De openingsvoorstelling van Julidans, het derde deel van een trilogie over de romantische liefde, schept hooggespannen verwachtingen, vooral na het tweede deel dat vorig jaar nogal de aandacht trok (Un peu de tendresse, bordel de merde!) Het begin is nog erg spannend. Achttien blote Cupido’s staan te roepen achter een doorzichtige wand en willen kennelijk de vloer op. De spanning achter de wand loopt flink op en daarmee ook de spanning bij het publiek in de dan nog verlichte zaal.Wat als die horde niet alleen de vloer overspoelt maar ook ons?
Als de troep de vloer bereikt en daar een berg kleding, stoelen en diverse attributen bestormt, is de spanning snel verdwenen. Minutenlang wordt er gerend, gevochten om spullen uit de berg en vooral geschreeuwd. Er wordt heel veel geschreeuwd. Niet alleen dan, maar meerdere malen tijdens de voorstelling.
Al die naaktheid gaat op den duur vervelen, het voegt vaak niets meer toe. Het werkt alleen nog bij de man en de vrouw die gedurende de hele, te lange, voorstelling pogingen doen om een paar te worden. Dan is er heel soms een kort moment van schoonheid, dat vaak weer teniet wordt gedaan doordat de vrouw geluiden maakt alsof ze een tenniswedstrijd op Wimbledon speelt. Voor de rest zie ik vooral veel springen en vallen, begeleid door veel geschreeuw, wordt Kontakthof van Pina Bausch “geciteerd”, zoals dat heet en roept een man dat hij een “fucking zebra” is. Daarbij nog de nodige erg flauwe grappen en zo krijg je die kleine twee uur wel vol. Jammer.
Op een open plek tussen vervallen panden op een oud industrieterein speelt Toneelgroep Maastricht een komedie: Een Pompstation van Gildas Bourdet. Een moeder en drie dochters bewonen een pompstation langs een inmiddels doodlopende weg. Klandizie blijft uit. De enige monteur sleutelt aan een auto die hij hoe dan ook weer aan de praat wil krijgen. De achttien jaar geleden verdwenen vader duikt plots weer op en zet de verhoudingen op scherp. Je verveelt je tijdens het grootste deel van het stuk net niet, maar dat is het dan ook. Het laatste half uur ontaardt het kluchtige verhaal in een aantal wilde capriolen met rondscheurende auto’s, een motor en een pick-up-brommer en dan wordt het pas echt leuk. Dat je toch nog een heel aardige avond hebt is vooral te danken aan de Belgen in de cast die, hoe groot ze ook spelen heel naturel blijven. Het spel van met name Katrien de Ruysscher en Ton Ternest redt het stuk.
Drie korte voorstellingen gespeeld tegen de achtergrond van het weidse uitzicht over het veenlandschap in drie door architectenbureau Onix ontworpen houten kubussen van 6x6x6 meter waarvan één zijde helemaal van glas is. Miriam Boolsen, Magne van den Berg, en Aletta Becker lieten zich voor hun teksten inspireren door de korte verhalen van Tsjechov.
De Wending
Magne van den Berg baseert zich op De herdersfluit, De jager, en Het geluk. Een dichter, die altijd aan hier denkt als hij daar is, en aan daar als hij hier is, is in gesprek met een herder. Daarna volgt een dialoog van een soldaat en dezelfde herder. De dichter en de soldaat (allebei gespeeld door Lotje van Lunteren) zijn onrustig op zoek naar het geluk en twijfelen er steeds aan waar ze dat zullen vinden, links of rechts, aan de andere kant of aan deze kant. De herder, mooi klein gespeeld door Joke Tjalsma, kan zich daar niet druk over maken.
Nog meer eeuwige liefde
Een man in gesprek met een vrouw bij wie hij elke dag op bezoek komt om haar zijn liefde te verklaren. Een dialoog geschreven door Miriam Boolsen, die zich liet inspireren door dialogen van Tsjechov tussen personages die maar al te graag in de valkuilen van de liefde stappen. Het is een hele mooie tekst vind ik, de mooiste van de drie. Gespeeld in een perfect ritme, en met een weldadige timing. Door een heel goed acterende Veerle van Overloop en een fantastische Tom Jansen. Het stille spel van vooral Tom Jansen is fascinerend.
Typisch Tsjechov
Een door Alletta Becker geschreven gesprek tussen een gids die het een en ander wil gaan vertellen over het veen en over de streek, en zijn veel jongere coach. De man die ‘hier vandaan komt’ wordt gecorrigeerd door de man die ‘niet van hier’ is. Met citaten uit Het geluk, Drie jaren, In een landhuis, en De steppe. De meest komische van de drie korte voorstellingen. Door de tekst, maar ook door het mooie contrast tussen de onderkoeld acterende Matthias Maat (de man van hier) en het wat meer geprononceerde spel van Hendrik Aerts (de man van elders).
Regisseur Michiel Johannes Jansen en de acteurs hebben de voordelen van het weidse uitzicht en het feit dat de toeschouwers door de kubussen heel dicht op de voorstellingen zitten uitstekend benut. De fraaie landschappelijke achtergronden en het kleine, subtiele spel zorgen, met de goede teksten, voor een locatievoorstelling van hoog niveau.
Het eerste deel gaat het over politieke machinaties, er zijn parallellen met de huidige maatschappelijke situatie, vooral met het tegenwoordige populisme. Het tweede deel is intiemer, nu staat de relatie tussen Ulrich, de man zonder eigenschappen, en zijn zus Agathe centraal. Ook dat vond ik een heel sterke voorstelling. In die twee eerste delen wordt regelmatig gerefereerd aan de moordenaar Moosbrugger.
In dit derde en laatste deel van de trilogie van Guy Cassiers naar de roman De man zonder eigenschappen van Robert Musil gaat het over die moordenaar, over zijn nihilisme. Maar ook over de ambitie van de schrijver. Er wordt ingezoomd op het onbewuste van die twee, op het geweten, of op het ontbreken daarvan, bij zowel Moosbrugger als bij Musil.
De voorstelling begint met muziek, verrassende muziek, hedendaagse tonen uit een viool. Gecomponeerd en uitgevoerd door Lisa Van der Aa, die ook de geestverschijningen van de door Moosbrugger vermoorde prostitué, en de aan syfilis overleden Herma, de grote liefde van Musil, speelt.
Yves Petry schreef de tekst. Geïnspireerd door het boek. Maar ook gebaseerd op de dagboeken van Musil. Ik vind het een erg gecondenseerde tekst met weinig concrete aanknopingspunten. Ook nu is de voorstelling mooi om te zien. Dat wel. De wisselwerking tussen de (video)beelden en het goede acteren van Johan Leysen en Lisa Van der Aa is knap gedaan.
Maar ik vind dit deel toch een stuk minder dan de eerste twee. Ik snap de logica, het gaat van groot naar klein, van de samenleving als geheel, in het eerste deel, naar wat er zich in het hoofd van één individu afspeelt, in dit deel. Maar ik vind dit deel te afstandelijk, ik mis de interacties en de variatie van de eerste twee delen. Maar vooral inhoudelijk vind ik het verschil te groot. Laat ik het maar gewoon zeggen zoals het is: ik vind de tekst van Petry gewoon niet goed genoeg, niet interessant genoeg.
Het lijkt wel of de hele inhoud van boek wordt nagespeeld, ondanks al die verhalen in de verhalen, ondanks al die zwarte magie. En alles wordt ook nog eens getoond. Met heel veel snelle scènewisselingen, met zestien acteurs op het toneel in allerlei rollen, met voortdurend projecties op het achterdoek, en met live video. Dat is allemaal heel goed gedaan. Een vooral visueel overrompelende voorstelling dus. Ook al omdat de kaders en de locaties ook meestal in beelden zijn weergegeven: de kleding anno Moskou 1931, het bankje in het park rond de Patriarchvijver, de bloedrood gevoerde witte toga van Pilatus, een tram, het huis van Michail Aleksandrovitsj Berlioz, enzovoort, enzovoort.
Paul Rhys speelt zowel de duivelse Woland als The Master. De Satan op een manier die doet denken aan herr Flick uit ‘Allo ‘Allo!, heel aanwezig dus, de Master daarentegen juist wat flets. Storend is dat laatste niet, want de kracht van de voorstelling zit niet zozeer in de dramaturgie of in het acteren (hoewel Tim McMullan als Pontius Pilatus, en Sinéad Matthews als Margarita toch wel indruk op me maken). De voorstelling moet het vooral hebben van al die vernuftige wisselingen, van al die inventieve oplossingen voor de magische scènes. Zoals de vrije val van Margarita (ze wordt vallend uit een raam naar het rijk van de Satan geleid), waarbij McMullen naakt op de grond liggend wat onschuldige bewegingen maakt, wat dan geprojecteerd op de gevel op het achterdoek een angstaanjagend effect geeft.
Na drieënhalf uur strompel ik zo’n beetje op mijn tandvlees de zaal uit. Want dat bombardement van beelden en het volgen van al die verhaallijnen hebben me behoorlijk uitgeput. Pas als ik in de tram zit, realiseer ik me dat de voorstelling eigenlijk nauwelijks commentaar geeft. Niet echt een eigenwijze interpretatie van de regisseur laat zien. Maar ik heb me geen seconde verveeld. Integendeel.
‘Kom op, kom op. Kom maar op!’ De openingswoorden van Macbeth, gespeeld door Fedja van Huêt. Eerst zegt hij ze neutraal. Dan herhaalt hij de woorden op de toon van een vechtersbaas. Op de toon van een man die voor niemand bang is. Omdat hij al eerder heeft gedood. Maar het is ook de toon van de angst. Van de stress van de soldaat die uit de oorlog is teruggekeerd en bij elk geluid opschrikt. En die daarom meteen klaar staat. Om weer te doden.
Shakespeare’s drama is door Johan Simons teruggebracht tot een nogal abstract verhaal over geweld. Met Macbeth en Lady Macbeth (Chris Nietvelt) voortdurend aanwezig op een al snel door bloed roodgekleurd vierkant, en de andere personages op en af komend door een zijdeur of door een klapdeur. Een verhaal dat mij vooral boeit door de beeldtaal van de bewegingen en de fysieke manier van acteren. Het kost me wel even moeite om die reductie en die abstractie te accepteren. Maar als dat eenmaal is gelukt, zit ik geconcentreerd te kijken. Want die inhoudelijk gereduceerde en abstracte vertelvorm vereist wel wat denkwerk van de toeschouwer. Boeiend vind ik het vooral omdat de keuzes die Simons heeft gemaakt zo consequent zijn vormgegeven en uitgevoerd, en omdat er door de vijf acteurs zo ontzettend goed wordt geacteerd.
Bizar overigens. Eerst een try-out afgelast omdat een van de acteurs problemen met zijn stem had, dan serieuze technische problemen tijdens de première, en dan nu weer die plotselinge wissel. Want Eelco Smits neemt vanavond onverwacht de plaats in van Roeland Fernhout. In het begin met de tekst in zijn hand, als hij even niet aan het woord is staat hij ingespannen te studeren. Smits blijkt een snelle leerling. Want tegen het eind speelt hij (inmiddels zonder papier) Malcolm, de zoon van Macbeth, alsof hij nooit anders heeft gedaan.
Vanaf het eerste moment was het één en al ontroering. Niet dat er een verhaal wordt verteld, de voorstelling is enkel poëzie. Maar geen enkel verhaal kan overbrengen dan wat hier werd getoond en verteld. Schoonheid, ontroering, zo eindigt het seizoen voor mij met een topper.
Is het zo raar als een moeder er behoorlijk geil van wordt als ze haar dochter voorbereidt op haar huwelijksnacht? Hoe vindt een gedistingeerde heer iemand die hij tegen betaling een schop onder zijn kont mag geven? Kan een zesjarig jongetje zijn moeder met geweld verlossen van zijn alcoholische vader? Weet Groenkapje te voorkomen dat de wolf ook haar opeet? Deze en nog zo’n vijftig andere uiterst belangrijke levensvragen komen in de voorstelling op vaak hilarisch wijze aan de orde.
In de bizarre minidrama’s van onder meer Charms, Cami, en Courteline die regisseur Andrea Breth voor ze heeft uitgezocht, laten tien topacteurs van het Weense Burgtheater zien dat ze niet alleen uit de voeten kunnen met het gebruikelijke repertoire maar ook komedie kunnen spelen. De acteurs in grijze pakken, de actrices in dito mantelpakjes. En alle tien voortdurend met de pokerface die past bij dit absurdistisch theater. Tegen een geelbruin bordkartonnen decor met afwisselend vier deuren of een groot gat in de muur oogt het wat ouderwets. Maar het is allemaal heel knap gedaan. En uiterst precies uitgevoerd.
Een aantal keer beantwoordt het publiek een scène met een open doekje. De meeste bijval is er voor de beweeglijke Markus Meyer met zijn acrobatische parodie op de wals. Maar mijn favoriet is Roland Koch. Vooral in de scènes met Peter Simonischek laat hij zien wat een geweldig goede acteur hij is. Als de neurotisch ambtenaar bijvoorbeeld die bijna nooit op zijn werk verschijnt en juist daarom om opslag vraagt. Of als man die tot rust wil komen, zich ergert, en zich dan steeds meer opwindt. Dat zijn de twee die er voor mij uitspringen. Maar eigenlijk zijn alle drieënvijftig kleine tragikomedies gewoon heel amusant.
Het orkest zet in. Eén danser staat op het podium. Bijna onbeweeglijk. Zijn rug naar ons toe. In een witte jurk. Op de achtergrond het koor. Individu en groep. Eenling en massa. Negen dansers bewegen om de witte jurk heen. Spastisch. Verkrampt. Allemaal met een rode of witte prop in de mond. Hebben ze zichzelf het zwijgen opgelegd? De koorleden komen dichterbij. Met het embleem van een open mond op hun hart geplakt. Een stille schreeuw. Een protest? Een revolte?
Een orkest, een koor, dansers. Bij elkaar zo’n honderdvijftig man op het podium. Indrukwekkend. Maar ik ben pas echt verkocht als het koor transformeert. Als het verandert in een verontwaardigde en protesterende menigte. Als de leden van het koor individuen worden, waarbij de andere individuen, de dansers zich aansluiten. Als in een choreografie van niet-dansers, op muziek van Verdi en Wagner, het verlangen naar vrijheid wordt verbeeld. En als ze weer transformeren. Met nu het volledige koor liggend op de grond en twee dansers daar tussenin met een duet van liefde en leven. In zulke scènes worden de koorleden door regisseur Platel volledig in het theatrale geïntegreerd. Dat is fantastisch om te zien. Fantastisch om mee te maken.
Ik kijk natuurlijk met mijn blik, met de ogen van een toneelkijker, en dan zie een hele goede voorstelling over de uniciteit van het individu, een performance over de wil om vrij te zijn. En ik geniet ervan. Maar ik ben wel benieuwd wat toeschouwers met een andere blik ervan vinden, operaliefhebbers, dansliefhebbers. Bij de première in Madrid werden er mensen boos. Er werd vanuit het publiek geschreeuwd en gefloten. Hier in Amsterdam is er na afloop een enorme ovatie. Er wordt gejuicht. Er wordt bravo geroepen. Er klinkt geen onvertogen woord.
Als komisch college over de Belgische gang van zaken binnen het Fortis concern tijdens de krediet crisis, was deze voorstelling best onderhoudend. Maar zoals bijna alle voorstellingen over de financiële wereld kwam ook deze poging niet verder dan te moraliseren aan de hand van stereo types. En dat is een gemiste kans…