Ongepolijste schooljongens
In theater de Machinefabriek wordt enorm aandacht geschonken aan de ontwikkeling van nieuw talent. Zo stonden 27 april 2011 zes aankomende acteurs en performers, studenten van de Maastrichtse Toneelschool, met hun voorstelling in het huis van het Noord Nederlands Toneel. In samenwerking met De Performancefabriek en De Filmfabriek kregen de studenten de mogelijkheid om een collectief project te realiseren. Met als basis bodeteksten uit onder andere het stuk ‘Zeven Tegen Thebe’ van Aischylos zouden zeven mannen opzoek gaan naar de kracht van het gesproken woord om het klassieke repertoire levend te houden in een tijd waarin de media alles overnemen. Mijn kritisch oog ziet echter maar zes jonge mannen het speelvlak betreden en hoe pietluttig ook, dit komt al niet helemaal professioneel over.
Gedurende de rest van de voorstelling blijft het gevoel van een schoolproject om me heen hangen. Een gebrek aan het maken van keuzes lijkt centraal te staan bij deze makers, wat doet vermoeden dat er een bepaalde checklist van geleerde aspecten was, die moest worden afgevinkt tijdens het maakproces: een beetje fysiek theater, een beetje camerawerk, wat muziek, iets poëtisch en dat allemaal in een performatieve eindsfeer. Ook lijkt het of de makers nog te veel in hun eigen denkwereld zitten waardoor de toeschouwer te veel vergeten lijkt te worden, wat er op zijn beurt voor zorgt dat éénduidigheid en betekenis lastig te vinden zijn. Ook domineert het gevoel dat de voorstelling fragmentarisch is om fragmentarisch te zijn en niet uit een soort noodzaak of als een goed onderbouwde keuze.
Wat zeker wel interessant is, is de ervaarbare eigen invloed van de performers. Vooral de verdeling van de verschillende aspecten en het live regelen van het geluid en beeld door de performers laten zien hoe geprobeerd is zo goed mogelijk gebruik te maken van de afzonderlijke talenten van deze performers, al hebben de talenten vaak nog wat polijsting nodig.
Bijna weet de nieuwe generatie theatermakers een ruw en aards mannelijk theater te maken, maar het blijft nog wat te veel hangen in te licht jongensachtig theater, misschien door hun leeftijd en het gebrek aan kracht om het klassieke repertoire te kunnen torsen.
Te veel foutjes en ondoordachtheden zorgen voor een onvoldragen voorstelling, maar bieden zeker potentie.
De premisse doet een beetje denken aan de videoclip Pretty When You Cry van VAST. En een videoclip is misschien de beste manier om dit spektakel te beschrijven. In een serie betoverend mooie beelden worden de dood en de schoonheid behandeld.
Het geheel speelt zich af in een buitengewoon bos dat telkens compleet anders is door de belichting.
De muziek is dominant aanwezig, zet de stemmingen goed neer. Een echte noodzaak tot dialoog is er dan niet meer. Sun O))) is normaal vrijwel onluisterbaar maar komt hier in het theater goed tot zijn recht.
Waar in meerdere stukken op Festival aan de Werf (en pas bij Stifters Dingen ook) objecten/automaten de acteurs zijn, is hier een prominente rol weggelegd voor mist. Door de mist zie je het bos soms niet of nauwelijks, maar op een gegeven moment komt het met golven de zaal in waardoor je de mensen voor je nauwelijks nog ziet. Hierdoorheen bewegen zich ook nog mistvormen over het podium heen voor een overweldigend effect (mistonwerp staat op de credits).
Het stuk levert een bijzonder beklemmende angstaanjagende sfeer.
De tekst met de zware Frans/Duitse accenten is hier en daar te bathetisch. Dat kan misschien wat meer in lijn met de rest.
In ieder geval een buitengewoon heftige voorstelling die put uit het beste van verschillende disciplines. Vergeleken hiermee is bijna al het theater in Nederland tam en ouderwets.
(Tomaat voor het Utrechtse theaterpubliek waar dit niet aan besteed was.)
De eerste keer Wunderbaum en dan meteen al een van de leukste dingen die ik pas gezien heb.
De acteurs zijn goed al ligt het er hier en daar wel wat dik bovenop en is de lichtkrant erg bijdehand. Maar heel erg storen doet dat allemaal niet.
Waar het in deze voorstelling om gaat is de muziek die leuk is. Zo leuk dat zitten in een theaterstoel een beetje een straf wordt. De liedjes blijven komen en er zitten meerdere muziek-theatrale hoogtepunten in. Ik heb geen idee wie van het toneel en wie van de band is en dat is denk ik ook een pluspunt.
Aan de acteurs ligt het niet: mensen als Helmert Woudenberg en Porgy Franssen kun je om een boodschap sturen. Aanvankelijk lijkt het dan ook op een wat wrange komedie uit te draaien waarin enkele mannen zich op de afdeling hartbewaking van een ziekenhuis bevinden. Maar al snel mengt de realiteit zich met dromen of hersenschimmen en is er eigenlijk geen touw meer aan vast te knopen. Het ene moment zit men in een vliegtuig dat naar Bremen gaat, of toch niet, het volgende moment zit er eentje met de verpleegster boven in het rek dat tussen wat musici en de acteurs staat, dan ligt men weer keurig in de ziekenhuisbedden en zingt aaaaaaah. De teksten helpen je ook al niet om er iets van te begrijpen en dan kijk je maar eens steels op je horloge.
Wat zou ‘t toch leuk zijn om weer eens die onbedwingbare lust te hebben een staande ovatie te geven. En later nog eens na te genieten…
Een danser stopt het uiteinde van een rolmaat onder z’n voet, trekt de rolmaat helemaal uit en tilt vervolgens z’n voet op. Niet leuk? Een andere danser bestrooit zichzelf en de vloer met een lading confetti en gaat er later, het hoofd als stofzuiger gebruikend, doorheen. Niet interessant? Een danseres neemt een borduurwerkje ter hand. Niet mooi? Vier dansers plagen elkaar door op mondharmonicaatjes te blazen. Niet boeiend?
Wie dit, net als ik, allemaal humbug vindt, moet in ieder geval niet naar deze voorstelling. Als er tussen de flauwiteiten door gedanst wordt, is het vaak oninteressant en slordig. De choreografie getuigt nogal eens van gebrek aan ideeën, bloedarmoede. De enige reden dat de groep niet het volle quotum tomaten krijgt is de soms prachtige muziek van Ligeti, Bach en Widor.
Zoekende naar een overschreden Houdbaarheidsdatum of wat dan ook.
Zij, een vrouw wiens liefde overmand wordt door de angst deze liefde te verliezen. Een vrouw die nooit alleen geweest is en zichzelf in haar appartement, een transitzone tussen een verleden en een toekomst, vasthoudt om te wachten op haar geliefde. Of deze geliefde ooit werkelijk terug komt is een vraag die Jon Fosse opwerpt, maar het publiek wil laten beantwoorden. Fosse staat bekend om het niet bieden van eensluidende antwoorden op de vragen die zijn werk oproept en daardoor blijven na de voorstelling ‘Nooit van Elkaar’ van Toneelgroep Amsterdam ook vragen rondzweven op zoek naar een antwoord. Is de relatie tussen ‘hij’ en ‘zij’ vergaan door de overvloedende verlatingsangst of is die ‘simpelweg’ de houdbaarheidsdatum overschreden die op elke relatie staat gedrukt. Dit door schrijver en regisseur voorgeschreven einde van de relatie in het algemeen steekt me en brengt me in aanraking met een pessimisme en een begraven van hoop waar ik niets mee te maken wil hebben. Als dit de houding is die men ten overstaan van de liefde zou moeten innemen, kunnen we beter direct allemaal niet eens meer proberen om een relatie te beginnen.
Nog erger is de smaak van een uiterste houdbaarheidsdatum van de vrouw. Zij voelt dat haar man steeds meer afstand van haar neemt. Geestelijk is de man in haar beleving bij een andere, jongere vrouw en ze lijkt hem aan deze vreemdeling te verliezen. Zelfs meer aandacht besteden aan uiterlijk en lijken op haar jongere plaatvervangster helpt niet om de aandacht van haar man langer dan een blik op te eisen. Is dit werkelijk wat Van Hove wil? Zoveel sterke vrouwen hebben een plaats in zijn voorstellingen en nu, een vrouw die niets meer kan doen en haar man moet los laten. Als ze werkelijk de kracht bezat in haar eentje verder gelukkig te zijn, zou ze onafhankelijk zijn, maar mij krijgt Chris Nietvelt niet overtuigd. Nietvelt speelt egaal en vooral in het begin raak ik ronduit verveeld door de herhaling, terwijl die me eigenlijk in het bekende Fossiaanse ritme zou moeten sleuren. Het tweede deel van de voorstelling maakt meer benieuwd naar de relaties tussen de personages, maar uiteindelijk kan zelfs de wind die als indringer naar binnen waait me geen helderheid geven. Onduidelijkheid blijft en houdt me zoekende.
Huilende IJsblokken en een Moederlijke Medea
Na twee jaar Ola Mafaalani in Groningen zag ik haar eerste NNT voorstelling ‘Medea’ nogmaals. Hoewel ik bij de eerste keer dat ik het werk van Mafaalani mocht aanschouwen nog enorm in mijn rode pluche zat te worstelen om betekenis te geven en met verkrampte vingers de chaotische kluwen van disciplines te ontwarren, lijk ik nu, meer dan toen, gewend te zijn aan de taal van het NNT van Mafaalani. De chaos valt me nog steeds op en de keuze voor sommige disciplines, zoals de flamenco danser, zijn me nog steeds niet duidelijk en ik vraag me ook nog steeds sterk af of een aantal van deze keuzes de voorstelling nu werkelijk sterker maakt of juist verzwakt, maar hoe dan ook weet ik de beelden en teksten nu over me heen te laten komen voor omdat ik over het algemeen meer lijk te begrijpen van Mafaalani’s manier van werken. Toch blijf ik het zeggen dat deze manier van werken, juist nu ik in deze voorstelling wederom dezelfde aspecten herken, qua creativiteit langzaam lijkt leeg te bloeden. Een signatuur is één ding, maar het steeds maar weer toepassen van dezelfde trucjes (wat het uiteindelijk worden als je ze in elke voorstelling gebruikt) doet mij denken aan luiheid en dat is nou net het geen, in mijn optiek, niet bestaan mag bij een groot gezelschap zoals het NNT.
Dan over het acteerwerk in ‘Medea’, het spel van Peter Vandemeulebroecke komt iets gekunsteld in zijn rol van Jason, terwijl hij juist in de eerste versie van ‘Medea’ enorm straalde in de rol van de oppas. Maartje van de Wetering verrast me wederom niet, ze zingt prachtig, maar echt dat heb ik nu gehoord. Kreon wordt in deze allerlaatste voorstelling gespeeld door de commissaris van de Koningin, Max van den Berg, die een actualiserende rol op zich neemt, maar qua spel natuurlijk enorm onderdoet voor de professionele taalkunstenaars van het NNT. Het actualiseren is overigens een enorm sterk punt van deze voorstelling, wat naast van den Berg als acteur ook nog vorm krijgt in de nieuwsberichten over kindermoord, voorgelezen door de prachtige stem van Noraly Beyer. De hele voorstelling wordt vooral gedragen door het prachtige spel van Malou Gorter, ook aan het spel van deze geweldige actrice moest ik tijdens de eerste versie van ‘Medea’ enorm wennen, maar wat is ze een prachtige actrice die in deze voorstelling een meesterlijke en warme, moederlijke Medea neerzet.
Het hoogtepunt van deze voorstelling zit aan het eind, veel voorstellingen zwakken hun hele voorstelling af met een wormvormig aanhangsel van een einde, maar de verstilde prachtige ‘pannenkoeken-bak-scène’ raakt pijnlijk diep en gevolgd door een euforische theatraal brekende hysterie van de acteurs die uit hun rol stappen na de kindermoord en een actrice als Medea, haar kinderen van het leven beroofd die niet stoppen kan met het voelen van de pijn die deze daad haar heeft gedaan en daardoor verwond afsteekt tegen het ‘feest’.
In een voormalige atoomschuilkelder ergens in Amsterdam zorgt een tram op de brug erboven voor het geluid van de inslagen van een mortier. In de koude, klamme bunker een voorstelling met twee officieren uit de eerste wereldoorlog, rond een kachel. Die officieren, gespeeld door Vincent Rietveld en Ward Weemhoff, ontpoppen zich gaandeweg als twee estheten, als twee aristocraten van de geest, die, terwijl ze regelmatig opschrikken van de oorlogsgeluiden (het oorverdovende gedreun van een passerende tram) ons duidelijk proberen te maken dat de essentie van het leven ligt in het kunnen genieten van kunst.
De kunst al vrouw die door iedereen wordt misbruikt, de kunst als neger die door iedereen wordt vertrapt, dat zijn de metaforen waarmee Rietveld en Weemhoff openen in hun protest tegen het doorgeslagen economische denken over kunst in het Nederland van nu. Heel traag, heel gedragen doen ze dat. Daarna wordt hun spel fysieker, sneller ook, opstandiger, met als hoogtepunten de dans met de geweren en de stoelen, en het perfect geacteerde duet van de woede, waarbij het nu niet de acteurs maar de woorden zijn die dansen.
Door naar kunst te verwijzen, door uit kunst te citeren, en door kunst te zijn, is deze voorstelling een pleidooi voor non-entertainende, inspirerende en esthetische kunst. En daarmee ook een hart onder de riem voor wie zich, zoals ik, een leven zonder de troost die schoonheid biedt, voor wie zich een leven zonder de mogelijkheid te genieten van contemporaine kunst, niet kan voorstellen.
Ik kan niet eens precies zeggen wat ik van het stuk zelf vond, ‘Bruid in de morgen’ van Hugo Claus. Ik las dat het behoorlijk was ingekort. Het zij zo.
Mijn mond hing open en mijn tong hing uit mijn mond bij het kijken naar deze GEWELDIGE acteurs. Ik was diep onder de indruk van An Miller, die het eerste uur nauwelijks iets zei, maar constant lachte (geluidloos) of huilde. En Els Dottermans natuurlijk, die aan het einde ook geluidloos huilde, tranen stroomden over haar wangen maar ze praatte normaal….Hoe deed ze dat??? De andere acteurs waren ook prachtig, maar ik ben nu eenmaal een sucker voor grote emoties.
Wat zijn die Vlamingen toch heerlijk om naar te kijken. Echt alles, alles ligt bloot bij die lui. Heftig, intens, oer, schaamteloos, sensueel. Menselijk. En groots.
Dit is het mooiste acteren dat ik in heel lang heb gezien.
De Amsterdamse Stadsschouwburg was voor de helft, of misschien zelfs slechts voor een derde, gevuld. De voorstelling van zaterdag werd, bij gebrek aan belangstelling, maar helemaal geschrapt.
Zonde!! Waar ligt dat aan? Het p.r. beleid van NT Gent of dat van de schouwburg? Of hebben Nederlanders gewoon een slechte smaak?
Wat een sterke voorstelling en dat vooral door de acteerprestaties van Hans Kesting (uiteraard!), Eelco Smits (ook uiteraard) en Marieke Heebink (na zoveel jaren toch een verrassing,of toch niet?). Niet de beste tekst van Ibsen maar de acteurs tillen het op tot grote hoogtes. Alhoewel de inbreng van de Duitse regisseur Thomas Ostermeier zeker niet onderschat mag worden.