Een met mooie woorden afgetimmerd bouwwerk
In het laatste project van de ‘Peter on Speed’ serie van Peter Vandemeulebroecke, de enige vaste acteur van het Noord-Nederlands Toneel die niet meespeelt in ‘Alice in Wonderland’ en daarom zijn eigen performances maakt, bouwen drie mannen letterlijk een voorstelling. In deze performance, die beter onder de naam ‘Ko on Speed’ gebracht zou kunnen worden, speelt Ko van den Bosch, artistiek coördinator van Theater de Machinefabriek, thuishaven van het Noord Nederlands Toneel, een belangrijke rol en gebruikt zijn talent voor taal om het geraamte van de performance als bouwwerk af te timmeren met mooie woorden. Tijdens de voorstelling construeren Waldo (Ko van den Bosch), Tamme Harrie (Peter Vandemeulebroecke) en de dode (André Joosten, vormgever) een bouwplaats van een werkelijkheid waarin het theater wordt gedeconstrueerd. In deze voorstelling staan de bouwstenen van het theater centraal: situaties worden vormgegeven, het decor wordt gebouwd en onderzocht wordt wat nodig is om theater te kunnen maken. Het belangrijkste in de voorstelling is het zoeken naar echtheid in het spel, het theater. De voorstelling is dan ook een performance in de zin van een zo echt mogelijke weergave van denkbeelden. Over de dramaturgie en de tekst is zeker van te voren nagedacht en hierin gaat de voorstelling verder dan improvisatie, met de vooraf afgesproken gegevens en materialen wordt echter vrijelijk en creatief gebouwd om de realiteit in deze voorstelling zoveel mogelijk te laten doorvloeien. De performance kent een grote diversiteit aan scènes, veel grappig met inventieve en komische trucs zoals de ‘croon-act’ of het ‘koffie roer incident’, maar ook scènes met een boodschap zoals de scène waarin de mannen spreken over het verlies van het gevoel voor ruimte. Volgens de mannen hebben we zo lang gedaan om de wereld rond te krijgen waarna we haar nu weer plat maken, door plafonds lager te bouwen, vloeren hoger te maken en met hoge hakken op deze hogere vloeren te lopen waardoor enkel nog ruimte is om vooruit te kijken en niet omhoog. Een goede voorstelling, experimenteel, veel verschillende losstaande scènes, niet af, maar het werpt vragen op over de samenleving, het theater en de echtheid van deze twee geconstrueerde werelden, iets wat al het theater zou moeten doen. Dus drie geweien voor de voorstelling van mijn derde recensie.
Geschreeuw in politiek chaos
De keuze voor één van de meest oninspirerende accommodaties van Groningen, het Noorderpoortcollege, was naar mijn idee een enorm grote fout. Ik heb persoonlijk een naar gevoel bij MBO theateropleidingen en in de theaterzaal van een Groningse opleiding van deze soort had de achtste versie van deze performance reeks van Eric de Vroedt plaats. Witte muren, drankapparaten waar zonder schoolkaart nog geen kopje warm water uit te persen viel, een trappetje omhoog en daar begon de politieke hel. Alle vrouwelijke toeschouwers kregen bij aanvang van de voorstelling een hoofddoek om hun hoofd geslagen en de mannen een PVV-pet op hun hoofd gedrukt. De publieksopstelling bleek, zoals bij de Vroedt te verwachten was, bijzonder en wierp al snel de vraag ‘waar zit ik veilig?’ op. De voorstelling zelf deelde met haar publiek verschillende visies over thema’s die de afgelopen tijd veelvuldig in de media aanwezig waren: Wilders, bezuinigingen in het theater en wat moet worden gesubsidieerd en wat niet. Naar mijn mening werden de politieke thema’s echter iets te dik omlijnd en uitgekauwd aangeboden. Persoonlijk houd ik ook niet van te opzichtige politieke voorstellingen en dat was deze voorstelling zeker. De voorstelling kende twee krachtige momenten, het begin van de monoloog van de look-a-like de Vroedt waarin echtheid en de realiteit in momenten aanwezig waren en het einde wat een geweldige manier was van het op de hak nemen van de musical. De monoloog werd echter op den duur enkel geschreeuw en er was een gebrek aan het maken van een punt in deze scène en de grappige scène van de daadwerkelijke Wilders-musical was pas aan het einde en duurde te kort om de gehele voorstelling te kunnen optillen. Een niet geweldige voorstelling, leuke momenten, veel mindere momenten, chaos, te nadrukkelijk politiek maar voor veel mensen blijkbaar erg vermakelijk.
Een politiek geëngageerde, theatrale jungle van werelden.
Deze voorstelling van het RO Theater was gebaseerd op de tekst ‘Penthiselea’ van Heinrich von Kleist uit 1807 en op het leven en de discussie rondom Leni Riefenstahl, de kunstenares die beschuldigd werd van het maken van propaganda voor Hitler tijdens de Tweede Wereldoorlog. Bij aanvang van de voorstelling lijkt de wirwar van decorstukken een voorteken te zijn van een ingewikkelde voorstelling. Gelukkig heeft Reijnders in deze voorstelling, in tegenstelling tot zijn eerdere voorstelling ‘Victory Boogie Woogie’, een manier gevonden om het publiek op een begrijpbare manier door de jungle van tijden, werelden en decorstukken te dirigeren. De ruimte is in deze voorstelling een ingewikkeld maar intrigerend fenomeen en opgedeeld in vier delen: ten eerste de bewegings-/leefruimte van Leni en haar man. Deze bestond uit een zithoekje, dat vorm gegeven werd door twee stoelen en een tafel met montagemateriaal voor een film. Ten tweede de backstage opnameplaats van Penthesilea de film achter een projectiescherm waar met behulp van verrijdbare plateaus en diverse achterdoeken verschillende settings gecreëerd werden voor de verschillende scènes van de film. Ten derde de ruimte voor het projectiescherm waar het leven van Leni en de acteurs van de film samen kwamen, ook hier werden settings gecreëerd voor de scènes van de film. Het verschil tussen de ruimte voor en achter het projectiescherm was echter dat Leni zich voor het projectiescherm lichamelijk mengde in het opnameproces van de film en de actrices van de filmpersonages voor het projectiescherm traden als zij uit hun mythische personages stapten om dingen aan te merken op het werk van Leni Riefenstahl. Tot slot de ruimte die afgebeeld werd in de film op het projectiescherm waar zich het mythische verhaal van Penthiselea afspeelde als parabel voor de relatie van Leni en Adolf. De voorstelling bespreekt zowel historische vraagstukken zoals deze relatie tussen Riefenstahl en Hitler als hedendaagse vraagstukken zoals de mate waarin kunst beïnvloed wordt door de ideologie van geldschieters en de relatie tussen kunst en politiek en het vraagstuk of kunst apolitiek kan zijn. Een politiek zeer geëngageerde voorstelling, met mooie beelden en een altijd sublieme Fania Sorel als Penthiselea, dank aan meneer Reijnders dat hij heeft geleerd van ‘Victory Boogie Woogie’ en mij zijn faam in theaterland heeft kunnen bewijzen met deze voorstelling.
“Jij weet niet wat je niet weet, is dat het?”
Het Paleis brengt groots een toegankelijk drama voor een jong publiek maar op geen enkele manier kinderachtig en eerder fris dan makkelijk. Ik zie geen enkel ‘volwassen’ gezelschap in Nederland 3 uur Russisch drama (voor €10) brengen dat op nergens langzaam of saai wordt.
Bij het Paleis bewerken ze goed en hebben ze een talent voor vilein. De karakters deinzen niet terug om bijna letterlijk het bloed onder elkaars nagels vandaan te halen, en de Vlamingen kunnen heel grof taalgebruik (“één druppel kikkerdril van die geile amfibie in je kut of in je mond en ik haal je ingewanden eruit.”) bezigen zonder dat het zoals in Nederland vaak potsierlijk wordt.
Het decor is mooi, verandert flink (iets wat ik vaak mis) en de diepte voor en achter wordt goed gebruikt.
Stefaan Degand (Mensjikov) overschaduwt elke scène waarin hij tekst heeft met zijn krachtige taal en bedreigende voorkomen. Daar is niks mis mee, maar hij is wel erg dominant. Jammer dus dat Peter de Grote (Frans Van der Aa) een man die in het echt larger than life had moeten zijn, daar in het stuk nauwelijks tegenop kan.
Verder: de interactie tussen Jeroen Vander Ven (Aleksej) en Roos Van Vlaenderen (Afrosinja) is de boeiendste van het stuk.
De tweede helft haalde het voor mij niet bij de uitstekende eerste, maar dat doet heel weinig af aan het geheel.
Het is waar, ik ben ‘fan’ van Toneelgroep Amsterdam en het klopt dat er credits moeten gaan naar de prachtige tekst van Jean Racine, maar wauw…wat een prachtige voorstelling onder regie van Grzegorz Jarzyna! Voor het eerst zien we van de acteurs van TA naturalistisch, ingetogen maar zeer overtuigend spel, in plaats van het vaak groteske acteren waar ze zo in uitblinken. Daarnaast kent de voorstelling een ander tempo en is er veel aandacht voor tekstbehandeling, waardoor je ziet dat de acteurs ieder woord proeven. Scenografie en lichtontwerp zijn ontzettend mooi en de schaduwen die gecreëerd worden zorgen voor een schitterend toneelbeeld. Hans Kesting zet een integere Theseus neer en waar hij normaal domineert in het neerzetten van de dominante manspersoon, schittert hij nu door zijn bescheiden aanwezigheid on stage. Eelco Smits lijkt soms als Hippolytos de neiging te hebben het ingetogen spel te moeten illustreren met wat overdreven expressie in zijn gezicht, jammer. Isis Cabolet maakt een veelbelovende eerste indruk als Aricia. Hugo Koolschijn, de eeuwig zwijgende acteur van TA, komt tot mijn verbazing naar voren met een monoloog die hij op gepaste wijze brengt. Chris Nietvelt steelt echter de show, met haar Vlaamsche tongval en zeer beheerste manier van spreken fascineert ze en draagt ze deze hoofdrol met verve. In de slotscène, die bestaat uit een veelheid aan tekst en een simpel beeld, zie je haar als Phaedra figuurlijk kleiner worden en is het publiek zichtbaar geraakt, net als de acteurs op het podium, althans zo lijkt het. Een klein minpunt vind ik de pruiken van Phaedra, waardoor dit prachtige personage een clowneske uitstraling aangedaan wordt. Maar… chapeau voor nu al een van mijn favoriete voorstellingen.
Of het helemaal terecht is al een recensie te posten over deze laboratoriumvoorstelling weet ik niet. Echter zijn er genoeg woorden over te schrijven, dus bij dezen. ´Dacht je dat inmiddels alles is gezegd en geschreven over de liefde? Peter Vandemeulebroecke dacht van niet. Hij bewijst het tegendeel met Ik heb genoeg, lief.´ Zo kondigt het NNT de voorstelling aan. Hierdoor verwacht ik nieuwe filosofieën over de liefde of anti cliché monologen, maar van echt hoogdravende verrijkende tekst is geen sprake. Duidelijk is dat, wat wij te zien krijgen vanuit een fraai geconstrueerde houten ´doos´, nog in ontwikkeling is. Ietwat ongestructureerd vanwege een zogenaamd ´nieuw´ lichtplan? Voordrachten vanaf papier en een veel schijn spontaniteit… Of is het echt de eerste keer dat Peter bloemen voor zijn Hanna mee brengt? In elke geval is het een vermakelijk schouwspel, is er sprake van een groot saamhorigheidsgevoel onder het publiek, storen de ´gadgets´ niet en brengen de liedjes van Peter net dat stukje diepgang (en ook de humor) waar ik op hoopte. De kracht van de voorstelling zit hem denk ik in de bestaande liefde tussen het stel, samen dragen ze dit onvoltooide project dat vol potentie zit met tederheid, als een document van hun liefde. Prachtig slotbeeld ondersteund door ware woorden, die ons een welbekende liefdesles leren.
Hoewel ik het van te voren wist, twee hamlet’s binnen twee weken is eigenlijk een beetje veel van het goede. Het grootste voordeel is dat ik ze lekker met elkaar kan zitten vergelijken. En dan blijkt de versie van DUS toch wel een stukje beter te zijn dan die van Oostpool. Of is het smaak? Of gewenning? Of nog iets anders?
De Utrechtse Spelen kiest voor een ontzettend simpele vormgeving. Een enorme tafel waar het publiek aan weerskanten in een soort lagerhuis bankjes plaats kan nemen. Het mag wat kosten, maar dan heb je ook wat. Dat er op zich weinig met deze opstelling wordt gedaan is een gemiste kans, maar niet meer dan dat. Want ik miste de actualiteit helemaal niet.
Het spel is goed. De spelers zijn jong en daarom meer waardering. Misschien kan het wat losser gespeeld worden, iets luchtiger. Gelukkig niet te veel dans, maar ook dat is een kwestie van smaak. De 50 minuten die Oostpool meer nodig had om alles te vertellen mistte ik bij DUS dus niet. Trouw aan de tekst en veel beeldender. Ik vermoed zelfs één van de mooiste Ophelia sterfscènes die je maar kan verzinnen.
Jammer van de kwekkende CKV scholieren achter mij, maar als het zo gaat als er gevreesd wordt, zal het de laatste generatie zijn die ooit in aanraking is gekomen met cultuur.
@eswe: Uit betrouwbare bron heb ik vernomen dat Thie de regie uit handen heeft gegeven en we missen allemaal Tanghe, toch? Zeker als je in de Paardenkathedraal zit.
De kracht van deze Hamlet zit, vind ik, vooral in Sanne den Hartogh. Zijn spel, zijn geweldige stem, zijn Hamlet.
Ik vind de kostuums schitterend en het decor mooi. Deze Hamlet begint heel licht met een praatje van Hamlet en Horatio (ook leuk) over acteren en dan een swingend begin van Claudius en Gertrude, maar hun zinderende spel zet niet door.
Ik heb een dubbel gevoel bij Polonius: aan 1 kant is het leuk om die grappige tekst te horen, aan de andere kant legt de acteur de grappigheid er, naar mijn smaak, te dik bovenop.
En ik mis de toenadering tussen Hamlet en Gertrude die wel in het stuk zit, maar hier niet. Wat ook wel weer klopt trouwens.
Ik vind het acteren wisselend van kwaliteit, Den Hartogh steekt echt met kop en schouders boven iedereen uit. Maar van die wisselende kwaliteit heb ik pas echt last helemaal aan het eind na de interessant geënsceneerde sterfscenes. De daarop volgende monoloog wordt dermate slecht gebracht dat ik er slechts met grote ergernis naar kon luisteren. Dat was een fikse domper, echt jammer, want ik was ontroerd door Den Hartogh.
Mooie tekstbewerking van Joeri Vos.
Als je een prachtige lange tafel hebt, slechts zes acteurs en geen echt goed idee, hoef je geen Hamlet te maken. De Utrechtse Spelenbaas Jos Thie, die graag mensen in de zaal krijgt die niet regelmatig naar toneel gaan, deed het toch. Acteurs zijn ook maar gewone mensen die als ze binnenkomen, eerst hun jas uitdoen. Een tafel hebben we thuis ook. Lopen doen we daar gewoonlijk niet over maar ja, wij zijn ook geen acteurs. Op zoek naar identiteit zijn ze, volgens de folder, de jongelui. Maar dat is Hamlet ook! Hij is teveel twijfelkont om iets te vinden, te bijdehand ook, en bovendien bijna net zo blauw en koud als op de poster. Wat een contrast toch met het lekkermakertje van de seizoensopening in september, toen we vergast werden op een Dirk Tanghiaanse uitbundigheid. Nu is de tafel leeg. Bijna vergeten dat to be or not to be er natuurlijk ook in zit. Wat leest u, heer? Woorden. Woorden. Woorden. Maar waar gaat het over?
Henk en Ingrid uit de Vinexwijk kwamen in Mightysociety4 wraak nemen op het wereldwijde grootkapitaal en op de politiek-culturele elite. Dat gebeurde bijna 4 jaar geleden. Het gevolg: de politiek-culturele elite zit in de beklaagdenbank maar Joop van den Ende en de hele musicalindustrie zijn nog volop in leven. Het politiek populisme en de amusementsindustrie zijn namelijk twee kanten van dezelfde medaille.
In Mightysociety8 worden ze beide te kijk gezet, wat iets anders is dan te kakken gezet, want dat is behalve te gemakkelijk misschien ook gewoon onterecht. Centraal in het drama staat de persoon van de beginnende musicalregisseur, gespeeld door Joeri Vos, die in aflevering 4 speelde voor registrerende buitenstaander maar intussen de globaliseringsverliezers hun stem terug gaf.
Het hedendaags politiek populisme heeft de smaak te pakken en maakt korte metten met de subsidiekunstsector. Wij, als vanzelf terugkerend publiek, laten geen wanklank horen, hier in de krochten van Hoog Catharijne. Omdat we ons een beetje ongemakkelijk voelen?
Gaandeweg neemt de gewenning toe en blijkt de voorstelling ook echt te werken, met een goed geplaatste overwinningsspeech, een gepassioneerd twijfel-credo en een afronding die ons terug brengt in de gezelligheid. Niet in gezapigheid. Ook als je je vanuit een anti-gevoel met musical bezighoudt, wil je kennelijk een musicallied maken. Het mag want het is dik in orde.
Het enige minpunt is dat de SP-activiste niet overtuigt als schrijfster. Dat scheelt een gewei, een tomaat is het niet waard. De aflevering over globalisering was mooier, ronder; die over Uruzgan harder; deze komt soms onprettig dichtbij en is nog goed ook. Toch dat vierde gewei. Ook voor de betoonde zelfkritiek, die meer is dan zelfspot.