“Volgend jaar (??) zullen we er weer zijn”, schreef ik na deel 2.
En gisterenavond we waren er. Om Koningin Amalia zich, onder leiding van Willem Barentsz, op een ijschots en de Titanic te zien redden. Nederland verging, zelfs de Jordaan liep vol, maar Zeeuws Meisje zorgde voor troost.
En zo kwam de trilogie toch nog tot een happy end.
Wat kan ik er van zeggen?
Dit: nog steeds pretentieloos, nog steeds fijn vertier. Met heel veel enthousiamse en lekkere muziek.
We waren wel erg laat; Onomatopee loopt al vanaf 2006. Maar dat heeft de pret niet gedrukt. Want we zagen de meest hilarische slapstick vande laatste honderd jaar toen Peter van den Eede in nauwe samenwerking met zijn vier collega’s een schilderijtje niet ophing. Enfin, ik ga over deze voorstelling niet proberen het beter te zeggen dan Loek Zonneveld het een jaar geleden in De groene deed: “Het is op z’n minst een rotje in het hoenderhok van theater maken volgens gebaande paden” en het is ook “de essentie van toneelspelen zonder slogans en pretenties” maar zeker ook “hier zijn vijf briljante toneelspelers aan het werk”.
Wat valt daar nog aan toe te voegen? Nou misschien dit nog: zou ‘t barre land hier eigenlijk ook niet bij gehoord hebben?
Het begint met een verhaaltje over Kafka. Aha, literair toneel. Okay, daar houd ik van. Een avond vol verhalen, zonder duidelijke samenhang. Verkenningen van de willekeur van het bestaan, zoiets. Boeiend genoeg in ieder geval om ook zonder die uit de lucht vallende baksteen je hersens er bij te houden.
Maar wel veel raadsels. Ook prima, natuurlijk. Ruimte voor associaties. Maar die ene vraag waarom de anderen wel een glaasje Port kregen aangeboden en wij drieën niet, kwelt me wel.
René van ‘t Hof is in dit stuk de aftakelende artiest die in een hallucinerende nacht ‘bezocht’wordt door (pijnlijke) herinneringen.
Hij doet dat subtiel en overtuigend. De voorstelling raakt je. En eigenlijk vond ik ( anders dan Simber destijds) zelfs de tweespraakjes op de monitor met Gerrit Timmers (als vader,als moeder, als Henk en als lief) óók prima werken.
Kort en goed, dit was niet zo kort maar wél goed.
Vooraf even een bekentenis: ik ben een fan, dus bevooroordeeld ten opzichte van André Manuel.
Hij is een merkwaardig cabaretier. In een ander leven muzikant en zanger, maar hier (weer) anderhalf uur geen liedje te horen. Louter tekst, bijna en toespraak. Geen theater eigenlijk. Statisch. Ogenschijnlijk worstelend met z’n presentatie. Hij heeft kennelijk nog steeds de dramaturgen van zijn lijf gehouden.
Alles draait bij hem om de inhoud, de gedachten, ideeën, de woorden. En die zijn de moeite waard. Links en geengageerd - ook al zo uitzonderlijk. En geestig, heel geestig dit keer.
O ja, vertrek en eindpunt is een doodsbedreiging. En waar die allemaal vandaan had kunnen komen. En ook nog een scenario hoe je € 300 miljoen kunt lenen. Heeft u nog een sterkere aanbeveling om naar “Voor God noch gebod” te gaan nodig?
Een onbloedige anatomische les, zoiets is het.
Je kunt je natuurlijk afvragen of het nog nodig is het katholicisme en de Katholieke Kerk zo te benaderen. Ik bedoel zoals Wunderbaum het doet: niet bloederig, niet fanatiek, niet rancuneus, hooguit een beetje oneerbiedig en spottend. Want in het Vaticaan zal niemand er van wakker liggen.
Hoewel, een halfblote dame aan het kruis…
Hoe dan ook, deze heidense ex-calvinist heeft in ieder geval van deze voorstelling genoten. Van de invalshoek (de persoonlijke beleving van religie), van de muziek ( The Godsquad én van ‘Jules’),van het toneelbeeld (goeie suggestie van een kathedraal), van de vele, vele verhalen die toch een geslaagd en samenhangend patchwork zijn geworden,van de in empathie gedompelde kritiek en vooral, vooral van de frisheid van de acteurs en actrices.
Dus ik zeg het mij metgezellen en mijn voorgangers op Moose na: dit was/is okay.
Het is haar feestje, zingt ze. En ze maakt er, samen met haar vijf mannen, een spetterend festijn van. En bewijst en passant dat behalve voor Duits en Engels, zij haar hand ook niet omdraait voor een splinternieuw Nederlandstalig programma.
Ellen ten Damme is weer goed. Steengoed. Op de Parade en daar buiten.
Tja, humor.
Drie mannen in vrouwenkleren. Een vrouw in mannenkleren. En veel kruisgerichte grappen.
Je moet er van houden.
Een aardig niemendalletje.
Franse chansons en luchtige bespiegelingen over het ongeluk van de liefde. Een dodelijk ongeluk in dit geval. De dames zijn het slachtoffer zijn geworden van hun hartstocht voor die ene bijzondere man.
De stem van Aznavour komt ook nog even langs. Die is trouwens nog net wel in leven.
Opvallend subtiel temidden van veel Paradelawaai: een abstracte voorstelling van nauwelijks twintig minuten. Een danseres, twee muzikanten en een spel met spiegel, licht en schaduwen. Het resultaat was veel, mooie, visuele speelsheid.
Hoogtepunt(je) van de avond.
Voor een zaal vol fans in de Toneelschuur verkenden de drie mannen van Het Volk opnieuw de sores van “drie verdrietige eenzame mannen” aan de rand van de samenleving.Stengel, Koek en de Vries zijn uitgerangeerd en troosteloos.
Dat verandert niet als ze elkaars gezelschap zoeken door een gemeenschappelijke oudejaarsavond.
Echt fascinerend wordt het ook niet voor de toeschouwer. Het stramien van Het Volk is al jarenlang hetzelfde, het onderwerp langzamerhand wel een beetje uitgekouwd en de uitvoering iets te statisch.