Belofte maakt schuld. Een jaar geleden beviel Zeeuwse Nachten zó goed, dat ik de belofte vastlegde de twee volgende delen van de trilogie te gaan zien en beluisteren.
Dus zagen we gisterenavond Koningin Amalia, Tora Bora, de Kaai van Antwerpen, de opheffing van het Koninkrijk, medelanders, het Schip van de Woestijn, de woelige baren, Amsterdam-West (én Zuid) - er viel weer heel veel te beleven. Een canon van onze tijd, opgediend als een hutspot van geestige scènes en lekkere muziek (Jef Hofmeister als vanouds en Eefje Benning als nieuwe parel). En Jan van Speijk ging voor vaderland en Ketelbinkie opnieuw de lucht in, maar het Zeeuws Meisje bleef, als meid uit één stuk, gespaard. Dat was ook nodig om deel 3 veilig te stellen.
Volgend jaar (??) zullen we er weer zijn.
Er heerst een relationele koude oorlog ten huize van Tobias en Agnes, waar een inwonende alcoholische, maar lucide zus en een gescheiden dochter, flink aan bijdragen. De bizarre invasie van het bevriende echtpaar Harry en Edna stelt de zaken nog verder op scherp.
Onmiskenbaar staat het kwaliteitsmerk van Albee op dit stuk. Dat garandeert sterke dialogen, die in smakelijk Nederlands zijn vertaald. Het levert over het algemeen degelijk toneel op, waarbij vooral de vier vrouwen de show stelen. Die geven zo nu en dan een spetterend vertoon weg, met een puike mix van schrijnend en geestig. Joke Tjalsma heeft m’n avond gemaakt.
Dat alles neemt niet weg dat ik een zeurende nostalgie voel naar Carver oude stijl.
Lars von Trier lapte met de succesfilm Dogville geheide filmconventies aan zijn laars door stevig bij het toneel te winkelen.
Met de “Dogville” van Pieter Kramer is schijnbaar het omgekeerde aan de hand. Het ziet er nogal filmisch uit. En toch lukt het bijna om de opzet van Von Trier te behouden.
Die wilde laten zien dat experimenten om samenlevingen van andere, goede, mensen te scheppen, tot rampen leiden. De bewoners van het gehucht Dogville zijn aanvankelijk bereid zich door de dorpsidealist Tom te laten overtuigen om altruïstisch een ( erg naïve) vluchtelinge te helpen. Maar langzamerhand dwingen ze haar -in de kern baatzuchtig en egoïstisch gebleven- al drogredenerend in de positie van slavin. Anderzijds blijkt in het apocalyptische einde de lieve, zachtmoedige en meegaande vluchtelinge Grace, zich te ontpoppen tot een meedogenloze wreekster.
Het ziet er allemaal prachtig uit. Decorontwerper Paul Gallis bewijst opnieuw zijn meesterschap. Ook de decorstukken afzonderlijk worden slim gebruikt. Evenzeer doet de vondst om Tom Kas als voiceover van vlees en bloed in te zetten, het uitstekend. En Beppe Costa als Martha werkt zowel erg geestig als goed. De opsomming van fraaie details zou kunnen worden vervolgd.
Maar toch, maar toch. Het verhaal overtuigt op de planken niet echt. De omslag van onverschillig naar hulpvaardigheid, van sympathie naar uitbuiting, van schuldeloosheid naar bloeddorst blijft onbegrijpelijk. Hoewel dat natuurlijk ook in de structuur zit, blijft het allemaal toch ook wel erg schematisch. Daar veranderen de prestaties van Jacqueline Blom, Frank Lammers en al die anderen niets aan.
Kortom, een dappere poging, die er bijzonder fraai uitziet, maar niet helemaal is geslaagd.
Een catfight en een nippleslip. Zo maak je niet iedere dag vorstinnen mee. Maar het illustreert hoe Erik Vos uit de deftigheid van Schiller zelfs van diens koninginnen mensen van vlees en bloed maakt. Hare Majesteit Will van Kralingen en Hare Koninklijke Hoogheid Mirjam Stolwijk, zijn koninginnen naar mijn hart.
Dát en het weer eens kijken naar een rechttoe rechtaan en goed verteld verhaal, beviel in dit geval prima. Een lange avond, de afloop was bekend, het decor was extreem sober, adembenemende hoogstandjes ontbraken en toch tevreden naar huis.
‘t Kon slechter, zouden ze in Groningen zeggen.
Het aan de werkelijkheid ontleende vehaal is van Klaus Mann. Het betreft een kunstenaar die, met het nobele doel zijn stiel ( toneel) tegen het politieke kwaad te beschermen, met die gruwelijke tegenstanders begint te marchanderen. Uiteindelijk gaat niet alleen hij zelf moreel, maar feitelijk ook zijn theatergezelschap aan de daarmee samenhangende dilemma’s ten onder.
Natuurlijk Tom Lanoye leverde de meesterlijke teksten voor deze bewerking. Ook nu weer. Ze klinken prachtig, ze zeggen wat en ze schuiven naadloos in elkaar.
En Guy Cassiers is natuurlijk een groots regisseur. Maar nu mag gezegd worden dat hij zijn voorganger Luc Perceval naar de kroon begint te steken. Wat een fascinerend voorstelling heeft hij er van gemaakt. Twee voorstellingen eigenlijk. Een visueel spectaculair proces van artistieke corruptie vóór kwart voor tien en een wat kalere eindafrekening na kwart óver tien.
Ja en dat betekent dat de mensen die het toneelbeeld bedacht en uitgevoerd hebben, ook minstens een lauwerkrans verdienen. Dit keer is er geen orgie van uitgestalde technische mogelijkheden Het is daarentegen indrukwekkend maar levert toch vooral veel toegevoegde informatie.
Lang leve het Vlaamse toneel.
Bijna twee jaar geleden zeiden mijn voorkeursrecensent ( Loek Zonneveld) en mijn favoriete medemoosers (iwein&lydie) het al: “zus van…” is geweldig.
En inderdaad, dat geldt ook nog voor de reprise: kaal, maar krachtig, sober, maar prachtig. Elsie de Brauw is aan een stuk door een meeslepende stem uit een 3000 jaar oud verleden. Een heel rijk verhaal, fraai verwoord, van een onopvallende vrouw in buitengewoon ongewone omstandigheden.
Met als kanttekening dat het, althans vergeleken bij de bij mij gewekte torenhoge verwachtingen, toch een fractie minder intensief was dan gehoopt.
Zo’n solo (nou ja, eigenlijk duet van stem en trombone) wekt bijna per definitie, bewondering. Grote bewondering in dit geval. Zerline is een prachtig bespiegelende vrouw -trouwens wel opvallend ter tale voor iemand met haar achtergrond. Soms wat droevig, maar doorgaans fel, boos en nu en dan zelfs kwaadaardig. Enerzijds vervuld van cynisme, maar niet bevrijd van haar gefnuikte streven en toch nog steeds ideaalbeelden van “haar” rechtbankpresident koesterend.
Ariane Schluter laat alle facetten van deze dienstmeid, die gekwetst maar ongebroken is, zien. Een voorstelling die, ook door de klanken van de trombone van Koen Kaptijn, er wezen mag.
Mega- en minirecensenten zijn het er collectief helemaal over eens: prachtvoorstelling deze nieuwe Simons.
Het ligt dus aan mij. Mooie, ingetogen, muziek. Dromerig, inderdaad. Een toneelbeeld met slimme contrasten van het statische plaatjes van bijna tableau vivants naast slapstickachtige uitbarstingen. Dat scoort dus wel.
Maar het verhaal raakte me nergens. Ondanks incidentele leutigheid van Wim Opbrouck ( toch één van mijn helden uit “Ten Oorlog”) als Clotaldo, werd het niet geestig. En niettegenstaande het melodrama en het quasi ouderwets zwaar aangezette acteren, werd de volle twee uur mijn sentiment, laat staan mijn verstand, niet gekieteld. Kortom een voorstelling die snel zal zijn vergeten.
Ik had, ofschoon nagenoeg in de koninklijke loge zittend, blijkbaar mijn avond niet. Twee tomaten.
Déze Michael Platonov wás een genie en ís een klootzak, zoals het groene blaadje hem laat weten. In deze bewerking staat de versufte belofte helemaal centraal. Vermoedelijk daarom is het toneel vrijwel kaal gehouden. Zoals een metgezel zei: voor een decorontwerper is hier niet veel te verdienen geweest.
Johan Heldenbergh speelt de antiheld met verve: vermoeid, intelligent, gedesillusioneerd, vriendelijk, agressief, cynisch, berustend. Honds tegen de vrouwen die hem omzwermen, ambivalent jegens de zwakke en nietsnuttende mannen om hem heen. Het gaat de acteur schijnbaar moeiteloos en ingehouden af. En hij bewijst, als hij uiteindelijk van de mensen om hem heen klop krijgt, dat hij ook nog over een betonnen schedeldak beschikt.
In 2000 zagen we een prachtige Platonov van ‘t Barre Land. Hier werd in de Brakke Grond opnieuw een geweldige voorstelling van deze eersteling van Tsjechov gemaakt. Louter drijvend op de vernieuwende en treffende ideeën van de regisseur en vooral op de puike acteerprestaties. Ook van de andere acteurs en actrices. We zagen een perfect ingespeeld elftal aan het werk.
Voor een prikkie (De Vlaamse Graai!!) puur toneelgenot!
“Zijde” is een ode aan het verlangen naar het onvervulbare. Het verhaal van de zijde-inkoper is romantisch. Zéér laat romantisch dan, want stemmend uit 1996. Maar mooi. Vooral door de sfeer die grootmeester Porgy Franssen oproept. Anderhalf uur betovering door de solist. Want al heet het “Huis aan de Werf”, we zaten in het uiterst prozaïsche vormalige schoolgebouw langs de spoorbanen van Utrecht Centraal. Raadselachtig dus dat de acteur slaagde in zijn opzet: de aanhoudende fascinatie voor het gevoelige sprookje van Hervé Joncour die de toeschouwer bij zijn eigen leven wilde zijn, zijn reizen naar Japan, de subtiele woordeloze band met de vrouw van zijn Japanse leverancier, van Helene, zijn echtgenote en het onstilbare verlangen. Knap. Heel knap theater.
Voor een zaal vol fans in de Toneelschuur verkenden de drie mannen van Het Volk opnieuw de sores van “drie verdrietige eenzame mannen” aan de rand van de samenleving.Stengel, Koek en de Vries zijn uitgerangeerd en troosteloos.
Dat verandert niet als ze elkaars gezelschap zoeken door een gemeenschappelijke oudejaarsavond.
Echt fascinerend wordt het ook niet voor de toeschouwer. Het stramien van Het Volk is al jarenlang hetzelfde, het onderwerp langzamerhand wel een beetje uitgekouwd en de uitvoering iets te statisch.