Wat direct opvalt is de schitterende tekst van Hans Aarsman. Een zelfmoordtoerist, waarschijnlijk een Palestijn maar heel zeker nog een tiener, vertelt hoe hij tot zijn daad is gekomen. Niet alleen een aanklacht op de verdrukking waaronder Palestijnen te lijden hebben maar ook een mooie psychologische schets van hoe zo’n tiener tot dergelijke daden komt. Eens de daad voorbij verandert de tekst van toon in de confrontatie van de martelaar met de beloofde maagden, maar laat ons niet alles verklappen.
De bijlange niet meer zo jonge Tom Jansen maakt alles toch geloofwaardig. In zijn enscenering heet Josse De Pauw elke verwijzing naar wat de tekst vertelt, vermeden. De doos van waaruit Tom Jansen zijn verhaal doet, de zeskoppige koperband, maakt het allemaal bevreemdend en toch blijft het “van ons”.
De sfeer is ambigue; bevreemdend en herkenbaar, bedreigend en begrijpend. Je weet niet of je mee moet gaan met het personage, en hoever?
In dit opzicht is het inderdaad een opmerkelijke voorstelling.
Dag op dag drie jaar na Images Of Affection, de vorige doortocht van Needcompany op het Theaterfestival, mochten we deze pracht voor oog, oor en hersenen meemaken. Hoe Lauwers een stuk van zijn eigen geschiedenis in een verhaal, beelden en sferen giet is ronduit fenomenaal.
Hier staat een hecht gezelschap op de planken, elk element past perfect in het geheel. Acteurs, dansers en muzikanten laten je met verbazing en verrukking kijken naar deze “musical” zoals Lauwers het in zijn inleiding zelf noemt. En dan is er nog die ongelofelijke Viviane De Muynck. Eén brok leven, één vat bruisend talent. In dit levensverhaal speelt ze met evenveel brio de puber als de oude vrouw van 90. Ik ben zo oud en zo volumineus als zij, ik voel me ineens 20 jaar jonger.
Zoals vorige keer viel de muziek ons uitzonderlijk op. Lauwers gebruikt die als geen ander in een mengeling van oude klassiekers (vorige keer The Kinks, nu David Bowie) en door zijn muzikanten gecreëerde muziek. Wanneer Viviane De Muynck als volleerde popdiva een live-band leidde kwam mij zowaar Patti Smith voor de geest. In de slotsamenzang wordt een sfeer gecreëerd die als sluitstuk de emoties van de voorbije twee uur perfect samenbalt.
Dans is zo prominent aanwezig en toch zo natuurlijk dat het niet alleen een sfeerscheppend element is maar een wezenlijk onderdeel van het geheel. Los van de virtuositeit die gul getoond wordt.
Een voorstelling die nog lang in ons geheugen zal blijven nazinderen en dat zeker niet omwille van de aanwezigheid van de kroonprins in de zaal.
Voorwaar, het zijn geen opbeurende voorstellingen op het theaterfestival (behalve Isabella’s Room dan), dit is trouwens al de tweede over zelfmoord. Ook op ander vlak is het niet altijd een feel-good evenement. Anderhalf uur kijken en luisteren naar iemand die met vele stiltes een tekst staat op te zeggen en daarbij roerloos op dezelfde plaats blijft staan, het vergt wat van de toeschouwer.
Maar er is in de eerste plaats die tekst van Sarah Kane. Zoals Crave is dit een verzameling van soms poëtische, soms confronterende, soms verrassende stukjes tekst. Ze zijn als schimmen in een grote leegte, komen en gaan en laten je nooit los. Ver van de normen die we dagdagelijks hanteren, zijn ze akelig herkenbaar en boren zich in je hersens. Ook hier weer de thema’s die gans haar werk karakteriseren : dood, geweld, geestesziek. Wanneer de tekst een repetitief karakter krijgt doet het sterk aan Peter Handke denken. In andere fragmenten past ze dan weer perfect in de reeks Britse theaterauteurs die sedert Edward Bond hun inspiratie in de zelfkant van de menselijke geest zochten : the in-yer-face theatre.
Er is in de tweede plaats het feit dat deze tekst, die hoofdzakelijk over zelfmoord, gaat de laatste tekst is van een auteur die kort erna inderdaad zelfmoord pleegde. Onvermijdelijk beïnvloedt deze wetenschap je als toeschouwer. Zou je anders aankijken op deze tekst als het niet duidelijk het testament van een zelfmoordenares was?
In de derde plaats is er Nanette Edens. Hoeveel verschillende stemmen Sarah Kane voor ogen had zal wel nooit duidelijk zijn (in Crave is dat al evenzeer een raadsel) maar Olivier Provily opteerde ervoor om ze allemaal door één stem te laten zeggen. Nanette Edens doet dat schitterend, de dialogen maakt ze met kleine gebaren toch zichtbaar, alsof één stem een eerder gesprek terug in herinnering brengt. Ze weet de aandacht gaande te houden door een immens inlevingsvermogen en een grote zeggingskracht. Zelfs fysisch is het niet moeilijk om in haar Sarah Kane te zien.
Een moeilijke maar zeker beklijvende voorstelling. Als dit doorzet zal het Zuidelijk Toneel zijn rechtmatige plaats in het theaterlandschap in de kortste keren herveroverd hebben.
Wie onze eerdere commentaren op De Volders werk leest weet dat we fans zijn van Eric De Volder. Diep In Het Bos, Achter ‘t Eten, het zijn voorstellingen die blijven hangen. Anderen waren goed voor een indrukwekkende theaterervaring. Eric De Volder is dan ook terecht een vaste klant van het Theaterfestival geworden.
Maar hier werden we op geen moment geraakt. Niet alleen kregen we een serieuze déjà-vu, de zo typerende De Volder-stijl begint contraproductief te werken. Die stijl, die zo dikwijls de tragedie van de kleine mens zo voelbaar en herkenbaar (het is contradictorisch, we weten het) heeft gemaakt, doet nu niets anders dan afstand creëren. Niet alleen de stijl is déjà-vu, ook het verhaal is al zo dikwijls verteld.
Op sommige momenten deed het denken aan parochietheater. Akkoord, de aanvangsmonoloog is, qua tekst, indrukwekkend maar algauw, zeker als de andere personages in actie treden, begint de voorstelling te balanceren op de rand van het vervelende, het irritante zelfs. De Volders stijl is gebaseerd op onnatuurlijk uitvergrootte vormgeving en acteerstijl. Wanneer die je niet direct naar de strot grijpt blijft er een soort burlesk theater.
Toegegeven, we hebben zwaar de indruk dat we een voorstelling zagen die niet echt goed liep. Misschien zag de curator van het Theaterfestivakl een voorstelling die wel vonken deed slaan. Wat wij zagen verdiende alleszins geen plaats in een festival van “opmerkelijke” voorstellingen.
Talrijke reacties op de voorstellingen van abbatoir fermé in pers en andere organen, deden mij reikhalzend uitkijken naar Galapagos. Een stuk met als boventitel ‘exitentieel horrortheater’ past zowaar helemaal in mijn levensvisie… En het moet gezegd: dit gezelschap past perfect binnen de selectie van het theaterfestival. Of het bij de allerbeste voorstellingen hoort, durf ik niet te zeggen (hoewel). Het hoort echter wel bij de meest belangwekkende. Want wat deze mensen laten zien, is inderdaad ‘anders’ en vernieuwend. Wie horror verwart met flauwe griezelfilmpjes in hotels met allerlei synthetische boe-effecten komt hier bedrogen uit. Hier verdwaal je in de hoofden van mensen die het hele leven en de samenleving zien als één groot spookhuis. Je dwaalt mee door de gedachtengangen van paranoïde mensen. Misschien zelfs gewone lui met een heel pessimistische levensvisie? Bij abbatoir fermé uit zich dit alles in wel heel extreem gedrag. Dat gaat van lang en uitzinnig wenen, tot een taboeloos partijtje bondage of live kotsen op het podium. Platvloers? Zeker! Shockerend? Op zijn minst? Verantwoord…? Absoluut! Hun obsessie voor het gruwelijke, angstaanjagende is niet misplaatst. Meer nog dan in klassieke voorstellingen, krijg je hier een boeiend inzicht in pessimistische levensvisies en hoe die daardoor hun dagelijks leven laten vergallen… Is het aangename voorstelling om naar te kijken? Absoluut! Tine Van Den Wijngaert (ja, die bijzonder knappe uit het ‘geslacht Depauw’)en Nic Kaldunski (een soort kruising tussen een trapezeartist en Jan Decorte op speed) zijn beiden uistekende acteurs met een heel eigen smoel. Hun dwaaltocht doorheen het ‘stinkende hotel’ van hun gedachten blijft iedere seconde geloofwaardig… Een gezelschap om in de gaten te houden!
Zes geweien. Een zevende hou ik in petto voor een toekomstige perfecte voorstelling…
Voor deze voorstelling baseert regisseur/schrijver/beeldend kunstenaar Eric de Volder zich op de geschriften van een brandweerman die in 1943 samen met twaalf collega’s opgepakt werd en vervolgens het concetratiekamp overleefde. Dat levert een prachtig eerste half uur op, waarin de typerende stijl van de Volder met tableau vivants, effectief lichtgebruik, en een bezeten monoloog van de bewuste brandweerman optimaal effect sorteert. Wanneer hij echter daarna besluit een eigen versie te geven van de gebeurtenissen tot aan het oppakken van de brandweermannen gaat het mis. Zo sterk als het begin is zo zwak is dit middendeel, met karikaturen van personages en oninteressante verwikkelingen. In het nagesprek bij de voorstelling zei de Volder een oplossing te hebben willen vinden om de gruwelen van de tweede wereldoorlog weer te geven. Het is echter juist de monoloog van de brandweerman, die het gelukkig aan het eind weer overneemt, die de meeste indruk maakt. Zoekende naar woorden en omgeven door apathische familieleden en vrienden die geen antwoord hebben op zijn verhalen probeert hij zijn ervaringen in taal om te zetten. Met een indrukwekkend eind, waarin muziek, licht en spel optimaal samenkomen, maakt de Volder mij wel alsnog duidelijk dat hij een volstrekt eigen stijl heeft, die evenzeer schrijnt als boeit. Alleen jammer van dat middendeel.
Brandweerman Julius Vandenberghe overleefde het concentratiekamp. In schriftjes probeerde hij wat hem was overkomen te reconstrueren. Een heikel onderwerp, maar de theaterbewerking van Eric de Volder overtuigt. De ontzetting en het rusteloze zoeken naar woorden van Julius, de gedragingen van zijn omgeving. Angst en radeloosheid houden tijdens de bezetting de bevolking in hun greep. Manipulatie en geweld zijn de gevolgen. Wat raar gezegd misschien, maar ik vond het een voorbeeldige voorstelling wat spel, aankleding, belichting en muziek betrof.