Wat een geweldig stuk is het toch! Een man die langzaamaan gek wordt, maar het zelf niet door heeft. In 1835 geschreven, maar nog altijd interessant genoeg om opgevoerd te worden. Het stuk behoort in Nederland toe aan Henk van Ulsen, maar in Peter Faber heeft hij een degelijke opvolger. Hij had het misschien iets minder komedie mogen maken, want dit stuk is voor mijn gevoel nog duisterder dan een tragiekomedie. Bij het nagesprek zat ik tenenkrommend te luisteren naar mensen die maar niet kunnen of willen begrijpen dat acteren ook zonder gevoel kan, zonder inleving, gewoon doen. Een man met een stoel, een uur lang puur toneel, zeker de moeite waard.
Er waren veel dingen leuk, zei ik na afloop, maar heel veel ook weer niet. In het begin dacht ik dat ik naar een amateursvoorstelling was gekomen, stereotype personages (Natuurlijk het is Molière, maar mensen kom op!), gebaartjes en bewegingen die al gauw vervelend werden en een hoog poep en kots gehalte. Ik kan het leuk vinden, als het maar goed gedaan wordt. Het begon pas te sprankelen wanneer Ria Marks en Lard Adrian op het toneel stonden. Zij waren overtuigend in hun rol, wisten waar ze mee bezig waren en ze speelden. Niet alleen een maniertje, zoals de rest, maar wisten zich aan te passen aan de situatie. Het decorbeeld en licht was trouwens wel goed, een klinisch witte badkamer. Het was leuk, meer niet.
Voordoek, gigantisch decor, decorwissels, prachtige kostuums….. Ik dacht dat het niet meer bestond, behalve bij Joop. En ik had ook niet gedacht dat het me zou boeien, maar dat deed het dus wel. Het is niet het theater dat ik graag zie, dat is wel duidelijk, maar ik heb me vermaakt. Vooral wanneer de regie van Gijs de Lange door de Kitsch heenbreekt. Die Kitsch had het dan ook wel echt nodig. Ik vond het spel niet echt denderend, ik wil de acteurs achter de personages zien, maar het was goed genoeg om een grote groep CKV’ers stil te houden.
Drie maal naar een opvoering van dezelfde tekst in 2 jaar, ik raad het iedereen af! Niet alleen omdat je de hele avond zit te vergelijken, maar ook omdat het gewoon niet meer interessant is. De eerste van Het Groote Hoofd blijft de beste, de versie van TGA ben ik beter gaan waarderen toen ik er meer mee te maken kreeg en deze versie van het NNT lijkt een slap aftreksel van de andere twee.
Misschien ligt het ook aan de trucjes van NNT die niet meer werken voor mij. Baptista leek een slechte imitatie van de personages uit Spoken van de Paardenkathedraal met zijn met meel overgoten hoofd. De eerste ontmoeting tussen Petruchio en Katharina werd ontkracht omdat hij bang was voor haar. De bedscène was wel gedurfd, maar erg lang en afgekeken van de versie van Het Groote Hoofd.
Ook het decor was ronduit lelijk, behalve de deuren die enigszins het idee gaven van tralies. Overigens moet ik opmerken dat ik waarschijnlijk de enige was in de zaal die er zo over denkt. Tijdens de slotmonoloog kwamen er lachsalvo’s en zelfs opmerkingen als ‘ga maar door’ uit het publiek, ten teken dat ze het heel erg grappig vonden.
Het enige dat me wakkeer hield was de knetterharde muziek bij een scèneovergang, dat had ik wel nodig.
Oh, Denne Boom, wat zijn je (wandelende) takken wonderschoon. Voor mij wil de voorstelling zeggen dat we alleen naar de buitenkant van mensen kijken en nooit naar de binnenkant. Deze voorstelling laat juist de (mogelijke) binnenkant van een mens zien. Wandelende takken, tieten en de dood, simpele dingen maar uitermate boeiend gespeelt door Barry Atsma. Betoverend is de scène met de prostituee, op het ene moment zat Denne er nog, op het andere moment zat Barry Atsma op de bank, erg bijzonder. Ti-Ta-Tovenaar, heb ik nooit gezien, dus dat kwartje viel pas achteraf. Goede voorstelling door een erg goede acteur.
De personen in deze voorstelling hunkeren naar liefde. Achteraf denk ik eerder dat ze hunkeren naar niet-liefde. Los van de dierlijke begeerte, een vrij mens zijn. Maar ze zijn niet vrij, ze zitten opgesloten in hun ijzeren kooi. Een mens is niet meer dan een dier, het is een dier. Dat is wat ik nu uit deze voorstelling en tekst haal. Ik weet dat ik dezelfde tekst in een andere opvoering, misschien zelfs in dezelfde opvoering, heel anders zou interpreteren en dat is juist het mooie van deze voorstelling. De tekst vliegt om je oren, gaat nergens over, ergens over, schud je wakker, doet je langzaam in slaap vallen. Beelden blijven er niet hangen, ook al is het licht en de aan en uitkleed act wel memorabel. En het begin is erg sterk, iemand op te bellen en te vragen wat liefde voor die persoon is.
Een combinatie van twee grote passies van mij, theater en wielrennen, daar moest ik heen! En wat heb ik zitten genieten! Zoals in het krantje wordt vermeld heb ik daadwerkelijk allerlei aha-erlebnissen, de finish, het kapot zitten, de duivel, de commentatoren… Allemaal prachtig uitgevoerd in een zeer treffende ‘we spelen voor de camera zodat het net echt zoals op tv lijkt’. Heerlijk om de mensen het te zien maken. Peter Winnen mag van mij veel vaker voor toneel gaan schrijven, ik vond de tekst erg goed en de nabespreking met hem gaf mij het idee dat hij zelf nooit die Alpe D’Huez op had moeten gaan, maar gewoon schrijver had moeten worden.
De muziek was prettig, je vergeet soms dat het live wordt gespeeld. Het enige minpuntje is toch wel dat Pantani er bij wordt gehaald, het riekt toch naar de verheerlijking van een renner, waar ze juist niet aan mee wilden doen.
In het programmaboekje van Fragmenten staat te lezen dat de toeschouwers zich moet overleveren aan de tijd en de werkelijkheid die de regisseur (Provily) voorschotelt. Ik wist wat me te wachten stond, urenlang staande mensen waarbij je het podium op wilt rennen om te kijken of het niet paspoppen zijn. Maar wat schetst mijn verbazing, toen ik eenmaal het Provily kwartiertje (halfuurtje, het duurde lang…….zzz…….heel lang [tomaat]) had overleefd leverde ik me zeg maar over aan de tijd, de snelheid de situatie die gegeven was. Ik vond het opeens prachtig wat voor mijn ogen gebeurde. Het licht, de situaties, de fragmenten …. zo mooi heb ik niet vaak gezien. Ik ben bang dat ik moet zeggen dat Provily me nu wel zover heeft gekregen om in te zien dat het toch wel effectief kan zijn, stilte en rust en niks. Weliswaar ging het nergens over, het zag er mooi uit. Bijzondere voorstelling, waar je echt tegen moet kunnen, dus wat dat betreft was het wel fijn dat er maar 20 man in de zaal zaten in Almere, maar het blijft een tragisch dieptepunt qua bezoekersaantallen in Almere. Nog één ding, die teksten op de boventiteling wat een onzin, daar ook een tomaat voor, maar voor de rest verbazend mooi.
Dit is het tegenovergestelde van King Arthur Integraal, dat was rustig, veel stiltes en eigenlijk weinig te zien. Bij deze voorstelling word je overgoten met teksten, beweging en modder. Het is soms grappig en soms weer pijnlijk, maar over het algemeen is het veel, misschien te veel. Ik had 3 paar ogen nodig om alles te kunnen volgen, om samenhang te brengen in een onsamenhangend geheel. Niets wordt duidelijk, alles blijft raar. Mooi was het licht van de lucifer en de Marokkaanse vrouw, voor de rest leek het een parodie op Het temmen van de Feeks van TGA. Toch verliet ik vrolijk het theater, het was wel leuk geweest, maar ook een voorbeeld van hoe ik in ieder geval nooit theater zou kunnen maken.
Wat is de functie van deze voorstelling, behalve dan om ervoor te zorgen dat deze zwarte bladzijde uit de geschiedenis nooit wordt vergeten? De manier waarop deze ‘zwarte bladzijde’ wordt getoond op de voor Hotel Modern gewoonlijke manier is uiteraard zeer goed gedaan. Vooral de wijze waarop het vergassen van de mensen in beeld wordt gebracht en de ‘goochelachtige’ snelheid is adembenemend. Maar het komt niet verder tot een gekopieerde poppenhuis versie van bekende films over de WOII (Anne Frank, La Vita e Bella). De stilte na afloop was mooi, dus het kwam wel aan, maar is dat tegenwoordig meer uit gewoonte, dan dat het ons echt aangreep?
900 mensen zijn naar de Schouwburg van Almere gekomen. Of misschien zijn ze gelokt. Ze ging kijken naar ‘Vertellingen van 1001 nacht’ van Het Zuidelijk Toneel. Maar of ze dat laatste wisten, weet ik niet. Ik denk eerder dat de meesten kwamen voor Marc Marie Huijbregts. En dan ook een hele groep voor The Ashton Brothers. Als je die namen op de poster ziet of in het boekje of op een flyer of ergens in een tweet, dan denk je dat het misschien best wel leuk kan worden.
Het licht dimt ruim 10 minuten later dan de geplande aanvangstijd. Een spot gaat aan, regisseur Matthijs Rümke komt op het voortoneel en vertelt voor alle zekerheid nog maar even dat het de aller aller aller eerste keer is dat ze de voorstelling spelen voor publiek. De eerste try-out. Dat hij hoopt dat alle techniek zo vloeiend mogelijk loopt, maar dat er best dingen fout kunnen gaan.
Dat het dan gelijk mis gaat met de zender van Marc Marie, zodra het doek open gaat, dat is misschien de Wet van Murphy. Je roept het op je af als je van te voren gaat waarschuwen. Dat de technicus Marc Marie vervolgens zowat volledig uitkleedde was even een hilarisch moment en gelukkig kan Marc Marie daar heel goed mee omgaan. De acteurs van HZT helaas wat minder, maar daar ben je dan ook acteur voor.
Na een valse start begon het dan te draaien. Of eigenlijk te schuiven. Het decor ging op en neer. Van links naar rechts en open en dicht. Een zwart sprookjeskasteel, met overal beweging. Soms was de beweging onderdeel van de voorstelling, vaak ook was het een technicus die zo goed als (on)mogelijk ‘onzichtbaar’ zijn best deed om alles zo soepel mogelijk te schuiven. Het leidde mij af, mag ik zien wat ik zie of moet ik proberen het te negeren? Of is dit waar voor gewaarschuwd werd? En als je iets uit het midden zat, waren de zichtlijnen niet gunstig.
Marc Marie deed waar hij goed in is, namelijk verhalen vertellen en weer eens een pruik opzetten. Stond hem goed en hij deed het goed. John Buijsman (de sultan), de tegenspeler van Marc Marie heb ik niet gezien. Nouja hij stond er wel. Maar hij werd weggespeeld door Marc Marie. Het is appels met peren vergelijken, maar zo mooi dat verschil tussen een acteur en een cabaretier.
The Ashton Brothers deden de voorstelling opleven. Met een virtuoze apenact. Snel slingerend. Heen en weer en omhoog en omlaag. Met een apenorgie als gevolg. Ik vond het prachtig, maar misschien is het tegelijk de verklaring waarom er veel lege plekken waren na de pauze. Te grof of vulgair? Of was er meer aan de hand?
Na de pauze kabbelde de voorstelling rustig voort. De oudjes op twee hoog waren weer een knap staaltje van acrobatiek. Maar er was te veel te zien. Boven lag een stel een half uur te vrijen, achterop ging er iemand heel erg langzaam dood en dan stond Marc Marie op de voorgrond alles te vertellen wat we zagen. Ergens speelde er ook nog een orkestje. En dan liepen er helemaal bovenin technici de zekeringen te controleren.
Er zat heel veel in, voor elk wat wils, maar voor de ‘fans’ te weinig van waarvoor ze naar het theater waren gelokt. Stel je kwam voor MMH, dan was het ZTH gedeelte te saai en TAB te druk. En vice versa. Een duidelijk voorbeeld van verkeerde verwachtingen wekken met grote namen. Lege zalen zullen ze niet trekken, mede door die namen, maar deze voorstelling is niet (nog) goed genoeg voor volle zalen. Het is voorlopig best wel leuk. En dan ben ik nog vriendelijk.