Met niet al te hoge verwachtingen bezoek ik De Perzen van Dood Paard. Het toneelbeeld bij aanvang maakt nieuwsgierig, toch kan ik de (misschien wel) honderden krukjes op het toneel niet direct plaatsen. Met een beetje moeite luister ik naar de lang durende minuten waarin de achtergebleven perzen, uitverkoren om de rijkdommen van koning Xerxes te beschermen, het stuk introduceren.
Met het verhaal van Aischylos over de pijnlijke nederlaag van een supermacht die een stelletje ongeregelde terroristenstaten wel even onder de voet zou lopen, laten Manja Topper, Gillis Biesheuvel en Kuno Bakker met De Perzen uiterst actueel theater zien. In een voorstelling waarin de kenmerkende kwaliteiten van de leden van Dood Paard uitstekend tot hun recht komen.
Aardig intro met de berberse verhalenverteller. Jammer dat er daarna zo weinig mee gedaan wordt.
De dubbelbezette Othello wordt inderdaad door Kuno Bakker en Gillis Biesheuvel erg goed gedaan. Dat is misschien het grootste probleem: er blijft verbazingwekkend veel over van de originele Othello.
Een versie waarin de boel wat meer verhakseld was, had ik interessanter gevonden.
Dood Paard maakte al eerder een paar hele goede voorstellingen in wat ik voor het gemak maar even ‘bloedserieus slapsticktheater vanuit de verkleedkist’ noem (ook de voorstellingen van Kuno Bakker met Jorn Heijdenrijk reken ik daartoe). Met Bye Bye, een magnifieke bewerking van Shakespeare’s Othello, voeren Kuno Bakker en Gillis Biesheuvel dit genre naar de absolute top.
In een resort in een Afrikaans land praten drie blanke vrouwen (met geld) met elkaar over hoe ze zich vermaken met jonge zwarte mannen (in ruil voor een beetje van dat geld). Witte tuinstoelen, een met blikjes bezaaide vloer, zonnige belichting. Mooie symboliek. Maar.
Drie vrouwen, twaalf witte tuinstoelen en duizenden blikjes: veel lawaai en weinig nieuws.
De nieuwe voorstelling van Dood Paard, ‘Freetown’ genaamd, zorgt er voor dat ik me weer eens waag in het Groninger hol der theaterexperiment: het Grand Theatre.
Gedurende de voorstelling staan vijf acteurs in de industriele ruimte naast elkaar en focussen zich op het publiek dat blijkbaar verdachte is in een verhoor. De eerste 45 minuten worden in het engels continu vragen op het publiek afgevuurd. De acteurs wisselen nauwelijks van plaats en ratelen maar door. Is dat interessant? Nee helaas niet.
Het boek is beter dan het stuk. Er is namelijk geen visuele bijdrage. Bedoel, mannen die in onderbroek durven te spelen. Nou! Ze spelen op locatie in Rotterdam. Doen daar Helemaal Niets mee. Geluiden van buiten, treinen die langsdenderen, negeren. Groot deel van de ruimte, onzichtbaar maken met lamellen, en die dan ook verder nooit openen ofzo.
Dit stuk wordt bevolkt door afschuwelijke types: niet dom maar kleinzerig, kortzichtig en verwend. Het is fascinerend om te zien hoe ze elkaar het leven zuur maken maar de tekst wordt als een emmer water over ons heen gekiept. Je krijgt nauwelijks de kans om het op je te laten inwerken, laat staan dat je er over kunt nadenken.
Twee zussen, de één Vlaams de ander Nederlands, met heel veel tekst. Opperste concentratie is geboden, je kunt er niet even op je gemak inkomen. En dan lijkt het ook nog of de Nederlandse zus, Manja Topper, meedoet aan de kampioenschappen snelpraten. Gelukkig, na drie kwartier verandert dat, dan komt broer Ludwig uit de psychiatrische inrichting naar beneden gegleden.