Over de voorgestelde bezuinigingen heb ik me geprobeerd te verkopen als deskundige, met de leus ‘Wij [de Engelsen] hebben het al eerder gezien’. En voor het geval dat iemand mij daadwerkelijk erom vraagt ben ik uiteindelijk begonnen een beetje onderzoek te doen.
‘Wij [de Engelsen] hebben het al eerder gezien’ - Het is wel waar: begin tachtig jaren waren drastische bezuinigingen geïntroduceerd die als een bom insloeg. De ‘parity’ rule – 50% inkomsten norm - werd geïntroduceerd, en vele gezelschapen inclusief het National Theatre voelden zich bedreigd
Bijna twintig jaar moesten gezelschappen en makers, zowel nieuw als gevestigd, het zien te redden in deze barre omstandigheden. Gerenommeerde gezelschappen sneuvelde al snel, mede door een weigering of onvermogen zich aan de nieuwe omstandigheden aan te passen. En de gevolgen zijn anders tot vandaag de dag te zien, niet alleen in bedrijfsvoering maar – en waarvoor er nu in NL gevreesd wordt –in vorm en inhoud.
Een mooi verhaal, dacht ik, maar de situatie van toen in Engeland en die van nu in NL zijn toch niet identiek. De aanleiding voor de aanval aan de kunsten was in minstens één opzicht anders: Brits theater toen was geen ‘linkse hobby’ maar intrinsiek links – de missie van vele gezelschappen was de misstanden in de maatschappij aan te kaarten en het ‘establishment’ onderuit te halen, en vaak op felle manier. De Arts Council is als neutraal orgaan gesticht – het bekende ‘arms-length’ principe – maar het onpartijdig subsidiëren van theater was noodzakelijk financiële ondersteuning aan datgene wat vijandig tegenover de overheid stond. En daardoor kwam de onafhankelijkheid van de Arts Council in het gedding.
De situatie was ook anders in een ander opzicht: de bedrijfsvoering was lang niet zo ontwikkeld en professioneel als nu. In bepaalde zin was een beetje commercie wel nodig. De overheid vereiste ineens strikt financiële en zakelijke verantwoording van organisaties die van zoiets ‘verheven’ hadden gevoeld. Hun handen aan zoiets wilden artistieke leiders niet vies maken en een aantal nam ontslag. Anderen namen personeel aan en de rol van ‘kunst administrator’ werd geboren.
[Meer later…]
Hoewel ik aarzel tegen zo’n figuur als Constant Meijers in te gaan, vond ik z’n column deze maand in het TM meer een bevestiging dan een argument tegen, dat ‘de aangekondigde bezuinigingen de schuld zijn van de kunst zelf’.
‘Hoezo kunstinstellingen wereldvreemd zijn? Hoezo buiten de samenleving staan’ kort samengevat. ‘We doen toch aan marketing en leerlingen komen naar onze theaters toe’.
Sjonge, jonge, waar is hij gebleven?
Om te beginnen: ‘publieksontwikkeling/bereik’ – merk het verschil in taalgebruik – is zeer arbeidsintensief en zou een kerntaak van het management van een instelling moeten zijn. En let op: het heeft nog niets te maken met het aanpassen van je programmering of integriteit. Dus niet meer een groep niets vermoedende of zelfs onwillige zakenlieden/leerlingen/ en – vreselijk begrip voor Anglo’s zoals ik – ‘allochtonen’ zomaar naar het theater laten meevoeren. Niet meer het halfslachtig runnen van een vriendclub, mondjesmaat of geen eigen inkomsten genereren en een publieksbereik dat aan een stagiair wordt overgelaten.
Maar zelfs dit goede voorbeeld is te kort door de bocht omdat iedere benadering doelgericht en ‘op maat’ kan en moet zijn. Eigenlijk ‘creatief’ moet zijn, persoonlijk en nog altijd gepassioneerd.
‘En kunstenaars wonen gewoon in de samenleving, hoor’ – gezien hoe onverschillig of – vrees ik – ondenkend onze medeburgers kunnen zijn – hoe ik een tijdje geleden ook was – is dit op zich geen argument. We vragen meer van de kunstenaar. Welke andere burger is zo autonoom dat hij/zij zich helemaal niets hoeft aan te trekken van een werkgever of opdrachtgever? Volgens Rechts zou dat het burger zijn die hoort bij dat andere bij hen minachtte groep: die van de uitkeringstrekkers…
Niet dat theatermakers echt onafhankelijk zijn – het is vooral medemakers die beslissen of ze wel of niet subsidie krijgen.
Vergis me niet, ik respecteer het recht om autonoom zijn, om kunst omwille kunst te maken, maar misschien heeft de kunst het teveel als vanzelfsprekend beschouwd – net als de vrijheid van meningsuiting misschien. Alles moet kunnen – maar terwijl sommige dingen wel gezegd moeten worden, is er ook de vraag of alles wel geuit moet worden en dan hoe dat alles geuit moet worden. In beide gevallen houden we rekening mee met anderen – toch?
Het lijkt mij dat het esthetiek van het ‘gemeenschappelijk’ van theater, een esthetiek of zelfs noodzaak uit de oudheid, ook van Shakespeare en latere makers, in het theaterlandschap van Nederland van vandaag soms helemaal vergeten is.
De punten waarmee ik wel met Constant Meijers eens ben - ‘kunstenaars steeds opnieuw de moraliteit verijken’, debat niet schuwen, de kunstenaar als ‘verdachte’ - blijven onderbelicht maar alweer zijn deze punten waaraan Wilders Henk en Ingrid weinig aan hebben. Meijers verrassing verraast mij; dat CDA en VVD ineens akkoord met de PVV over kunst en cultuur zijn. Ik ben niet zolang in NL maar mijn indruk is dat het blik van VVD en CDA nog altijd behoudend en ‘erfgoed’ gericht is – en voor mij als PvdA lid, gaat christelijke kuisheid altijd waaien als macht de CDA naar de slaapkamer leidt. 67% in ieder geval.
Nog iets waarmee hij voor mij z’n betoog ondergraaft is z’n pleidooi naar een Amerikaanse organisatie te kijken die als doel heeft ‘het vertegenwoordigen van lokale gemeenschappen en het creëren van mogelijkheden voor iedere Amerikaan aan elke vorm van kunst mee te doen en haar te appreciëren’. Ten eerste kan ik nooit begrijpen waarom men naar de VS moeten kijken voor voorbeelden terwijl er daar geen of nauwelijks subsidie is en het theater naar horen uiteerst behouden is (chauvinistisch van mij misschien maar Engeland lijkt mij nog altijd het betere voorbeeld met een ‘gemengde economie’ van subsidie én eigen inkomsten – en toch nog een beetje ‘kunstzinnig’ theater). Ten tweede is er een overvloed van die organisaties in Nederland maar het is juist dat het ‘reguliere’ circuit slechts rekening met zichzelf houdt dat participatie, amateur-kunsten, gemeenschapskunsten, hoe je ze dan ook wilt noemen, helemaal buiten zicht blijven en dat de kloof tussen wijk- en ‘regulier’ theater pas nu begint te verslechten.
Om af te ronden: de bezuinigingen in Engeland die afgelopen week waren aangekondigd, zijn met enige opluchting ontmoet – als ik voorspelde. Instellingen zijn nog niet helemaal veilig – de gemeentes en provincies, veel minder belangrijk in Engeland dan in Nederland, moeten hun bezuinigingen nog bekend maken maar een rechts kabinet van een decennia eerder had kunst en cultuur grotendeels afgeslacht. Maar kunstinstellingen hebbeen geleerd of anders waren gedwongen om aan te tonen, en breed te publiceren, wat de waarde van hun bezigheden was, vanuit zuiver kunstzinnig opzicht zowel als maatschappelijk, en aansluiting bij hun publiek te zoeken. Wat de deskundigen ervan vonden, maar ook dat ‘Johnny, 6 jaar’ iets ‘tof’ vond waren allebei belangrijk. Terwijl het lijkt dat in Nederland men nu worstelen om het rechtsbestaan van kunst en cultuur te verwoorden, waren de argumenten in Engeland al zo vaak gemaakt en onderbouwd dat het heel moeilijk zou zijn geweest om dat ‘tof’ van ‘Little Johnny’ te ontnemen. Het lijkt mij in ieder geval onwaarschijnlijk dat rechts in Engeland uit zichzelf minder barbaars is geworden.
Terwijl de schuld vooral bij Rutte I ligt, heeft kunst en cultuur het in ieder geval niet moeilijk voor ze gemaakt. Een effectieve verdedigingslinie was wel te bouwen tegen een altijd dreigende aanval – hoelang zijn er strijdkreten geweest (hoe lang zijn we in Meijers verdachtenbank al)? - maar kennelijk hadden we geen zin in, of kozen te geloven dat de kracht van kunst ons op bovennatuurlijke wijs zou beschermen, of dat er een ongeschreven Geneefse Conventie was. Het lijkt op dit tijdstip nu moeilijk om weerwoord te geven en dat is inderdaad iets dat we ons kwalijk kunnen nemen.
En wat voor nut heeft zo’n betoog nu? Crying over spilt milk? (Kunnen we de melk uit de koffie halen?) Misschien wel. Hoewel het overduidelijk is dat dit kabinet geen enkele belangstelling heeft voor discussie – weer eens iets dat bij Wilders hoort – als die discussie wel af te dwingen is en onderhandelen mogelijk wordt, moeten we wel in staat zijn om iets te bieden als tegenprestatie. Om te beginnen door te (h)erkennen wat we eerder misschien beter hadden kunnen gedaan.
Afhankelijk van hoe de gemeentes ook bezuinigen, kunnen de bezuinigingen in Engeland tot 60% of meer oplopen voor de uitvoerende podiumkunsten (tegen 2015). Maar als eerder aangegeven, de coalitieregering van Conservatives en Liberal-Democrats, +/- centrum-rechts, willen bezuinigingen beperken voor kunstinstellingen aan de ‘frontlinie’. De korting voor hen zou niet meer dan 15% worden, volgens George Osborne, Minister van Financiën, maar veel commentatoren betwijfelen (waaronder ikke) of genoeg besparingen binnen zogenoemde ‘bureaucratie’ te vinden zijn.
Arts Council England – verantwoordelijk voor het verstrekken van landelijk subsidie op landelijk en regionale niveau en dan op ‘arm’s length’ van de overheid – moet £100 miljoen inleveren, 29,6% van hun huidige financiering. Hoe ze dan die ‘frontline’ instellingen en gezelschapen kunnen besparen is dan moeilijk te zien omdat ze in de laatste 18 maanden met 21% al fors afgeslankt zijn. Toch worden ze weer gevraagd hun kosten alsnog te halveren.
‘Frontline’ instellingen worden geïdentificeerd door de Britse krant The Guardian als ‘regularly funded organisations’ ofwel ‘RFO’s’ – instellingen en gezelschappen die in het equivalent van het BIS – het BasisInfraStructuur – zitten.
Volgens dezelfde krant, moeten die organisaties in het eerste jaar meteen 10% inleveren en daarna moeten ze van Arts Council England opnieuw subsidie aanvragen.
Een spiegeling van de houding van de nieuwe overheid in Nederland die musea willen besparen, worden bezuinigingen van musea in Engeland tot die voorgenoemde 15% beperkt. Als tegenprestatie wordt verwacht dat toegang gratis blijft – en verkiezingsprogramma belofte van de Conservatives.
De Department van Media, Culture en Sport – die een handjevol instellingen direct financiert zoals het Royal National Theatre en de Royal Shakespeare Company – moet 24% inleveren – van £1.4 miljard tot £1.1 miljard. Terwijl projecten voor de ‘Culturele Olympiad’ bedreigdt worden, komen de Olympische Spelen aan sich – á £9,3 miljard - niet in gevaar.
In vergelijking met Nederland, hebben gemeentes in Engeland een veel kleinere rol in het culturele landschap maar tussen nu en 2015 moeten ze 28% inleveren, 7% per jaar. In Engeland is er geen verplichting aan gemeentes om culturele instellingen te financieren en het wordt gevreesd dat cultuur een gemakkelijke prooi wordt.
Opinie: Net als in Nederland wordt geloofd dat veel geld te besparen valt bij de ambtenarij en overkoepelende en ondersteunende organisaties. De werkelijke rol van dergelijke organisaties is dat ze veel bereiken met heel weinig; kenmerkend voor de culturele sector als geheel. Pas in de laatste tien jaar en na een periode van bijna 20 jaar schaarste, wordt kunst en cultuur redelijk gesubsidieerd. De vraag is dus waar het ‘vet’ is dat de regering wel wil snijden. Toch zijn men dankbaar, waaronder Alan Davey, chef Arts Council Engeland, voor wat als genade wordt gezien. Een rechtse regering van tien jaar eerder had alles aan ‘marktwerking’ overgelaten. En desondanks is de les van die periode niet verloren: theaters en gezelschappen verdienen nog steeds gemiddeld 50% aan eigen inkomsten. Een gevolg misschien van de tijd toen er maar 50% subsidiering was.
Misschien is het hun redding dat gezelschappen allang bezig zijn om hun bestaansrecht te rechtvaardigen, om aan te tonen dat ze alles doen om zoveel onafhankelijk te zijn.
Toch wordt naar Nederland met medelijden gekeken. Dat men bang voor bezuinigingen van 20% waren, werd gezien als een teken van hoe verwend de ‘cloggies’ in de culturele sector zijn geweest. Bezuinigingen hebben we in Engeland meerdere malen gezien en er zijn wat aanwijzingen dat zoiets juist goed voor de kunstzinnige gezondheid van de sector kan zijn. Maar als je niet gewend bent, en als het op 50% uitkomt. Nou…
Ik weet dat het volgende in minder en groter mate waar is van verschillende instellingen en excuses voor het NL’s van deze Engelsman, maaaaaaaaaaaar:
Ik heb me allang geërgerd aan de weigering van instellingen en kunstenaars om zich te rechtvaardigen. Me allang geërgerd aan de weigering om zich oprecht bezig te houden met nieuwe publieksgroepen bereiken. Hun minachting voor ‘participatie’ of ‘wijktheater’, die als ‘waardig’, maar niet volwaardig, worden gezien. Dat het zelfs een belediging is, hun minder waardig is, voor instellingen en kunstenaars zichzelf uit te leggen. Kunst omwille kunst en als je dat niet begrijpt, ben je een cultuurbarbaar.
Ik heb mijn ergernis toen geuit – maar niemand voor de gevolgen gewaarschuwd.
En zelfs wijktheater is niet immuun – enkele maanden geleden werd mijn verbazing tijdens een vergadering alleen maar groter. Steeds groter naar verhouding van hun onbegrip voor het dringende noodzaak om het ‘waarom’ uit te leggen. Later heb ik tegen een vriendin gezegd: die houding zal ze [het gezelschap] duur komen te staan.
Die vergadering van toen was vóór de algemene verkiezingen. Ik had niet eens in gedachten dat een rechts kabinet zou komen.
Mijn ‘waarom’ Na bijna twee decennia in de woestijn, waren Britse instellingen en gezelschappen in1997 zo dankbaar voor het eind aan een Conservative regering, dat ze niet té goed waren om hun bestaansrecht, een publiek, te leren koesteren. Ook niet te goed om te laten zien voor de Labour regering dat overheidsgeld iets oplevert, dat cultuur iets meetbaars toevoegt, en dat ze alles uit de kast haalden om eigen inkomsten binnen te halen. Het was, in ieder geval, verplicht. En desondanks - en ook tegenin buitenlandse aannames - is er wel in het Verenigd Koninkrijk een ‘kunstzinniger’ en moeilijker toegankelijk theater. Als je heel goed bent of je ambities hoog, mag dat ook - maar het helpt als je ook kunt laten zien wat je ‘nut’ of alleen maar mogelijke nut, is. Het geld voor ‘zuiver kunstzinnig’ of ‘zuiver instrumentalistisch’ – educatie, maatschappelijk interventie – en alles tussenin komt alsnog van dezelfde pot.
[Vraagje tussendoor: ben je noodzakelijk gecomprimeerd, maak je niets anders dan slechte kunst, als je ook ingezet worden om bepaalde maatschappelijke doeleinden te bereiken?]
Het gevolg van jezelf rechtvaardigen is dat zelfs vóór de Britse verkiezingen in mei, moest de rechtse partij de Conservatives – ondanks hun traditionele rol als vijand van de kunsten - hun steun voor kunst en cultuur uiten ondanks de wetenschap dat een eventuele regering overal flink moest bezuinigen. Of kunst en cultuur in het VK nu evenredig wordt bezuinigd naar verhouding van andere afdelingen en sectoren moet nog gezien worden – we hebben het toch nog over een +/- centrum rechtse regering – maar een disproportionele slachting van iets dat lijkt ‘nuttig’ te zijn, of minstens ‘gewaardeerd’, lijkt onwaarschijnlijk.
Terug in NL, ligt de schuld van de aankomende slachting van de NL’se podiumkunsten na de cultuurbarbaars in het kabinet, bij de podiumkunsten zelf. Dat instellingen en makers zich hebben laten verwijderen van het publiek, dat ze eigenlijk te bezig waren theater alleen maar voor andere theatermakers te maken (andere theatermakers en geen publiek zitten ten slotte in de beoordelingscommissies van de verschillende raden voor cultuur) zal uiteindelijk het einde van gezelschappen, theaters, makers betekenen. Nu dat het argument voor het behouden van de podiumkunsten noodgedwongen gemaakt moet worden lijkt kennelijk weinige mensen in staat om een overtuigend en vooral onderbouwd betoog te maken. Filosofisch onderbouwd noch onderbouwd met de resultaten van empirisch onderzoek.
Volgens mij is een vergelijking mogelijk met de bredere verschuiving naar rechts en de benadering van kwesties over integratie – en waar dat naartoe heeft geleid. Weldenkende mensen hadden de mensen die over etnische groepen klaagden, afgeschreven als alleen maar discriminerend en racistisch – of hun klachten wel of niet gefundeerd waren, of ze wel of niet daadwerkelijk racistisch of discriminerend waren. Geen discussie is ingegaan, laat staan dat actie is ondernomen met als gevolg dat alles nu gezegd mag worden, allochtonen voelen zich nooit zo onveilig, en het voortbestaan van de rechtsstaat lijkt op het spel.
Tegelijkertijd waren mensen die de waarde van de kunsten misschien zouden betwijfelen ook afgeschreven als ‘cultuurbarbaars’ en niemand dacht dat het de moeite waarde was om echt werk van te maken om die mensen aan andere ideeën te brengen. Met als gevolg dat die ‘cultuurbarbaars’ nu bepalen hoeveel geld jouw instelling [i]niet [/i]zal krijgen.
Je kunt ‘jongerentheater’ niet als ‘youth theatre’ in het Engels vertalen. ‘Youth theatre’ is uitsluitend - inzover als iets in het Engels uitsluitend kan zijn - wijktheater of amateurtoneel door (jonge) jongeren.
Als je jongerentheater bedoelt, is het ‘theatre for young people’ of ‘young people’s theatre’. Niet vlot en bondig maar wel gaande.
En terwijl ik eraan ben begonnen: Als je Engels voor niet-nativespeakers wilt schrijven, maakt het niet zoveel uit, Europese en vooral Duitse lezers zullen je (vaak) begrijpen. Maar als je begrepen wilt worden, laat staan serieus genomen wilt worden, door de Anglo’s (dwz Engelsen en Ieren en Schotten maar ook Amerikanen, Australiers, Nieuw Zeelanders, Zuid-Afrikanen, enz.) is het raadzaam om eerst vergelijkbare teksten in het Engels te lezen. En niet zomaar een tekst vanaf het internet die in het Engels geschreven is door nog een roekeloze (net als ik in het NL’s) maar teksten die daadwerkelijk dóór nativespeakers geschreven zijn vóór een doelpubliek ín een eigen land.
Dus op Google onder ‘Geadvanceerd zoeken’, niet allen op ‘Engels’ onder ‘Taal’ tikken, maar ook op een land onder ‘Regio’ tikken - niet noodzakelijk ‘Verenigd Koninkrijk’ maar wel waar Engels als native language gesproken.
En nogmaals excuses voor mijn Nederlands…
Als u misschien op het nieuws hebt gehoord, hebben wij (Britten) ook pas over het paasweekend de datum van onze algemene verkiezingen vernomen: 6 mei. Net als in Nederland maken wij ons ook zorgen over de gevolgen van de economische crisis voor kunst en cultuur, en niet óf maar hóe diep de eventuele regering met het mes gaat snijden.
We hebben een begrotingstekort van Griekse proporties – u hoort niet zoveel erover omdat wij geen euro hebben – terwijl geld anders bedoeld voor kunst en cultuur wordt al afgeleid voor de Olympische Spelen in 2012.
Volgens een of ander criticus, is een economische crisis goed voor de kwaliteit van (de inhoud van) kunst en cultuur. Voor de producent of zakelijke leiding, biedt dit weinig troost als je theater ‘goes dark’ (= ‘dichtgaat’) of je gezelschap wordt ontbonden. In de jaren tachtig, veranderde menig een theater in een bingozaal of parkeerplaats.
Ik was er, ik heb de petities tegen getekend.
Het was toen zo verschrikkelijk omdat er een regering was met een ongenuanceerd geloof in marktwerking, zelfs als het om kunst en cultuur ging, en de recessie was alleen maar een smoesje om staatssteun te verwijderen. Tijdens een diner op 10 Downing Street, zou Prime Minister Margaret Thatcher tegen Sir (nu Lord) Peter Hall, toenmalige artistieke leiding van The (nu Royal) National Theatre hebben gevraagd: ‘Waarom kunt u niet doen als die Andrew Lloyd Webber? Hij maakt miljoenen en hij ontvangt geen subsidie’.
Terug naar 2010 en al meer dan tien jaar wordt 75%* meer aan kunst en cultuur uitgegeven door de huidige Labour regering [vgl. voorstel Leefbaar Rotterdam subsidie met 50% terug te draaien]. Weliswaar dat Labour ‘rechtser’ is geworden en de subsidieaanvraag moet ook aantonen wat andere geldbronnen zijn aangeboord en wat ook wordt bereikt behalve de hoogtes van de kunsten. Maar ook al met de ‘blip’ van de Olympische Spelen, hoor je men niet al te hard klagen. Ongeacht een crisis, zou het vooruitzicht van een Conservative regering alarmerend zijn.
Maar het wordt ingewikkeld…
Eigenlijk, nog ingewikkelder: een lang traktaat over het kiesstelsel in Engeland krijg je niet van mij maar normaal gesproken hebben we geen gedoe met een coalitieformatie: het wordt óf Conservative (+/- VVD) óf Labour (+/-PvdA) en als… als… er sprake van een coalitie zou zijn (slechts drie keer in de 20ste eeuw maar de mogelijkheid wordt nu wel voorgesteld als reaal), wordt dat één van die twee met de Liberal Democrats (D66 plus wat Groenlinks…?). De gevolgen voor kunst en cultuur van zo’n coalitie… zijn moeilijk te voorspelen. Ik heb geen idee wat de Liberal Democrats over kunst en cultuur zeggen maar ze genieten van een Pechtold-achtige uitstraling: ze komen heel erg aardig en verstandig over en dan word je onverwachts getroffen door rechtse maatregelen (Pechtold: flink bezuinigingen, ontslagrecht versoepeling, enz).
Maar terug naar het hoofdverhaal: de Conservatives hebben onder het leiderschap van David Cameron geluiden laten horen die heel erg lijken op een herkenning van de rol die de overheid in de maatschappij kan spelen. Sterker nog, ze hebben zich regelmatig uitgelaten over hun waardering voor kunst en cultuur.
De geluiden zijn zo positief dat een Conservative commissie onder het leiderschap van John Tusa (voormalig directeur, Barbican Centre) probeerde ook voor te stellen dat de nadruk op participatie, diversiteit en het meten van de twee zouden moeten worden neergelegd ten bate van ‘l’art pour l’art’, maar dat was net een stap te ver. De bijdrage van kunst en cultuur wordt gewaardeerd in juist de achterstandswijken. Vol waarde voor je geld, waarschijnlijk, maar toch nog sociale interventie.
De Conservatives zijn zo succesvol in hun berichtgeving dat de woordvoerders Ed Vaizey en Jeremy Hunt moeten mensen waarschuwen om niet al te hoge verwachtingen te hebben. Vaizey: ‘Maar we willen eerlijk met mensen zijn. Uitgeven van de overheid wordt moeilijk’
Maar is te geloven dat de Conservatives kunst en cultuurliefhebbers zijn geworden? Tijdens hun bezoek in Nederland, vroeg ik de artistieke en zakelijke leiding van een gezelschap in Engeland over de uitspraken van de Conservatives. Die, zoals ik, hadden de laatste Conservative regering meegemaakt en hun reactie was zo fel dat ik niet eens heb gehoord wat hun betoog was.
Ik zal voor ze invullen. Wat dan ook de huidige leiding van de Conservative Party zegt, hoe positief en hoe welgemeend dan ook, is er een groot achterban van traditionele, ‘dry’ Conservatives die zich niet al te comfortabel voelen met dergelijke uitingen van hun leider. Die zullen hem niet al te veel ruimte geven om een ‘linkse’ draai voort te zetten. En of die uitingen wel zo welgemeend zijn, is ook de vraag: publicisten hebben gemerkt dat ‘rechts de taal van het linkse discours heeft geleend’. Dwz., het klinkt goed, maar is dat wat ze wel bedoelen?
Cultureel ondernemerschap wordt door de Conservatives benadrukt. Als de norm van 19,5% in Nederland ooit eens hard gemakt zou worden, zou dat heel positief zijn (meerdere redenen, een volgende blog) maar in het Verenigd Koninkrijk verdienen instellingen gemiddeld 57%* van hun inkomsten zelf. ‘Cultureel ondernemerschap’ lijkt verdacht op ‘bezuinigingen’. En de bemoedigingen voor instellingen om giften binnen te halen? Wie heeft nu geld om te geven?
Ze hebben mensen ook laten geloven dat ‘hun’ bezuinigingen niet al te ingrijpend zullen worden terwijl commentatoren zich afvragen waar ze dan toch nog geld zullen sparen. Kunst en cultuur is geen heilig huis in het VK – maar dat zal ook een overweging van Labour zijn.
In ieder geval, als expat moet ik binnenkort mijn stem in de brievenbus doen voor verkiezingen die ongeveer een maand voor die in Nederland zullen voordoen. Allebei gevallen zullen interessanter en spannender worden dan mij lief is.
(*ik moet weer opzoeken precies waarop deze percentages slaan).
Terwijl ik in Rotterdam zit, ben ik afhankelijk van nieuwsbrieven zoals The British Theatre Guide (www.britishtheatreguide.info) om op de hoogte te blijven van wat gaande in het Verenigd Koninkrijk is. Lekker oppervlakkig als bijna alle recensies en verslagen in Groot Brittannië, heb ik met één oog opslag een indruk van wat aan de hand is.
Een van de kopstukken is ‘de machtigste top 20 in Brits theater’ (www.britishtheatreguide.info/news/top20-09.htm): vooral mensen uit de commerciële theaterwereld (dwz West End) dus misschien van weinig interesse voor serieuze theaterliefhebbers. Dat gezegd, de namen van de artistieke leidingen van een aantal interessante instellingen en festivals worden genoemd, David Babani van het Menier Chocolate Factory (ga even kijken) bijvoorbeeld, en dan Sonia Friedman, toch West End producent maar nog met het lef om af en toe een toneelstuk en geen musical op de planken te zetten). En dan is er Bill Taylor van Stage Entertainment – misschien niet zo opvallend in NL maar eigenlijk hoofd van de Britse vertegenwoordiging van de Joop van den Ende rijk.
Maar irritant voor mij is dat toneelspeler en regisseur Mark Rylance wordt genoemd als 20ste meeste machtige in het Britse theaterstelsel.
Met smaak valt er niet te twisten, zeggen ze, en je mag sommige spelers wel en andere niet. Bij mij is Rylance een ‘niet’ en ik kan me alleen voorspelen dat hij bekendheid heeft verworven door z’n kwaliteiten – of alleen maar aanwezigheid - als producent en regisseur – langere tijd de eerste artistieke leiding van The Globe Theatre bijvoorbeeld toen gedacht werd dat dat niets meer dan een toeristentrekpleister zou worden (is het meer geworden?).
Aanvankelijk vond Rylance bekendheid via de BBC in ‘The Grass Arena’ (1991), een krachtig verhaal gebaseerd op de autobiograaf van John Healy die zich van alcoholist zwerver tot schaken genie wist te heffen. Terwijl z’n performance daar geweldig was (of was het meer een kwestie van goede casting?) lijkt het dat hij niet in staat is een rol op een andere manier te spelen, of dat Hendrik V is van Shakespeare, of Robert van West End en Broadway hit (na zoveel decennia) ‘Boeing Boeing’ (toch een Tony award).
Tegenwoordig is Rylance te horen op BBC Radio 4 als hij een selectie van de onlangs gepubliceerde brieven van Vincent van Gogh voorleest: http://www.bbc.co.uk/programmes/b00pgtmt
Van de andere kopstukken in The British Theatre Guide zijn de theaterwezens die een onderscheiding krijgen in ‘The New Years Homours List’ (www.britishtheatreguide.info/news/NYhons2010.htm). In tegenstelling met NL, waar de burgemeester of iemand vergelijkbaars je kan verrassen terwijl je ongeschoren en te eenvoudig gekleed bent, word je in het VK met het Nieuwjaar enkele maanden van tevoren gewaarschuwd.
Onder degenen die nu als ‘Sir’ aangesproken kunnen worden is Patrick Stewart, beter bekend als Captain John Luc Picard van ‘Star Trek: The Next Generation’. Toen ik 11 jaar oud was, zag ik hem voor het eerst op het toneel in ‘Hendrik IV deel i’ toen de Royal Shakespeare Company ook in het Barbican zat. Mede door Stewart ben ik eindelijk voor Shakespeare gewonnen ondanks de manier waarop Shakespeare wordt gegeven op school.
Verder in The British Theatre Guide wordt Stewart gemeld in een recensie van een nieuwe editie van ‘Playing Shakespeare’ door RSC regisseur en Cambridge academicus, John Barton (www.britishtheatreguide.info/articles/271209.htm). Dit boek was eerst gepubliceerd over 25 jaar geleden en gebaseerd op de masterclasses die Barton hield met de allerbeste van het Britse acteertalent.
Als ambitieuze tiener met dramatische ambities, las ik het boek gretig en als ik nu Shakespeare goed kan spelen – en ik denk dat ik dat kan - is dat te danken aan wat ik in dat boek heb geleerd. Na het lezen van ‘Playing Shakespeare’ heb ik het idee dat Shakespeare gemakkelijker is dan welke hedendaagse tekst dan ook.
Van tevoren, mijn excuses. Wat volgt is een beetje van een tirade, kort samengevat: culturele instellingen, theaters, gezelschappen, festivals! Als jullie iets in het Engels willen publiceren, zorg eerst dat het Engels correct en goed leesbaar is!
Nu is het echt te ver! Normaal gesproken zou ik de schuldige niet noemen maar dit was schrijnend. Eén van de belangrijkste podia voor de promotie van de Nederlandse (en Belgische) podiumkunsten onder buitenlandse programmeurs – maar het Engels op de website van Tweetakt is soms niet te begrijpen.
Ik overdrijf niet, het Engels is soms echt niet te begrijpen. En ik ben zelf nativespeaker Engels.
Misschien moet ik eerst beginnen met mijn standaard, diplomatiek tekst over de kwestie van het Engels van Nederlanders. Standaard tekst omdat dezereactie van mij steeds uitgelokt wordt; diplomatiek omdat ik reeds bewust van mijn positie als ‘buitenlander-in-NL’ ben (‘westerse allochtoon’) en ik wil voorkomen dat ik de reactie ‘Rot op naar je eigen land dan’ over me heen roep. Ik ben ook bewust dat mijn eigen NL’s lang niet altijd zo geweldig is.
Maar om te beginnen: de taalvaardigheden van meeste NL’ers is bewonderingswaardig. Niet alleen onder de hoogopgeleiden maar conciërge, tramconducteur of schoonmaakster kan zich prima reden in het Engels. En niet alleen in het Engels, maar voor degenen van een bepaalde generatie ook in het Frans en Duits en wie is er ook niet bezig met een avondcursus Spaans?
Deze reputatie is al honderden jaren staand en ik ga nu ook niet beginnen over de redenen ervoor (NL is een klein-/handelsland, de grenzende buurlanden, bezettingen door buitenlandse machten, Amerikaanse/Britse tv/popmuziek, enz).
En dan daarintegen doet Groot Brittannië zo weinig aan vreemde talen: minder dan 40% van de bevolking hebben een tweede taal (in werkelijkheid veel lager, volgens mij, en vooral door immigranten vertegenwoordigt). Op school is een vreemde taal als vak niet meer verplicht en minder dan 10% van leerlingen doet mee. Ieder jaar gaan vreemde taal afdelingen voorgoed dicht op de universiteiten.
De taalvermogen van de typische Engelsman in het buitenland is dus beperkt tot HARDER EN LANG-ZAAM-MER SPREKEN met handgebaren en het gebruik van één of twee woorden uit het Frans, toch onthouden, maar in welk land dan ook toegepast waar hij/zij zich toevallig bevindt. COM-PREND-EZ?
Maar als het om het vermogen van Nederlandse tekstschrijvers in het Engels een tekst te maken, ligt het wat anders. Helaas zijn de fouten zeldzaam zo amusant als de voorbeelden van I Always Get My Sin door Maarten H. Rijkens – het voorbeeld dat meteen in gedachten komt is te grof voor deze pagina - maar er is wel een heel scala van het niet begrijpbare tot onleesbare; een scala van een licht tot een hard geruis die voorkomt dat je boodschap overkomt.
Goede voorbeelden van teksten komen nauwelijks voor. Zo erg is het. De Rotterdamse Schouwburg doet het goed als teksten in het Engels moeten verschijnen maar daar ook, ondanks het hoge niveau, worden af en toe idiomatische uitdrukkingen uit het Nederlands letterlijk vertaald.
Maar het echte probleem betreft de overgrote meerderheid van teksten op websites van gezelschappen en festivals; teksten die bedoeld zijn om NL’s theater in het buitenland toegankelijk te maken, om NL’s theater in het buitenland te promoten, om programmeurs in het buitenland uit te nodigen om verder te lezen, naar NL te komen, en – uiteindelijk – voorstellingen uit Nederland te halen. Om te zwijgen over boventiteling van opvoeringen en aanvullende informatie dat aan een buitenlands publiek wordt verstrekt.
Mijn eerste aanleiding om iets op de website van Moose te zetten over het beroerde Engels van Nederlandse gezelschappen en instellingen was toen ik de internationale nieuwsbrief van een gerenommeerde theaterinstelling had vertaald (kennelijk begrijpen zij in ieder geval dat een native- of nearnative speaker soms noodzakelijk is). Betreffende nieuwsbrief ging over alle de gezelschappen, theatermakers en voorstellingen die over de afgelopen zomer in Nederland en in het buitenland te zien waren.
Uit nieuwsgierigheid keek ik naar de websites van een paar van de gezelschappen die in het buitenland wilden profileren – of (desondanks) al een profiel hebben - en ja, niet alleen de onhandige, niet idiomatische teksten maar gewoon fout Engels, niet af en toe, maar van begin tot eind.
Voordat ik mijn toetsenbord breek, een paar opmerkingen:
1) Ik weet dat mijn Nederlands soms een bron van entertainment is (net als de tijd dat ik zei dat mijn hospita heel goed was omdat ik geen hoer hoefde te betalen - ik bedoelde, natuurlijk, dat ik geen huur hoefde te betalen) maar ik waag het niet om teksten van mij in het Nederlands te laten publiceren zonder dat iemand anders – dwz een nativespeaker - het eerst heeft gecontroleerd. Helaas is er niet altijd iemand bereid om mijn teksten voor Moose te controleren.
Wat ik erbij wil zeggen is dat ik bewust ben van mijn eigen beperkingen maar ook dat er zijn eigenlijk weinig NL’ers, en ik doel ook op professionele vertalers, die goed genoeg zijn om te schrijven voor nativelezers.
2) Veel mensen kunnen zich op vakantie prima redden in het Engels maar ook in zakelijke gesprekken, aan de telefoon en ook in e-mails. Maar dat betekent niet dat je geen fouten maakt. In de mails valt het misschien op dat je een paar fouten hebt gemaakt maar wij (de nativespeakers) voelen geen behoefte om je te verbeteren: we begrijpen (min of meer) wat je bedoelt in ieder geval.
Dat is nadrukkelijk niet het geval met ingewikkelde teksten en teksten die bedoeld zijn voor publicatie.
Ik heb een theorie dat meeste teksten in het Engels die door NL’ers zijn geschreven nooit aan nativespeaker uitgevers of een redactie worden gegegeven. Ze zijn wellicht geaccepteerd in andere landen door niet-nativespeaker Engels – die het niet beter weet - en dus veel van die teksten worden gelezen door mensen, redactie en publiek, die ook geen native-speakers zijn.
Mensen die trakteren in het Engels te publiceren worden weinig geconfronteerd met nativespeaker lezers. Daarom kunnen ze niet voorstellen dat hun teksten slecht zijn. Trouwens, ik vermoed dat Duitse lezers soms NL’s Engels beter kunnen begrijpen dan ik.
3) Tekst voor reclame – wat meeste tekst op websites voor gezelschappen is, je wilt toch dat mensen naar je voorstellingen komen? - is het moeilijkst te vertalen. Bovendien gaat het om onderwerpen – theater, kunst – die ‘subliem’ kunnen zijn, of in het domein van het subjectieve en poëtische behoren - wat tekstschrijven nogmaals moeilijker maakt.
Met reclame maken is het niet zoveel een kwestie van vertalen maar herschrijven, afgeleid van de vertaling. Het is geen kwestie van een één voor één vertaling (sorry als dat vanzelfsprekend is voor mensen maar voor veel andere mensen – geloof me – is het niet) maar van de ‘goede knopjes vinden om er op te drukken’. Indruk maken maar soms met andere beelden en effecten dan die in de brontekst. En als het om het subliem gaat, dan moet je wel een goede beheersing van de taal hebben: schrijvers weiden hun hele levens om het zo goed mogelijk uitdrukken in hun eigen taal, waarom denken mensen dat zij het zomaar kunnen doen in een vreemde taal?
Maar het soort fouten dat voorkomt: ‘Dat voorstelling was de knieën van de bijen’ - ? ‘Knieën van de bijen’ is bees’ knees letterlijk vertaald, wat het neusje van de zalm betekent. Zo’n grof voorbeeld komt nauwelijks voor maar zoiets als de volgende (als ik me goed herinneren) wel: ‘For the audience, the dancing was infectious’, vermoedelijk van ‘Voor het publiek, was het dansen aanstekelijk’. Het gebruik van ‘Infectious’ in figuratieve zin is zeer twijfelachtig buiten één vaste uitdrukking (namelijk ‘infectious laugh/laughter’) en dan zou het hier betekenen dat het publiek ook begon te dansen.
En dan het overmatige gebruik van zinsdelen in het begin van een zin, heel gewoon in het NL’s maar alleen in minder mate mogelijk in het Engels (klaarblijkelijk door weinige NL’ers bekend); gedachtensprongen, het overslaan van het vanzelfsprekende terwijl het niet zo vanzelfsprekend is in de doeltaal; en spelfouten - wat erg is, omdat het meer een geval van zorgeloosheid is (en ik heb het hier niet over het verschil tussen ‘Engels’ Engels en ‘VS’ Engels).
Als die fouten af en toe in een tekst verschijnen, is dat misschien niet erg (eigenlijk is het wel, maar toch), maar helaas is dat lang niet het geval. De opeenstapeling van vreemde zinsbouwen, de letterlijke vertaling van de NL’se idiom, het verzuim of onvermogen om de goede nuancering in het Engels te vinden, hebben hetzelfde effect als een toenemende geruis dat het onmogelijk maakt om je tekst te begrijpen, en een goede indruk van je voorstelling of esthetiek te geven.
Op z’n ergst kan een tekst zo slecht zijn dat het irriteert, en ik heb een keer een toneeltekst van me afgeworpen omdat de samenvatting zo afschuwelijk was.
Wat kan het mij schelen?
Soms krijg ik de indruk dat mensen denken dat ik hypercritical ben, dat ik overdrijf, en ik moet toegeven dat ik wel een belang bij heb: een Engelsman in NL, geïnteresseerd in theater, die ook Nederlands spreekt, en die ook wat bij wil verdienen. Ik word wel geïrriteerd met die mensen en instellingen die denken dat ze zomaar een stagiair of vrijwilliger kunnen inzetten om teksten voor de buitenlandse markt te maken - en daar gaat het om, afzet, – terwijl voor marketing en publiciteit voor de inheemse markt gebruiken ze mensen die minstens een HBO opleiding hebben gehad en zoveel jaren ervaring. En dan die mensen die denken dat het zonde van het geld is voor een vertaling te betalen terwijl ze zelf, of hun neef of wie dan ook, Engels op school hebben gehad (‘met goede cijfers, hoor’). En dan de zogenoemde professionele vertaalbureaus die geld verdienen door precies hetzelfde (twijfelachtige) kwaliteit te leveren. Hebben mensen zoveel verachting voor hun eigen taal dat ze geen aandacht hebben voor een vreemde taal? Ik word ook geïrriteerd met het gedacht dat het feit dat mijn NL’s niet perfect is, men het idee geeft dat ook mijn (native) Engels niet goed is (terwijl het tegenovergesteld waar is). Mensen die niet kunnen voorstellen hoeveel hoofdpijn het redigeren van hun ‘Engelse’teksten veroorzaakt.
Excuses, mijn felheid, stelligheid en algemene beweringen ondergraven mijn betoog. Maar luister, als je tekst vol spelfouten en moeilijk te lezen is, laat staan te begrijpen, wordt het niet gelezen, gaat het de afvalbak in (neem je de moeite niet om mij serieus te nemen, neem ik jou niet serieus; is je tekst niet representatief, dan trek je de gevolgen). Of stel je voor: je publiciteit belandt op het bureau van een angelsaksische programmeur. Misschien is de vertaling niet eens slecht, alleen maar een beetje vlak. De programmeur krijgt geen indruk, gevoel, voor de geweldige voorstelling die je te bieden heeft. Hij besteedt dus z’n tijd elders en jij bent niet wijzer.
Ik kan mijn betoog verbreden om slechte ondertitellen ook aan te vallen (tv, film), om het over de onleesbaarheid van teksten bij tentoonstellingen te hebben, en onderwijsinstellingen die hun studenten Engelse vaktaal leren die nergens bestaat behalve in Nederland. Maar ik heb alweer hoofdpijn, ik laat het dus hier bij theater, en de opmerking dat ik niet te duur ben als je iets leesbaars in het Engels wilt hebben…
De vertaling door Terry Ezra van ‘Yasser’ door Abdelkader Benali is te zien in de Koninklijke Schouwburg, 25 t/m 28 november. Voor meer informatie, zie: www.ks.nl/vrienden/proginfovrienden.aspx?pageid=2&mode=&version=&voorste...
Eens aan het project begonnen, begon ik te denken dat Andrei misschien een spion was. Of voor de overheid werkte. Hij heeft een organisatie opgericht om de belangen van buitenlandse toneelschrijvers in Wit-Rusland te beschermen en is speciale consulent voor de president over auteursrechten. Waarom zou een Wit-Russische toneelschrijver zich druk maken over de rechten van buitenlandse toneelschrijvers? Lijkt mij een effectieve manier om controle uit te oefenen over wat wordt gespeeld en door wie.
Bovendien weet ik hoe het nog steeds in die voormalig-sovjet landen zit, democratisch of niet-zo democratisch. Je komt alleen aan werk als theatermaker als je lid bent van de vakvereniging. In de niet-zo democratische landen blijf je lid alleen zolang als je ‘goed’ wordt gevonden. Voor een voorbeeld van wat ‘goed’ betekent en wat gebeurt als je niet goed wordt gevonden, kijk naar de film ‘Das leben der anderen’. Of probeer, als ik, het Belarus Vrij Theater te mailen: ‘Excuses voor de trage reactie, afgelopen week waren een aantal van ons [weer] aangehouden’.
En als Andrei geen spion is, maar ‘slechts’ een toneelschrijver met goedkeuring van de overheid, geeft het hem en die overheid een valse legitimatie als hij aan ons project meedoet?
Ik besprak mijn twijfels met Gabriel en de andere toneelschrijvers. ‘Ja, eigenlijk weten wij het ook niet – een familielid van hem werkt ook bij de geheime dienst.’
‘Maar hij heeft ook bij het Belarus Vrij Theater gewerkt?’
‘Ja, maar ze hebben enorm ruzie gehad voor onbekende redenen en niet meer kunnen samenwerken’.
Een hij verdient zakenvol geld huis en in Rusland. En ondanks de dictator kan hij vrijelijk naar het buitenland reizen. Laatst naar Cuba, voor vakantie, maar straks naar Berlijn, voor ons project.
Maar dan deed ik een beetje onderzoek. Toneelstukken van hem wel verbannen. Een experimenteel gezelschap dat door hem is opgericht is ook verbannen. En de reden waarom Andrei de rechten van buitenlandse toneelschrijvers wil beschermen?
Wit-Russische theaters en gezelschappen betalen geen royalties aan buitenlandse toneelschrijvers, wat betekent dat geen toneelstukken van lokale schrijvers worden opgevoerd - het goedkoper is om slechts buitenlandse toneelstukken te tonen. Gezien dat alle toegestane gezelschapen en theaters door de overheid worden betaald, kan het niet-betalen van buitenlandse toneelschrijvers en dus het niet-programmeren van binnenlandse schrijvers, als officiële beleid worden beschouwd.
Andrei probeert dus ‘officiele beleid’ te veranderen om lokale, mogelijk problematische schrijvers, en kans te geven.
Ja, maar de president lijkt het probleem nu te herkennen, en Andrei een bijzondere positie te geven – ook een poging bij de president legitimatie voor zichzelf te werven? Of toch iets sinisters?
Maar Andrei lijkt zo’n aardige vent…
Allang geen blog van mij uit Engeland maar in de tussentijd een oproep:
In April vindt het SPILL festival van Performance Art plaats. Kort gezegd (kort door het bocht), Performance Art is wat wij in Engeland theater noemen waar de tekst niet centraal staat, en waarin Nederland (naar eigen zeggen) heel goed in zouden zijn.
Inmiddels doen de producenten van het festival, Pacitti Company, een oproep voor deelnemers. Jan Fabre, Romeo Castellucci en Forced Entertainment (Tim Etchells) doen al mee en het zal goed zijn als Nederlandse gezelschappen mij een keer zouden bewijzen dat ze wel een beetje (cultureel) ondernemend* kunnen doen, met dat extra geld voor internationalisering bijvoorbeeld.
Wat zeg je? Waarom zou je als briljant gezelschap moeten solliciteren? Nou helaas weet de Angelsaksische wereld allang niet meer hoe goed je bent - Oké, Kassys, jou uitgezonderd - en twintig jaar wachten totdat de wereld aan jouw deur komt kloppen is al lang genoeg.
In ieder geval, hier zijn de gegevens (alles in het Engels helaas) - maar je moet snel zijn, deadline is 30 januari:
SPILL National Platform - Call for entries, Pacitti Company London Artform: interdisciplinary arts, theatre, Other, live art, experimental theatre Contact nationalplatform@pacitticompany.com
Description: Are you an artist who has been showing performance work publicly for up to three years or have performed two works in an independent public forum? Would you like to be part of a unique adventure which will be the SPILL Festival of Performance 2009?
On the 18th & 19th of April 2009, an extraordinary event will take place at the National Theatre Studio in London. Across the two days emerging artists and companies will have an opportunity to showcase a piece of their work to an audience made up of national and international promoters, and members of the public. This showcase will placed at the heart of SPILL Festival giving invited emerging practitioners the chance to place their work side by side with other artists in the SPILL programme, including Romeo Castellucci, Jan Fabre, Needcompany, Forced Entertainment, Pacitti Company and many more. This is, quite simply, a golden opportunity.
For more information on the platform, how to apply and to download an application pack, please go to http://www.pacitticompany.com
DEADLINE for applications is 6.30pm on Friday 30th January 2009
This platform is organised by Pacitti Company, makers of the SPILL Festival of Performance. You can find out more about our work at http://www.pacitticompany.com
Unfortunately, due to the anticipated high number of applications, it will not be possible to engage in telephone, email or postal exchange before application.
Net terug in Nederland en het geluk naar de voorstelling Maeterlinck van gevierd regisseur Christoph Marthaler te gaan.
Zeg wat je wilt over Nederland - en ik zal - maar de gelegenheid om zo’n voorstelling in Engeland te zien, krijgt je niet zo vaak.
Een indrukkwekend scèneontwerp van een werkkamer in een naaifabriek: het slecht onderhouden pand, typisch van velen fabrieken nu, laat staan een eeuw geleden in Gent, tot in de puntjes realistisch.
Zeer precies spel die de klassen verschillen en belevenissen van naaisters en eigenaren weergeeft en hun verhouding(en) met elkaar. Mooi zang en muziek van het niveau van opera. Op een geven moment ook een solo van Hadewych Minis.
Oneerlijk om de individu spelers te nomen eigenlijk - ze waren allemaal zo indrukkwekend in overbrengen van personage - maar Wine Dierickx, beter bekend van toneelgroep Wunderbaum, trekt aandacht alleen al door in rode jurk haar schouders om hoog te trekken en haar buik naar voren te duwen als de ongelukkrijgende naaister (mijn metgezel beweert dat die ongelukken met naaimachine staan voor verkrachtingen - geen uitleg hier).
Te veel in de voorstelling hier en nu op te schrijven maar: er is weinig van een narratief, als ik het cru zou bekijken was het slechts een montage van indrukken van het leven van Maeterlinck. De voorstelling heeft iets van verfremdungseffekt en ook het publiek laten voelen van de loop der tijd, herhaling en het betekenis van het gewone, dagelijkse leven - de voorstelling heeft veel van de regisseur Robert Wilson (heeft iemand ‘Walking’ tijdens Oerol gezien, trouwens?).
Toch was er iets teleurstellends met de voorstelling - misschien precies omdat de regisseur mij niet met de personages wilde laten identificeren - en toch nog had ik het gevoel dat ik de mogelijkheid werd geboden om de betekenis van het alledaags en banaal in mijn eigen leven te ontdekken.
Nog iets teleurstellends was het aantal toeschouwers onder het publiek - misschien in Engeland krijgen we niet eens de gelegenheid om zo’n voorstelling te zien, maar het aantal toeschouwers in De Koninklijke Schouwburg was beschamend en bevestigt mijn vermoeden dat er weinig belangstelling Europees theater in Nederland is.
Over de voorgestelde bezuinigingen heb ik me geprobeerd te verkopen als deskundige, met de leus ‘Wij [de Engelsen] hebben het al eerder gezien’.