Stijlvol en stijlvast. De voorstelling ziet er prachtig uit. Een vertellend negentiende eeuws gedicht, in hedendaagse multimediale beelden gevangen, in poëtisch hedendaags Nederlands verwoord, met hedendaagse muziek opgeluisterd en met veel, heel veel, sfeer gebracht. Guy Cassiers oogstte in Rotterdam veel lof, in Antwerpen gaat dat niet anders zijn, gemeten aan deze voorstelling.
Nog een paar dagen en ‘t is weer voorbij. Zonde. Want “Jetlag” is een genot voor oog en oor. Vind ik. De NRC-recensent klaagde over gebrek aan samenhang. Hoezo? Een avondje doorzakken van kroegtijgers in een Biergarten levert nu eenmaal veel vluchtige theorieën, heftige emoties en alle kanten uitwaaierende gesprekken op. Het is de kunst om die te bedenken, briljant op te schrijven en pakkend in scene te zetten. Dat is precies van Ko van den Bosch heeft gedaan terwijl Frank Lammers cum suis zijn bedoelingen met verve tot leven wekken.
Dynamisch spektakel, spitse geestigheden, gestyleerde beweging en dat alles met de toeschouwers er bovenop. Wat mij betreft is de speellijst die nog geen twee weken beloopt ( 6 t/m 17 maart), het enige van deze productie dat tomaten zou verdienen.
Strenge en op orde gestelde calvinisten ruimen radicaal de katholieke bric a brac in de verblijfsruimte van Maria Suart op. Zo begint het. Ook in de loop van de voorstelling wordt veel geschoven met hulpstukken, in casu (bid) stoeltjes - apart, in rijen, in halve cirkels, in bosjes - al naar gelang de telkens veranderende verhoudingen van en tussen de personages.
Verrassend is de manier waarop Aluin “Maria Suart” brengt alleen in de details. En vooral door de fraaie dubbelrol van Gabby Bakker die zowel Elisabeth als Maria speelt. De confrontatie-dialoog tussen beide koninginnen is een hoogtepunt.
Kort geleden zag ik een mooie Maria Stuart van het Nationaal Toneel. Hier in Utrecht bewijst Aluin dat een klein gezelschap in kwaliteit niet voor een groot stadsgezelschap hoeft onder te doen.
Rob Klinkenberg heeft een tekst van Von Horvath uit ‘30 in 21ste eeuws vertaald. En Arie Mol zorgde voor de nodige dynamiek met een groep enthousiaste acteurs en actrices. Alles in het teken van strijdtoneel.
Centraal staat de obligate, Italiaans getinte feestavond van de socialisten die strandt op de agressie van rechtsradicalen. De sleetse idealen van een gezapig en zelfgenoegzaam links leggen het af tegen domme rechtse polarisatie. Als we niet oppassen, zal de auteur er wel aan hebben willen toevoegen.
In ieder geval heb ik eindelijk weer eens de Internationale horen zingen. En, om het evenwicht te herstellen, ook het Wilhelmus. Plus “Het dorp” en Belcanto. Tussendoor werd er een hartige, smakelijke, gedegen kost opgediend. Makkelijk verteerbaar, kleurrijk en met zwier opgediend. Geen haute cuisine, maar absoluut de gang naar theater Kikker waard. Een tikkie schametisch, dat wel. Meer types dan personages. Maar ook, met een beetje goede wil, iets dat als actueel toneel valt te duiden.
Dat iets smaakt naar meer strijdtoneel.
Bij Emilia Galotti en Husbands & Wives viel het me niet zo op. Maar dit keer is - overeenkomstig de oorspronkelijke filosofie van De Tijd- wel erg nadrukkelijk gekozen voor vertellen door acteurs/actrices die geen personage worden of willen zijn.
Er is flink gegrasduind bij Shakespeare. En een beetje bij de Beatles. Achter de op de voorgrond staande vijf microfoons worden Liefde en Lust ( “Venus en Adonis”) bezongen en geprezen. Links staat het Hammondorgeltje waar met ijle tonen John en Paul worden aangehaald. Zo nu en dan scheurt het rode doek daarachter open om geharnaste machtige mannen met stentorstem in het Engels krijgshaftige taal te laten slaken.
Geleidelijk aan gaan beide werelden door elkaar staan en lopen. Om, op driekwart van de voorstelling, nogal bruusk van karakter te veranderen om een driekoppig vertelde ( en door een actrice zwijgend gadegeslagen) verkrachting van Lucretia gepresenteerd te krijgen.
Een groot deel van de voorstelling was ik wel geboeid. Maar dat neemt de zwaktes niet weg. Iets te statisch. Iets te lang. Iets te veel een tweedeling (“Lucretia” sluit niet goed bij het voorgaande aan).
Kortom, ik vraag ze beter van De Tijd.
Deze “Jeanne” van Koos Terpstra heeft deftige erflaters: Schiller, Brecht en Anouilh, las ik. Maar is voldoende bij de tijd om het overwegend middelbare-school-publiek zo op het eerste gehoor en gezicht, voldoende te boeien. Da’s knap en levert wat mij betreft bonuspunten op.
Maar toch… De “ode aan de vrouw” die de Volkskrant er in zag, nam ik niet zo erg waar. Eerder liepen aan het Franse hof een nogal mallotige dauphin en een beetje onwaarschijnlijke, heilige, met bloed besmeurde, maagd rond. De Balkenendiaanse citaten in de mond van de kroonprins klonken wel leuk, maar leken mij nergens op te slaan. Terwijl Jeanne d’Arc, in plaats van de verpersoonlijking van het strijdbare individualisme me meer het voorneeld van een irritante, drammerige en extreme persoonlijkheid leek.
Natuurlijk staat er wat tegenover. De ambitie (dit stuk is onderdeel van een drieluik waarvan de volgende delen in de steigers staan), het toneelbeeld ( dat bepaald niet kinderachtig is) en de energie van de groep spelers. En, ook weer, een paar mooie momenten - begin- en eindscene, Jeanne in de stromende regen.
Toch was dit wat mij, wat ons, betreft, geen grootse toneelavond.
In “er gaat iemand komen” staan een man en een vrouw op het punt hun oude, nieuwe huis te betrekken. Volkomen afgelegen, in de stille ruimte van Noorwegen. Waar toch nog een buurman, de verkoper van het huis, opduikt.
Zo ruimhartig als Jon Fosse stiltes heeft ingebouwd, zo karig is hij met woorden. En wát gezegd wordt is erg minimalistisch. Waar je bovendien op zich niet veel wijzer van wordt. Een tergend langzaam stuk.
Maar spannend. Tussen wat de personages loslaten en hoe ze dat doen zit spanning. Er wringt van alles, laten ze merken. Ze laten een scala van menselijke emoties zien die het verhaal vertellen dat door die paar rituele zinnen gecamoufleerd moeten worden.
De acteurs? Alle drie uitstekend, met als verrassende uitschieter Laura Mentink.
De tover is echt wel uit de relatie van de man en de vrouw.
Toch was de toon en de sfeer gedurende de hele korte voorstelling muzikaal, lichtvoetig, poëtisch bijna. Net als in het prachtige “Ik”, een paar jaar geleden. Toen werkte dat wel. Nu niet. Deze strijd des sexen deed me geen zier.
Maar gelukkig was daar het meisje-van-hun-fantasie, Nynke Laverman, dat zong, sprong, sprak, danste en wervelde. Die wil ik graag vaker in het theater zien.
McDonagh neemt met zijn stuk het Ierse terrorisme op de korrel. De verbijsterende botheid, het ongeremde geweld, de egotripperij, de morele corruptie, de platvloerse emoties, etc, etc. Dus zou je een bloedserieus toneelstuk kunnen verwachten.
Maar hier gebeurt het helemaal anders. En veel beter. Zelden zal zoiets zwaars z� humoristischer en z� licht en z� doeltreffend bovendien, zijn gebracht. Een voorstelling die knipoogt naar de betere, verwante, Amerikaanse films. Met een prachtig passend toneelbeeld; veel donkerte, perfecte belichting, dreiging, kettingen, vuilniszakken en smerig ogende bodem. Belangrijker: er zijn adembenemende individuele hoogstandjes te beleven, zoals het verticale slapen van Jan Bijvoet. Maar ook de oorverdovend overtuigend muzikale uitbarsting (M�torhead) van de hele groep, mag er wezen.
Toch is de hoofdrol voor de uit een spannend ratjetoe van talen - Vlaams, Engels, Frans, Duits - gevormde nieuwe taal. Een hertaling en een vondst van het ensemble zelf. Dat blijkt hier uiterst effectief en buitengewoon hilarisch. Op ��n of andere manier wordt d��rdoor het barre universum van Inishmore en het absurde gegeven ( op dat eiland wekt het mollen van katten blijkbaar moordlust op) te plaatsen. En wordt de toeschouwer getrakteert op series prachtige dialogen ,inclusief merkwaardige en geestige misverstanden.
Het werkt, kan ik verzekeren. Je mag, vind ik, het als liefhebber eigenlijk niet missen, deze seizoenstopper. Maar om het te zien zal men vanaf nu naar Vlaanderen moeten.
Het heet een komedie te zijn en er valt zeker te lachen om de onberispelijk voor lijk liggende Roy Peters en zijn treurende entourage. Anderhalf uur lang ritselt de dialoog van spitse, geestige, vileine en soms ontroerende of diepgravende zinnen. NRC, Volkskrant en voorgaande Moosers juichten ovationeel voor deze theatrale dodenwake.
Zoals te verwachten valt wordt het beeld van de dode uit de commentaren van zijn nabestaanden niet echt duidelijk. Wel dat van de commentatoren zelf. En van hun heftige, zij het tegenstrijdige emoties.
So far, so good. Maar om nou te spreken over een meesterwerk gaat wat ver. Daarvoor moet zus Vera wel wel erg vaak over de rooie gaan. En de weduwnaar ( of is hij de weduwe?) zeurde daarvoor net iets te veel. Evenzeer bleef de ex-minnaar te zeer het typetje van valse nicht. En om nou te zeggen dat het decor onvergetelijk is, lijkt ook flink overdreven. Het meest kon ik meevoelen met zwager Broes - afstandelijk sympathiserend. Zo was het namelijk ook met mij als toeschouwer.
Gewoon, een goeie voorstelling.
Voor een zaal vol fans in de Toneelschuur verkenden de drie mannen van Het Volk opnieuw de sores van “drie verdrietige eenzame mannen” aan de rand van de samenleving.Stengel, Koek en de Vries zijn uitgerangeerd en troosteloos.
Dat verandert niet als ze elkaars gezelschap zoeken door een gemeenschappelijke oudejaarsavond.
Echt fascinerend wordt het ook niet voor de toeschouwer. Het stramien van Het Volk is al jarenlang hetzelfde, het onderwerp langzamerhand wel een beetje uitgekouwd en de uitvoering iets te statisch.