Is er ergens een actrice die dit beter kan brengen? Voor wie nog overtuigd moet worden: Halina Reyn is met voorsprong de beste actrice in het Nederlandstalig taalgebied en bewijst dat ten overvloede met deze monoloog. Voor wie ooit een groot verlies heeft moeten lijden, tzij scheiding, tzij overlijden, herkent zovele gevoelens. Het ontkennen, het zich kranig houden, het schoppen en schelden, het praten tegen de afwezige, het ziekworden, het zwaar gekwetst zelfbeeld… En wie ooit een geliefde via telefoon (of chat) herkent al evenzeer het geflirt en gekir en… de misverstanden die non-visuele communicatie met zich meebrengt. Waw Halina.
Dit is de eerste keer dat ik iets van mightysociety zie en dat is jammer want dan heb ik dus al veel leuks gemist.
De vorm, het speeltempo, (meta-)commentaar in het eerste deel bevallen goed. Thematisch komen het Het-zijn-net-mensen- en Eat-Pray-Love-complex allebei lekker door en worden goed geacteerd (maar wat is nou de plek van die geluidsman?).
Alleen dat continu uitbreken naar commentaar zorgt in het tweede gedeelte (Medea) dat het lastig is om empathie op te bouwen voor de karakters. De gekte van Romana Vrede wordt op een paar punten akelig tastbaar maar blijft dan hangen.
Het is allemaal heel erg leuk, en slim en echt heel tof, maar wel wat veel. Twee uur non-stop, drie delen, van alles en nog wat erbij en ook nog een dansnummer. Moet dat? Het Afrika-probleem is complex, maar dit is overdreven.
Bij het derde deel had ik het sowieso al gehad, maar de functionaliteit van het dansnummer ontging me (of het moet zijn: we hebben nog een danser, dus dan gebruiken we die).
Kudos wel weer voor het einde, maar iets puntiger de volgende keer.
Verleden, Heden en Toekomst in een Uitgestippelde Wurggreep
Eigenlijk zag ik in de Rabozaal van de Amsterdamse Stadsschouwburg vier voorstellingen voor de prijs van één, verschillende voorstellingen door de mate waarin de afzonderlijke scènes qua kleur en manier van spelen van elkaar verschillen, maar natuurlijk zorgt de combinatie van de tekst van Bergman en de zoals altijd goed doordachte regie van Van Hove voor een verbinding en eenheid. Het onstuitbare acteerwerk van de topacteurs die Toneelgroep Amsterdam rijk is maakt me wederom blij en laat me meegaan in de levens van de personages. Verrassend is het hoe deze gouden combinatie van regisseur en acteurs er bij elke voorstelling voor zorgt dat een andere ster straalt; zo is het Hadewich Minis die door haar fenomenaal humoristische en vertederende spel weer op mijn radar verschijnt na haar bijna even vergeten te zijn. Zo is er ook Janni Goslinga die me in haar rol van de verlaten vrouw verbazingwekkend weet te raken, terwijl haar spel me normaal gezien vaak maar too much overkomt en tot slot een grote, hele grote ode aan de prachtige stem en het subtiele spel van de nieuweling Suzanne Grotenhuis, nog nooit eerder gezien, maar laat daar verandering in komen!
Ook de scenografie van deze voorstelling was weer prachtig en vooral hierdoor kwam het principe van ‘Theater als een ontmoeting tussen toeschouwer en maker’ zoals Grotowski deze centraal stelt enorm tot zijn recht.
Het verhaal over het huwelijk van Johan en Marianne kent drie verschillende tijden. Ik hoor om me heen mensen per scène verschillen van mening, omdat niet elke scène evenveel herkenning oproept, voor mij zijn er echter in elke scène wel aspecten die bekend zijn en helemaal het mengen van de acteurs tussen de toeschouwers zorgt er bij mij voor dat ik me persoonlijk aangesproken voel. Telkens stelt een andere generatie het heden voor dat vast lijkt te zijn gehaakt in het verleden en de toekomst en geen verschil meer kan maken. Dit aspect is interessant vormgegeven door het spel van de verschillende scènes hoorbaar te laten in de andere scènes door de half open theaterruimtes. Vrolijk word ik zeker niet van deze voorstelling, maar ook raak ik niet compleet in zak en as. Elk deel van de voorstelling neemt een eigen gevoel mee dat overgenomen wordt door de volgende. Zo voel ik de schoonheid van een relatie en de liefde, de pijn als gevolg van ruzies en het verlaten, maar het geen me het meeste bijblijft is angst voor de schimmel die een relatie kan verrotten zonder er enige vat op te hebben. Tot wanneer moet je een relatie blijven volhouden en wanneer is het beter om er mee te stoppen?
De voorstelling laat me zitten met een wrang gevoel, dat jammerlijk door het slepende einde en het onbeholpen “gedans” van Hugo Koolschijn omslaat in irritatie waardoor de ervaring uiteindelijk met een ingescheurde rand eindigt.
Een absurde komedie over de tijd waarin we leven, zegt het programma. Tja. In een aantal scènes zien we een mengelmoes van onderwerpen voorbijkomen. De acteurs zijn verkleed als vrouw en gaan in de weer met teksten die bol staan van de clichés. Alles gaat op de haha-toer. Nergens wordt het vilein of zelfs maar treurig. Door de bank genomen dus vrij saai.
Lichtpuntjes zijn een aantal sterke mime-momenten van Michiel Nooter. Vooral zijn poging een spagaat te maken is een klein pareltje. Nooter is trouwens een acteur die, door alles net wat groter te maken, soms tegen ‘t absurdisme aanleunt. Wim Bouwens kan prachtig spelen maar is in een “stuk” als dit minder goed op z’n plek. In tegenstelling tot Nooter blijft hij een verklede man. Je vraagt je af waarom Keesen&Co deze bij elkaar geharkte improvisaties uitbrengt. Je zit nu alleen maar te kijken naar twee acteurs die hun kunstje doen. Jammer.
Het theaterdiner was beter. We hadden er in de 2 pauzes van 30 min. Genoeg tijd voor: het is geen goed stuk of in elk geval te weinig actueel gemaakt voor Nederlands publiek. Het verhaal trekt traag in 4,5 uur over het multi-kamer toneel, de laatste 3 kwartier hadden eruit gesneden gekund. Ook werd er flink geschmierd door de sterrencast, maar dat zal na de première van 1 mei wel verbeteren.
Het theaterdiner was beter. We hadden er in de 2 pauzes van 30 min. Genoeg tijd voor: het is geen goed stuk of in elk geval te weinig actueel gemaakt voor Nederlands publiek. Het verhaal trekt traag in 4,5 uur over het multi-kamer toneel, de laatste 3 kwartier hadden eruit gesneden gekund. Ook werd er flink geschmierd door de sterrencast, maar dat zal na de première van 1 mei wel verbeteren.
Laatste keer. De vettige damp van café Stanislavski begint bijna vertrouwd te ruiken. Nog één keer naar een stuk van TGA. Zonder deze cursus, bezoek ik niet snel uit eigen beweging een voorstelling van dit gezelschap, leert de ervaring. In de zaal laat ik het eerste toneelbeeld op me inwerken. Dit kan niet misgaan. Het stuk kent voor mij na het lezen ervan geen geheimen: dit wordt een prachtrecensie.
Bij het lezen van ‘Nooit van elkaar’ van de Noorse schrijver Jon Fosse, werd ik bijna bedwelmd meegevoerd door de herhaling en het ritme van de tekst. Fosse nam me mee en liet me een gedicht lezen. Over een vrouw die wacht. Op haar man of haar ex. Ze is verdwaald in haar eigen gedachten, ze weet niet of hij nu wel of niet zal komen, of hij nu wel of niet is geweest. Voortdurend spreekt ze zichzelf tegen. Haar man komt (of niet) en hij neemt een meisje mee (of een minnares).
De figuren die Fosse opvoert hebben geen naam. Dat is exemplarisch voor dit stuk: niet de psychologie van de karakters is belangrijk, maar de gedachten die zij uitspreken. Vanwege de herhaling en het gebrek aan psychologie, ben ik het stuk al snel gaan interpreteren als een metafoor. Op zoek naar de waarheid die onder de tekst zou liggen, dacht ik deze na een tweede lezing gevonden te hebben: het ging over de dood. De vrouw rouwde om de dood van haar man. In de tekst zegt ze meerdere keren de letterlijke tekst: ‘Hij is weg. Als in een dood.’ En dat de ‘hij’ zo moe is, zoals hij in de tekst zegt, leek me een mooie verklaring voor het net gestorven zijn. Duidelijker kon toch niet. En het meisje? Dat stond symbool stond voor het meisje dat de vrouw vroeger was, bij hem. Het verlangen naar gelukkiger tijden samen.
Het decor voldeed volkomen aan mijn verwachtingen: een desolaat, onbestemd landschap. Een tussenstation, voordat de reis naar het oneindige gemaakt zou worden. De oranje lichten die het appartement van de vrouw vanachter een glazen wand verlichtten waren natuurlijk een verwijzing naar het hiernamaals. De verhuisdozen die er stonden, stonden klaar voor de eeuwige reis die de man ging maken. Het spel van Chris Nietvelt steunde mij ook in mijn veronderstelling: het verschrikkelijke verdriet, het wachten op iets dat niet meer komen gaat. Het ging echter mis bij de opkomst van de Hij, gespeeld door Gijs Scholten van Aschat. Hij was helemaal niet moe, hij was nuchter, haast opgewekt, er was aan hem weinig sterfelijks te merken. In de eerste scène waarin zij hem soms wel ziet en soms niet, leek het verdriet van zijn rouwende vrouw hem weinig te deren. Goed, dat kon nog, hij was zich misschien niet bewust van het leed dat hij door zijn dood had berokkend.
Bij de komst van het meisje, leek mijn theorie weer even vaster vorm te krijgen. De minnares was eveneens Belgisch, roodgekruld en gehuld in hetzelfde zwarte jurkje als de vrouw. De vrouw in vroeger tijden. Maar waarom genoot de man dan nog zo zichtbaar van haar aanwezigheid, leek het of hij een tweede kans kreeg met haar? Hij was toch aan het afscheid nemen? Of was zij soms de engel des doods die hem kwam halen? De vragen stapelden zich op: waarom werd de ‘Zij’ krachtiger en leek ze iets te hebben overwonnen of geaccepteerd na het bezoek van het meisje? Waarom was het meisje zo bang de kamer in te komen? Waarom noemde de vrouw zichzelf steeds mooi en prachtig? Het zijn slechts enkelen van de vele vragen die mij tijdens de voorstelling bevingen. Krampachtig probeerde ik de verwijzingen in het decor, de regie en de tekst te vertalen naar een voor mij sluitend verhaal. Vanwaar de harde lichtwisseling naar fel licht bij het vertrek van de man? Waarom klonk ‘These are a few of my favourite things’ van de Sound of Music? Waarom waaide er ineens een harde wind door de kamer na het openen van een raam?
Op een gegeven moment heb ik geprobeerd om de behoefte aan duiding volkomen los te laten. Heb ik de tekst als een muziekstuk over me heen proberen te laten komen. Het lukte even. Maar omdat er steeds van die duidelijke regiekeuzes plaatsvonden, kon ik dat ook niet helemaal laten gebeuren, omdat ik steeds het gevoel had dat ik iets fundamenteels over het hoofd zag. ‘Schiet mij maar lek’, was dan ook het gevoel dat ik als kijker overhield.
Misschien is het niet de recensie geworden die ik had willen schrijven. Maar de voorstelling en het schrijven daarover heeft me wel aan het denken gezet over mijn hunkering naar houvast. Want misschien was het daar allemaal om te doen: schrijver en regisseur willen mij weer vrij laten denken, alle interpretaties zijn goed. Er bestaat niet één waarheid. En dat is uiteindelijk best een bevrijdende gedachte.
Ik heb de afgelopen week toevallig veel theater gezien en ga met een vermoeide geest de zaal in. Ik raak verzadigd, ik zie teveel van hetzelfde. Als ik een eerste blik op het decor van Spoken richt, word ik betoverd door de schoonheid ervan. Hiervoor wil ik me wel openstellen. Prachtige sfeerbeelden van zee, bos en strand worden geprojecteerd. Dan, door het openen van een tweede houten schot -fraai hout, geen goedkoop wit scherm- en trekt het spookachtige landschap aan ons voorbij. Op de achtergrond stort een scherm van regen naar beneden, het dondert en kou trekt de zaal in. Op de achtergrond dekt een meisje de tafel. Rembrandtiaans uitgelicht. Ze dekt zorgvuldig, met aandacht. Wat word ik blij van dit levend portret, van deze esthetiek. Dan gaat ze praten. Haar vader komt op en ze schrikt van zijn binnenkomst. Ik versta haar slecht, het geluid lijkt naar achteren te slaan. Ik irriteer me aan haar eerste verschrikte blik die ik niet geloofwaardig vind. Het heilig ontzag dat ik de eerste vijf minuten voor deze voorstelling had, is helaas snel minder geworden. De opkomst van Hans Kesting als de moralistische dominee Manders en Marieke Heebink als de geschonden Hélène Alving stellen me enigszins gerust. Prachtig is het als dan het decor ook nog blijkt te kunnen draaien en we de scène ineens vanuit het perspectief van Hélène beleven. De gaten in de sokken van de dominee die zij gadeslaat, zijn een fantastisch beeld waarin voor mij de schijnheiligheid van de gehele kerk vertegenwoordigd zit. En toch doet het ook een appèl op menselijkheid, dat vind ik knap. De eerste scène tussen deze twee personages is prachtig ingehouden gespeeld. Het verdriet van de vrouw over haar mislukte huwelijk waartoe ze toentertijd door de dominee in gedwongen werd, wordt voelbaar, maar nergens pathetisch. Ik geniet van het intrigerende psychologische spel tussen hen. Met dank aan Ibsen voor de gelaagdheid en de opbouw van de tekst. Als in een verantwoord emo-drama mag ik meekijken in de levens van deze beschadigde mensen. De opkomst van de zoon Oswald, gespeeld door Eelco Smits is spannend. Hij bekijkt zijn familie door de ogen van een camera. Mooi idee dat hij de buitenstaander is die de waarheid filtert door de camera te zetten waar hij het op wil zetten. Jammer genoeg is het technisch nog niet volmaakt. Of is het een inhoudelijke keuze om de videobeelden een paar seconden later te tonen? Ik raak er door afgeleid. De gekte van de zoon -hij lijdt aan hersenverweking volgens zijn dokter- speelt hij fenomenaal. Ik ben opgelucht als ik deze acteur hoor praten zonder dat opgelegde toneelschooltoontje. Hij laat alle facetten en kleuren zien die horen bij iemand die afgewezen is door degene die hem het dichtst bij zich had moeten houden: zijn moeder. Tot het vertrek van Regina, het dienstmeisje dat de halfzus van Oswald blijkt te zijn, kan ik alle keuzes die de personages maken volgen. Ik begrijp ook nog dat Oswald volkomen doorslaat, het resultaat van het jarenlang afgewezen zijn, maar dat het schuldgevoel van Hélène wordt afgekocht met het tongzoenen van haar zoon, vind ik zo gekunsteld. Het heeft niets te maken met het dwingende karakter van het sociale milieu en komt niet voort uit de psychologie zoals Ibsen die bedoeld heeft. Ik denk alleen maar dat de regisseur het wel een spannend idee vond. Vooral als dit beeld haar climax kent in het beeld van een moderne piëta, is de hysterie voor mij compleet. En ik las dat Ostermeier daar nu juist wars van was. Jammer. Maar goed, het laatste overspannen kwartier daargelaten, denk ik toch dat dit zorgvuldig gepolijste drama met zoveel oog voor schoonheid op mijn lijstje van favorieten zal komen te staan.
Voyeuristisch genot
Voor drie dagen werden het oude NNT en het huidige even één. Vijf voormalige NNT-acteurs begonnen na hun NNT-tijd een gezelschap met als basis een improvisatieformule en op 14 tot en met 16 april mengden zij zich met de acteurs van het NNT van Ola Mafaalani om zo het publiek van de Machinefabriek te kunnen plezieren met drie improvisatievoorstellingen.
Het concept waarbij elke dag vijf verschillende acteurs zich met blindvertrouwen overgeven aan ‘de schrijver van de avond’ levert hilariteit op. De schrijver geeft aan elke acteur een personage, deelt dezen een algemene situatie en verhaal mede en nadat elke afzonderlijke acteur ook nog een persoonlijk verhaal heeft mee gekregen, waar de andere acteurs geen weet van hebben, kan het feest beginnen.
Kortom een hap informatie voor alles begint en waar je je als toeschouwer voor open moet stellen, langzaam alles tot je door moet laten dringen en niet afhaken wanneer door de hoeveelheid aan informatie geen touw maar aan het andere vast te maken is. En als alles duidelijk is voor toeschouwers en acteurs, kan het beginnen. Een avond waarbij de lach de boventoon voert en af en toe een donkere noot een glimp van aanwezigheid laat zien. Vooral de plaats van de toeschouwers als voyeur en alle kennis die deze heeft door het kennen van alle verhalen zorgt voor komische moment waarbij de acteurs geen notie hebben van de oorzaak.
Artistiek gezien kent deze vorm van theater misschien niet de hoogste waarde, maar wat wordt improvisatie onderschat en weinig gebruik en wat kan het een enorm vermakelijke avond opleveren. Bedankt Nachtgasten en komt eens terug naar Groningen.
Op het randje van de Top
Zoveel lovende recensies laten verwachtingen torenhoog reizen die jammer genoeg door de met testosteron overlopende top acteurs niet kunnen worden waar gemaakt in deze door Eric de Vroedt geregisseerde grote zaal voorstelling. Met de gelijknamige tekst won David Mamet in 1984 nog de Pulitzerprijs, maar de tekst komt in deze voorstelling zwak over. De stropdassen wurgen me niet, noch slaan ze me in mijn gezicht om attent te maken op iets meer. In zijn vorige voorstelling sprak de Vroedt me vaak niet aan door zijn overpolitieke benaderingen, maar nu blijft de voorstelling vlak en lijkt deze niet verder te gaan dan typetjes en hard gelach (in de brullach zin en niet in de pijnlijke zin). Naast het feit dat de stof die de voorstelling wil behandelen me niet aanspreekt, heb ik ook een gevoel dat de werkelijke boodschap meer, al dan niet enkel, iets bewerkstellingen bij de kleine groep van zakenlui die naar het theater gaat en niet bij het grote publiek.
Verder heb ik elke afzonderlijke acteur betere prestaties zien geven in meerdere voorstellingen, alhoewel Fedja van Huèt een klein licht laat schijnen door een fantastisch goede komische timing en door eht tonene van een grote veelzijdigheid aan kleuren in zijn personage.
Niet mijn favoriete TGA voorstelling, maar ach niet altijd alles kan de top van de top overstijgen.