Tja, dit was dus best wel stom. Fragmentarisch verteld verhaal over een Amerikaanse op Cuba, zonder kop of staart, met veel halfpoëtische monologen en zonder een greintje humor. Weinig trefzeker geregisseerd (ruwe onderbrekingen van bewegingen, harde muziek en daar dan doorheen onverstaanbare schreeuwdialogen) en zeer matig geacteerd.
Erg goed: Porgy Fransen vertelt een sterk verhaal. Ik was het een paar jaar een beetje vergeten, maar het is echt een heel goede acteur. Verhaal over een pianist op een oceaanstomer in de jaren ‘30, die geboren is op zijn schip en nog nooit voet aan wal heeft gezet. Tomaat voor de lelijke muziek (computergestuurde piano-jazz) en voor de beetje zinloze projectie.
Duidelijk nog niet af. Vier acteurs lezen fragmenten voor uit ingezonden brieven en kranten-interviews die een beeld geven van het ‘debat’ in Nederland in de afgelopen jaren. Veel over veiligheid, integratie en ‘de media’. Het lijkt een goed uitgangspunt voor een èchte voorstelling, die wil ik nog wel graag zien.
Geestige voorstelling in een winderige tent op de verste locatie van Oerol. De combinatie van slapstick, lichamelijke gebreken en vunzige dubbelzinnigheden maken dit een erg prettige familievoorstelling.
Oerol liet zich van zijn beste kant zien. Loodgrijze wolken joegen over de duinen, de regen kwam met bakken naar beneden en ik was doorweekt nog voordat ik aankwam. Tot mijn ontzetting ontdekte ik toen pas dat de voorstelling niet in een warm en droog tentje stond, maar in een buitengewoon onoverdekte duinpan. Afgelasten, wellicht? U maakt een grapje; we hebben hier te maken met ‘t Barre Land! Ik schat dat ik het zo’n vijf minuten heb uitgehouden, daarna ben ik, onder smalende blikken van de acteurs, letterlijk afgedropen. Een tomaat mij. Vier geweien voor de heroïsche daden van publiek en spelers. Dat lijkt me toch wel het minste…
Mooie voorstelling. Het stuk van Ibsen wordt in omgekeerde volgorde gespeeld, het derde bedrijf als eerste. Dat is grappig, want de nadruk komt zo minder te liggen op de bouwmeester, maar op Hilde, het jonge ding dat zijn hoofd op hol brengt. De regie is af en toe weldadig onmodieus: de bedrijven worden door een acteur aangekondigd; af en toe stapt een acteur uit zijn of haar rol om op heftige muziek uiting te geven aan gevoelens die de tekst hen ontzegd. Carola Arons speelt Hilde mooi afstandelijk en ook Bert Luppes speelt erg ingehouden. Klein tomaatje, omdat het toch wat braaf is. Overigens is het nieuwe theater van het OT werkelijk prachtig; een houten huis in een glas-en-betonnen hal, erg mooi.
Interessante benadering van Richard, een doorgeslagen idealist voor wie het doel de middelen heiligt. Mooi samenspel tussen Fedja als de ondergespuugde dromer en Frank Lammers als de nihilistische Trouw. Geestige verwijzingen naar eerdere Richards (voetballen met de kroon) en filmische muziek. En geef Aus Greidanus Jr. nou gewoon eens een Arlecchino!
Allemaal buitengewoon smaakvol, kwalitatief boven de maat, technologisch grensverleggend en daarnaast vlekkeloos uitgevoerd. Wat wil een theaterliefhebber nog meer? Ik weet het niet, maar het fluistertheater van Guy Cassiers begint me tegen te staan. Het donkere podium met hier en daar wat strijklicht, de afstandelijke speelstijl, de soundscape met hier en daar een versterkte acteursstem, ik heb het er een beetje mee gehad.
Wat deze theaterliefhebber het liefst zou willen is dat Cassiers al die techno-shit eruit zou gooien en eindelijk eens Angels in America deel 3 en 4 zou gaan maken, zoals hij al zo lang beloofd. Maar ja…
Net als je dacht: Dood Paard, hoe gaat het daar eigenlijk mee? komen ze keihard terug met hun beste voorstelling tot nu toe. Een well-made-play indeed, gespeeld met de gebruikelijke kloten and then some.
Kroft voegt aan het anti-theater van Peter Handke een nieuwe laag toe: door van de ‘sprekers’ personages te maken wordt het een soort huiskamerdrama met veel gooi en smijtwerk. Een soort anti-anti-theater. Een interessante visie, erg amusant gedaan, maar wel een beetje plat.
Productie van studenten van verschillende toneelscholen, op zich al bijzonder. Verzameling absurde autobiografische verhalen met open plekken ertussen. Sommige acteurs zijn beter dan andere, de setting maakt het een beetje opsommerig, maar er zit een aangenaam soort openheid in het spel, waardoor ik zelf mag associëren. Dat was prettig. Oh ja, de Discoria-cirkel is definitief rond (1987: iedereen houdt van Discordia; 1998: niemand houdt van Discordia; 2009: iedereen houdt van Discordia).