staanders en zelfs een souffleur op de scène, wordt benadrukt dat hier een stuk wordt gespeeld. Het loodzware dat de film en zovele ensceneringen kenmerkt wordt hier vemeden maar gaat ook verloren. Wie de film kent ervaart het als een verlies, wie deze productie ziet ervaart het als een pluspunt.
Door de beide protagonisten wordt ijzersterk geacteerd. Hetgeen met “De Man Die Zijn Haar Kort Liet Knippen” werd ingezet wordt hier verder uitgepuurd.
Het einde laat je kil achter: het mekaar niet kunnen uitstaan maar toch aan mekaar vastzitten… het kwam er ijzersterk uit.
Geboeid van begin tot einde, ook al zijn er momentjes die (nog?) niet honderd percent in mekaar klikken. Zeker de rol van Honey (of was het Dolly?) is vatbaar tot enig bijschaven en dat ligt niet aan Karolien De Beck maar aan het concept. Wanneer de productie in 2006 op toernee gaat komt dat wel in orde.
De Koe heeft een eigen interpretatie van deze klassieker neergezet maar met groot respect voor de geest van het stuk zelf. De film oogt gedateerd maar deze voorstelling zit volledig in dit tijdsframe.
Nog van dattem.
Wanneer het publiek de zaal binnenkomt badineren de beide acteurs maar wat. Blijkbaar was er de vorige voorstelling in Vooruit nogal wat schooljeugd over de schreef gegaan (en we houden ook ons hart vast als we een zaal met humaniora-studenten zien vollopen, heel slechte ervaringen mee) dat Oscar Van Woensel ze deze keer duchtig waarschuwde. Met succes, ze waren muisstil.
De voorstelling zelf is nogal ambigu : de transponering van het klassieke verhaal naar het heden lukt soms, soms niet. De gehanteerde taal botst met het klassieke thema.
Anderzijds houdt Dood Paard het bij de essentie van het verhaal : de confrontatie tussen twee broers die een moeilijk verleden met zich meeslepen.
Boy Raaymakers en zijn trompet spelen een zeer belangrijke rol. Soms sfeerscheppend maar soms een echte derde stem. Prachtig.
De voorstelling blijft dicht bij het publiek, je voelt je betrokken. Dat alleen is al een ster waard.
Eigenzinnig, origineel, filosofisch, grappig, ernstig, intellectueel, gevoelig,…. Laura van Dolron wordt in Nederland de theatermaakster van het moment genoemd. Wie haar aan het werk ziet en hoort, alleen op scène en zonder decor, begrijpt waarom.