Dit zeggen de stuntmannen Jos en Mark van Vees er zelf van: fysiek, stoer, ruig en recht uit het hart. Sloopkogels, hijskranen, spuitende brandweerslangen, ontploffingen.
Okay, we hebben tien jaar lang dit, quote, “boegbeeld van de parade”, gemist. Dit keer niet.
Welnu, het kwam goed uit dat we in een melige bui waren- dat sloot lekker aan bij de grapjes. En dat we net getafeld hadden - dan verrast het minste of geringste je als spectaculair.
Zie daar: twee geweien. Maar de volgende tien jaar slaan we toch maar weer over.
“Tucht” is Carverkwaliteit, uitgevoerd door een groep novieten, op de Parade. In dit geval met klein leed(vermaak) van een schoolklas. Alle bekende vooroordelen over leraren en leerlingen komen zo’n beetje aan bod - maar wel heel knap. Ik moet bekennen dat bijvoorbeeld de lesmethoden van mijn leraar wiskunde gisterenavond hilarisch tot leven leken te komen.
Als deze voorstelling in uitgewerkte vorm komend seizoen in de zaal komt, wil ik die niet missen. Heel goed!
De vergelijking met Alex d’Electrique dringt zich onweerstaanbaar op: ook in Onder Constructie wordt met veel fysiek een geweldige bende van afgedankte artikelen uit de non-food sector gemaakt.
De (Groningse?) jongens nemen in en tussen ouwe wasmachines, koelkasten, monitoren en dergelijke, snel wisselende gedaanten aan. Het lijkt er op dat tussen die rotzooi de strijd tussen nobele wilden en brengers van de beschaving, door de eerstgenoemden, gelukkig, gelukkig, gewonnen wordt.
Behalve vermaak dus ook nog een troostende boodschap.
De verleiding begint buiten. Het standwerkersnummer om voorbijgangers naar binnen te praten, is op zichzelf bijna al te genieten als een kwartiertje stand up comedian.
De voorstelling - een tractatie van met heel veel decibellen geserveerde smakelijke muziek en in hoog tempo voorgetoverde passionele verhoudingen - past precies in de Paradestijl. Namelijk enthousiast, dynamisch, luchtig en sympathiek.
Om even Jan Blokker (column van maandag 7 mei jl) te citeren: “Dat is precies waar Fortuyn ons mee heeft opgescheept: met de leegte van Balkenende I tot en met IV…”. Gelukkig gaat “Fortuyn” niet over het gedachtengoed. Maar over een merkwaardig man - narcistisch, energiek, rancuneus, kwetsbaar, hysterisch, slim, megalomaan en vooral aandoenlijk. Althans in deze meesterlijke versie van Helmert Woudenberg.
Pim Fortuyn was voor mij een angstaanjagend fenomeen. Dat wil zeggen als politicus. Maar Helmert Woudenberg laat een mens zien - een fascinerend mens. In hoeverre dat echt de man kenschetst is niet te beoordelen, wel dat we in het LAK theater een theatraal portret van niveau konden bewonderen.
Alex van Warmerdam schrijft sprookjes voor grote mensen. Zijn personages zijn gewoon ongewoon, hun gedrag ligt steeds nét naast normaal. Zijn teksten schuren langs alledaagse én conversaties. Kortom: ik ben gek op zijn films en toneel. Waar nog bij komt dat hij bijna altijd een goed ingespeeld sterrenteam ter beschikking heeft. De toneelreus Pierre Bokma natuurlijk en een geweldige Ariane Schlüter. Maar Aat Ceelen en Stefaan Degand doen daar niet voor onder.
Het sprookje gaat over een onbereikbaar ideaal van kwaliteit en perfectie (denk ik). Tevergeefs proberen drie bevriende en rivaliserende mannen - een schilder , een dichter en een componist - hardnekkig aan de onhaalbare eisen van hun gedeelde muze te voldoen. Als zo vaak bij van Warmerdam, wordt daarbij gereisd (meer van het doel af dan er naar toe uiteraard) en intiem en ongemakkelijk gebivakkeerd in het bos.
De personages lijken - ietwat droevig, wellicht wat wijzer, maar in ieder geval niet gebroken- uiteindelijk met hun tocht toçh niet al te veel te zijn opgeschoten. Maar ik verliet tamelijk blij de zaal.
In de kwantiteit zit het niet. Veel mensen op het podium en meer dan drie uur degelijk toneelspel. Maar vooral werd daarmee aangetoond hoe ouderwets, landradig en oninteressant Arthur Schnitzler blijkbaar kan zijn. Nee, geen productie waardoor mensen aan theater verslingerd raken. Al flonkerde gelukkig nog wel even de ster van Leny Breederveld.
Dit is theater in slowmotion, soms nagenoeg surplace. Er is geen echt verhaal, maar de voorstelling zit wel mutjevol en is vervuld van sfeer - dat vond ik dik twee jaar geleden van die andere voorstelling van Christoph Marthaler. En dat oordeel gaat dit weer op.
Tergend langzaam - niet voor niets blijft de klok op zeventien minuten over acht staan. Veel door geluid opgeroepen sfeer - Satie op de piano, de ratelende naaimachines van het atelier, veel (prachtige) zang. En veel spanning - tussen de arbeidsters en de patroons, tussen individuele leden van beide klassen.
Het enige ongemak dat een helemaal perfecte toneelavond in de weg stond, bleek mijn gebrekkige frans te zijn.
Gelukkig zijn er begeleidende teksten. Zodoende zijn we op de hoogte: wij (“het koor”) zijn de passieve ongeïnteresseerden in een nooddruftige wereld (de “protagonisten”). En dat is heel betreurenswaardig.
Maar je kunt je bij de voorstelling als zelfstandig kunstwerk afvragen: wat valt er te genieten en geeft het wat te denken? En dan moet ik toegeven dat de genade van genot en inzicht mij klaarblijkelijk in de steek laatt. Ik kom niet veel verder dan leedvermaak over de onvrijwillige douche van de toeschouwers op de eerste rij. En de diepzinnigheid reikt, wat mij betreft, niet veel verder dan gedachten aan een keizerlijke garderobe.
Nee, explosief is deze tragedie zeker, raadselachtig ook - dat krijg met zoveel fragmenten en montage - maar noch over toneel, noch over de wereld ben ik veel wijzer geworden.
Nadat Balkenende het land tot op het bot vertrut heeft, zet, bij diens dood, mevr. Balkenende diens lijn van benepen burgerlijkheid, onverdroten voort met de vleesgeworden ijdelheid, Jeroen Krabbé, als MP van dienst. Apollo, Zeus en Pallas Athene zien het machteloos aan.
Ilja Pfeijffer heeft een toneelstuk geschreven. Ik wil hem vragen dat nooit meer te doen.
Maar vooruit - toch een gewei voor Jaap Spijkers ( die altijd goed is) en eentje voor de grapjes ten koste van JK ( die soms goed zijn).
Voor een zaal vol fans in de Toneelschuur verkenden de drie mannen van Het Volk opnieuw de sores van “drie verdrietige eenzame mannen” aan de rand van de samenleving.Stengel, Koek en de Vries zijn uitgerangeerd en troosteloos.
Dat verandert niet als ze elkaars gezelschap zoeken door een gemeenschappelijke oudejaarsavond.
Echt fascinerend wordt het ook niet voor de toeschouwer. Het stramien van Het Volk is al jarenlang hetzelfde, het onderwerp langzamerhand wel een beetje uitgekouwd en de uitvoering iets te statisch.