Achterover leunen is er niet bij tijdens deze indrukwekkende voorstelling van Anouk van Dijk. Een klein, vierkant stukje vloer, begrensd door ons, het publiek, is de ruimte die twee danseressen tot hun beschikking hebben.
“Stau” begint heel klein, maar naarmate de bewegingen groter en heftiger worden, raak je als toeschouwer letterlijk steeds meer betrokken. Je voelt de wind van de beweging, ziet het zweet, hoort de sneller wordende adem. Soms een hand op je been of schouder, soms een intense blik.
Dan worden de stoelen weggehaald en kan het publiek zich vrij door de ruimte bewegen. Het lijkt misschien of je wat afstand kunt nemen, maar de dansers, vier in getal nu, gebruiken dan de hele vloer. De ene keer vindt er iets plaats ver van je vandaan, het volgende ogenblik ben je deel van de choreografie doordat een danseres jou betrekt in haar performance. Als het einde van de voorstelling nadert worden enkel willekeurige toeschouwers uitgenodigd mee te doen, doorgaans een tenenkrommend gebeuren dat verboden zou moeten worden, maar hier werkt het! En dat niet alleen, het grijpt je zelfs bij de strot.
Het spelen van een komedie blijft moeilijk. Abigail’s Party sleept zich voort, soms met een minutenlang doodstil publiek. Grappen waarom je niet hoeft te lachen, “pijnlijke stiltes” die je lang van tevoren aan ziet komen, pruiken en karaoke-muziekjes die een stuk moeten opleuken dat niet op te leuken is. Tenminste niet op de manier die Het Vervolg hanteert. Alles wordt moddervet, nadrukkelijk gespeeld, in een soort platte-klucht-stijl die wel heel energiek aandoet, maar niet veel meer oplevert dan een steelse blik op het horloge. De eendimensionale karakters heb je na een kwartier wel gezien, het verdere verloop van het stuk is inmiddels duidelijk. De resterende anderhalf uur duren dan ook vrij lang
Als ik de recensies op deze site lees denk ik: heb ik wel dezelfde voorstelling gezien?
Ik vond het veel geschreeuw, weinig wol. Zeer voorspelbaar, lekker plat (daar krijg je het publiek wel mee aan het lachen, en gelachen werd er tot vervelens toe) vol effectbejag (zo’n scene waarin de moeder een tekening die gebruikt is als toiletpapier op de kast zet en dan nog even een vinger aflikt: hahaha), kortom dit onderwerp heb ik wel op betere manieren uitgewerkt gezien.
Het gewei is voor de acteurs die zich met grote inzet door een niet zo best stuk werken dat helemaal op de lach geregisseeerd is.
Het was een hele zit. En maar denken: is dit een optreden van muzikanten waar anderen doorheen praten of is dit een toneelstuk waar op een hinderlijke manier muziek in gepropt is. Ik ga voor het laatste. Aan het eind van het verhaal was ik volkomen murw geplingd, geplangd en geroffeld. Degenen die me hebben geholpen die lange zit te voltooien waren zonder enige twijfel Pierre Bokma en Ricky Koole.
De scenes tussen deze twee waren vaak vol spanning en ontroering, soms gehinderd door het eerder vermelde geluidsdecor.
Als Haile (Pierre) in zijn beste Noors iets tegen Oona (Ricky) zegt lacht zij zo hartveroverend dat de hele zaal volgens mij wegsmelt, al verstaat niemand er iets van. De kracht van theater. Jammer van het gesjor aan decorstukken, de flauwe grappen en de irritante muziek. Volgende keer graag alleen Bokma en Koole in wat mooie scenes zonder die hele kermis.
Een prachtige, wrange komedie waarin Esther Gerritsen ons haarfijn laat zien hoe moeilijk communiceren binnen een relatie soms is. En dan met toppers als Monique Kuijpers en Michiel Nooter die, op een soms adembenemende muzikale manier, de taal van de schrijfster een extra dimensie geven.
En niet te vergeten Joeri Vos die zo verbluffend naturel de argeloze bezoeker speelt dat het lijkt alsof hij zojuist van de straat geplukt is en gedumpt bij dit bizarre (nou ja, bizarre….herkenning, herkenning!)echtpaar.
Gelukkig dat goede voorstellingen soms nog wel eens in reprise gaan. Toen gemist maar nu gezien: De Buikspreekster.
Een vaak hilarische, soms stil-makende voorstelling over een wat vreemd gezin. Weinig tekst, veel lichaamstaal, prachtige zang en met veel liefde voor het detail gemaakt.
Prachtig ensemblespel van David Eeles, de nederlandse John Cleese;Trudie Luite die zo opgewekt een doodongelukkige moeder speelt dat je desondanks moet lachen en Yahya Gaier, een schijnbaar moeiteloos van ingetogen naar extravert schakelend multitalent.
Adembenemende dansvoorstelling, deze (nu al) klassieker van de Châtel. Prachtige beelden op de stuwende muziek van Philip Glass. Ontroering, kippevel, alles waarvoor je naar theater gaat. Ik mag maar zes geweien geven,dus voor elke danser één.
Altijd al geweten dat J. S. Bach zeer dansbaar moet zijn.
Ton Simons maakte met Danceworks Rotterdam een choreografie op diverse stukken van de componist en liet dat uitvoeren in een kerk begeleid door een kerkorgel.
De vijf kwartier durende voorstelling bezorgde me menig brok in de keel. Momenten van grote schoonheid.
Jammer dat deze voorstelling voorlopig niet meer in ons land te zien is. Voor liefhebbers van dans en Bach een must.
Een dansvoorstelling die vijftien jaar geleden al opzien baarde. Nu opnieuw op het repertoire genomen en nog steeds is de danstaal van Vandekeybus fascinerend: energiek, krachtig en steeds een gevecht met de zwaartekracht.
Toch een tomaat: tussen adembenemende episoden door worden er soms flauwe teksten opgelepeld; wordt een diepgevroren overhemd van ijs ontdaan (o,o, wat grappig) en wordt er zelfs door de dansers een hele vloer afgebroken en taperesten van de vloer gekrabt. En hoe lost Vandekeybus
zo’n saaie situatie op: door een danser zich langzaam om te laten kleden op het voortoneel. Tja…
Natuurlijk hebben dansers af en toe een adempauze nodig, maar dat is ook anders op te lossen. Er zaten enkele prachtige, verstilde momenten in de voorstelling, (b.v. een meisje dat langzaam een toren van pallets beklimt) momenten die er veel meer in zouden kunnen.
Prachtige plaatjes, acteurs die hun sporen verdiend hebben, en toch…
Carver blijft zich herhalen.
Ik weet hoe Beppie Melissen een boeiend betoog kan houden over niets; hoe Joke Tjalsma hilarisch op zoek naar zichzelf kan zijn; hoe meeslepend Helmert Woudenberg een verhaal kan vertellen (daar kwam hij nu nauwelijks aan toe); hoe Jim van der Woude op onnavolgbare wijze een sok uittrekt; ik weet het. Ik heb het al veel vaker gezien.
Sinds Carver in hun voorstellingen “het verhaal” heeft losgelaten en het allemaal wat abstracter houdt, is de verrassing er af, is het een herhaling van zetten.
Een gewei voor het schitterend toneelbeeld en wat tomaten voor de rest.
Ik denk dat ik Carver volgende keer maar oversla.
Enkele jaren geleden zag ik van deze groep “Niets is echt moeilijk”, een Parade-voorstelling waarin naar hartenlust flink buiten de lijntjes gekleurd werd. Wat een desillusie om nu “Kringloop” te zien. De voorstelling die verhaalt over drie mannen en een flink aantal boeken mist elk greintje fantasie. Nergens heb ik de drie heren kunnen betrappen op zelfs maar een aanzet tot iets waarvan je even rechtop in je stoel gaat zitten. Saai en zouteloos.
Er kwam aan het eind maar één gedachte bij me op: wat een treurnis als je hiermee je boterham moet verdienen.