Johan Simons doet opera en verzon met zijn decorontwerper Bert Neumann een machtig spel met beeld en ilusie; gigantische doeken met daarop een foto van het lege toneelhuis erachter. En toen ging hij weer weg, elders werken, en toen namen de opera-mensen het over, en die gaan dan in hun kitscherige glitterdecortje operaatje spelen. Jammer hoor. Ik heb geen verstand van muziek, maar ik durf de stelling toch wel aan dat dit niet Mozart’s allerbeste melodietjes zijn. Gewei voor Steven Van Watermeulen, maar die zong dan ook niet.
Niet zo best muziektheater over kinderen van een rockartiest. Rockt noch rollt.
Soms is het met voorstellingen net als met autorace-spelletjes. Je remt net te laat en je weet dan al dat je twee bochten later van de baan gaat. Antigone is er zo een: al in de tweede scène weet je dat met deze intensiteit en energie het einde niet meer dramatisch genoeg kan worden. Desondanks: slimme, opgesekste bewerking die van Antigone mooi een hedendaagse twintiger maakt en een paar erg goede scènes tussen Hanneke Scholten en Erik van der Horst.
Ik was eigenlijk wel te spreken over Theu’s ‘Ajax’. De voorstelling heeft een weldadig soort pathetiek die onverwacht goed past bij de klassieke tragedie. Sneeuw, bloed, kleine jongetjes, grote zwaarden; Kill Bill is er niets bij.
Wel jammer dat het halverwege verandert van een goeie TGA-voorstelling (met een mooie tranentrekkende scène tussen Hans Kesting en Halina Reijn) naar een middelmatige TC-voorstelling (met een verkeerd gecaste Mike Reus tegenover een Harry van Reijthoven die denkt dattie nog op de set bij Klokhuis staat). Maar laten we aardig zijn voor Theu: hij is onze enige hoop in het post-Ivo tijdperk…
Toen ik de voorpubliciteit zag dacht ik even dat het Thijs Römer was die Kurt ging doen. Hu. Maar nee, Matijs Jansen dus en dat is een leuke, fysieke en oprechte acteur met een heel persoonlijke solo. In een eenvousig jurkje met gympen speelt hij scènes uit het leven van Cobain, rijkelijk geïllustreerd met drugs, kots, poep, bloed en vruchtwater. Toch komt de vergelijking tussen Kurt’s leven en het onze niet helemaal uit de verf. Dat zie je het best als Jansen een gitaar pakt, hem stuk gaat slaan, maar zich op het laatste moment toch inhoudt.
Tsja, wel mooi. Afstandelijke verhoudingen tussen personages verbeeld als monologen, waardoor de momenten van confrontatie in dialogen wel enige impact hebben. Maar ja, het blijft nogal saai praattoneel dat eigenlijk rimpelloos voorbijtrekt.
Batelaneske (hee, dat woord heeft wel wat ;-) voorstelling over vijf maandverbandreclamemeisjes met licht psychotische tandpastaglimlachjes en hun moeilijkheden in het wellness-gebeuren. Knap gedaan, mooi decor, goed getroffen muziek, vaak heel geestig, maar ook een beetje ergerlijk inhoudsloos. Had iets meer performance mogen worden, de halve aanzetjes tot verhaal waren te mager.
Kijk, ik snap het idee. Je kunt niet meer gewoon Hamlet opvoeren, want er bestaan al genoeg Hamlets en sinds de uitvinding van film zijn die nog vastgelegd ook. Dus je maakt een versie waarin je een filmversie wilt uitwissen om zo te komen tot een anti-Hamlet. Maar dat levert dus volkomen dood anti-theater op, warbij het echt niet uitmaakt of ik als toeschouwer in de zaal zit of niet. Dan liever niet.
Alweer de vierde goede voorstelling van die Van Dolron dit jaar presenteert. Je kan je als maker slechter profileren. Dit keer over wereldpolitiek en het neo-conservatisme. Van Dolron’s stijl blijf geraffineerd en intelligent en door steeds consequent de bodem onder alle beweringen, uitgangspunten en idealisme weg te graven beschrijft ze effectief het ideologische drijfzand van deze tijd.
René van ‘t Hof als dementerende varieté-artiest is natuurlijk geniaal. (Was niet een van de megalomane plannen van Discordia die ze tijdens Katalogos presenteerden om een varieté gezelschap te beginnen? Engageren, deze man!) Het is alleen jammer dat hij de hele tijd tegen beeldschermen moet praten. Op die beeldschermen zien we Gerrit Timmers, die ook technicus achter de schermen is. Beide doet hij zeer charmant, maar de voorstelling blijft te mager.
Productie van studenten van verschillende toneelscholen, op zich al bijzonder. Verzameling absurde autobiografische verhalen met open plekken ertussen. Sommige acteurs zijn beter dan andere, de setting maakt het een beetje opsommerig, maar er zit een aangenaam soort openheid in het spel, waardoor ik zelf mag associëren. Dat was prettig. Oh ja, de Discoria-cirkel is definitief rond (1987: iedereen houdt van Discordia; 1998: niemand houdt van Discordia; 2009: iedereen houdt van Discordia).