Een reprise van iets dat toen ( en wat mij betreft nu nog) nogal vergaand en bijzonder was.
Tine van den Wybgaert en Pepeijn Caudron dwalen rond in een sinister hotel en verdwalen in hun hoofd. Daarin spelen angstaanjagende en gruwelijke dromen. Die uiten zich in soms heel heftige beelden tot uitgespeeld sado-masochisme toe.
Vrolijk is de boodschap bepaald niet. Maar het spektakel beklijft wel. En indrukwekkend is de prestatie van beide acteurs ook.
Ultimo is literair vormgegeven geschiedenis van ded 20ste eeuw aan de hand van het leven van een door auto’s en circuits gemoeide jongeman uit het begin van de vorige eeuw.
Her en der is nogal zuinigjes op deze voorstelling gereageerd. De uitstekende acteurs worden geprezen, maar de voorstelling wordt soms als een magere vertoning afgedaan.
Blijkbaar zie ik dingen die er niet zijn. Inderdaad zag ook ik de fascinerende vertellers (Ariane Schlüter en Porgy Franssen). Maar vooral ook een ouderwets degelijk, mooi, helder en goed gestructureerd verhaal. In het juiste rustige tempo en met de juiste middelen gepresenteerd bovendien.
Kortom, een pareltje aan de kroon van Orkater en het Nationale Toneel, wat mij betreft.
David Mamet schreef het begin jaren tachtig, maar anno nu is de kapitalistische gewetenloosheid die hij op de korrel neemt helemaal actueel. Het zou zo maar over de praktijken bij de DSB bank kunnen gaan.
Deze voorstelling is razendsnel, flitsend, heftig. Vijf verkopers, sales managers, door een interim manager opgejaagd, handelen als monomane, scrupulose macho’s.
Het is angstaanjagend boeiend. Met een rol van Fedja Huêt als meester-verkoper, die onwaarschijnlijk goed is. In zijn keiharde en gladde karakter weet hij meesterlijk flarden menselijkjheid te vlechten. Top kortom.
Een volkse en een middleclass vrouw achter de tafel. Twee werelden die verbale kortsluitingen garanderen. Dat dan nog aangejaagd door een zich bizar gedragende stemmer die zich als hardnekkig troubadour ontpopt.
Aardige, leuke, teksten. Maar vooral meesterlijk gebruikt door Jacqueline Blom and Raymonde de Kuyper.
Tragikomisch van het soort waarnaar je zoekt op de Parade.
‘t Is een klucht. Gesitueerd in een Durchganslager. Gespeeld door de gevangenen. Dat is zo’n beetje het idee.
Een, eh, gewaagd idee. Had iets kunnen worden. Werd het niet. Niet goed of fout, eerder beroerd. Heel beroerd. Geen pest aan eigenlijk.
Kan de besten gebeuren. En zeker de goeden, zoals.. Nou ja, zie bovengenoemde namen.
Uiteindelijk lukt het. René van ‘t Hof bemachtigt het krukje.
Maar voor die tijd stuntelt en slingert hij, virtuoos als altijd, zich, met veel behulp van zijn muzikale vrienden -waarvan Eddie zich zelfs door zijn gebroken sleutelbeen niet laat remmen- van en op een mini-balkon, in en uit de garage en door een riool. Ze zijn gedrieën drie kwartier briljant in de weer met iets wat misschien een ode aan de vriendschap is.
Niks aan de hand theater op niveau.
Hofintriges opgediend als een gesampled sprookje. Misschien zelfs wel als een musical: de majesteit als niet meer de populairste-in-het-land, de prins en de ambitieuze schoondochter, maar ook de wolf en de zeven dwergen, allemaal barsten ze regelmatig met volle ovegave in gezang uit.
Lichtvoetige, maar heel professionele voorswtelling. Hoogtepunt van een avondje Parade.
Neem als uitgangspunt de clichés van een Nederlands ( verjaardags-) feestje. Rek die op tot een voorstelling van drie kwartier en je krijgt “Los”.
Leuk, als het thema, de clichés en de aanpak niet zo versleten waren.
Kortom, volgens mij niet het beste wat er momenteel langs de boorden van de Amstel te zien is.
Drie zuipende jongemannen in een ( studentenhuis (?). Lekkere oorverdovende muziek en, soms letterlijk oogverblindende energie van de drie acteurs. Er wordt gebeukt op een boksbal, gekotst in een teiltje, gemorst met water tot op de eerste rij en, vooral, aanstekelijk geacteerd.
Een echte prima Paradevoorstelling.
Een lichtvoetige Shakespeare in een vrolijke, zo nu en dan spetterende, voorstelling. De Ariel van Bart Rijnink staat daarvoor symbool: de luchtgeest die als een wervelvind over het toneel danst en en passant de anachronistische moonwalk ten beste geeft.
Frances Sanders en de haren leggen eer in met deze jubileumvoorstelling.
Voor een zaal vol fans in de Toneelschuur verkenden de drie mannen van Het Volk opnieuw de sores van “drie verdrietige eenzame mannen” aan de rand van de samenleving.Stengel, Koek en de Vries zijn uitgerangeerd en troosteloos.
Dat verandert niet als ze elkaars gezelschap zoeken door een gemeenschappelijke oudejaarsavond.
Echt fascinerend wordt het ook niet voor de toeschouwer. Het stramien van Het Volk is al jarenlang hetzelfde, het onderwerp langzamerhand wel een beetje uitgekouwd en de uitvoering iets te statisch.