Twee vaders en hun kinderen… De koning wordt er gek van en zijn raadsman blind. Het toneel raakt uiteindelijk zelfs bezaaid met lijken. Shakespeariaans drama, jazeker. Maar dankzij Wittebols en Hoste niet zwaar op de hand. Met hulp van prima acteurs als Wouter van Lierde (Kent). Maar zeker door de indrukwekkende, grappige en speelse nar van Wendell Jaspers die bijvoorbeeld de prestatie, die ik enkele jaren geleden in de Amsterdamse Stadsschouwburg van Freek de Jonge in die rol zag, in de schaduw stelt. Waar klaagde Perceval in de NRC eigenlijk over, toen hij het had over het tekort aan kwaliteit in de lage landen?
Jammer alleen van dat herhaaldelijk aangeheven gekweel. Onnodig en niet goed.
Teruglezend zag ik dat Dood Paard zelden veel bijval van minirecensenten kreeg. Ik heb dus misschien geluk gehad, want “Geslacht” is de moeite meer dan waard. Met de tekst is in ieder geval niks mis: vaak raak, catchy en snel, soms iets te bespiegelend wellicht. Maar de spelopvatting zorgt voor een mooie ironische distantie die dat alles steeds geestig en prikkelend houdt. En door de tempowisselingen en korte hilarische intermezzo’s wordt de aandacht permanent vastgehouden. Dat niettegenstaande luidruchtige ringtones, vallende voorwerpen en ander ongemak uit de zaal in Theater Kikker. Dood Paard, sorry voor de vertraging, maar het was zeker aangenaam nu toch eindelijk kennis te hebben gemaakt.
Vanwege de Poolse regisseur Krystof Warlikowski heb ik voor een passend citaat bij Wiswawa Szymborska gesnuffeld. En ziehier:
“Het tumult en de tics
van onze toneelstukken
vinden ze - vermoed ik-
irrirant” (“Lachfilms”).
Irritatie, ja dat is het woord. Ondanks de fantastische cast, ondanks de treffende scenografie, ondanks het vertoon van vakmanschap door vakmensen. Want langzamerhand krijg ik ondragelijke jeuk van dat eeuwige relatiegezeur. Vooral als het gaat over o zo saaie veertigers en hun totaal oninteressante verhoudingen. En dan zo’n slappe oplossing om deel I aan deel II te koppelen. Kom op, zeg. En, o ja, wat me ook ergerde is dat er een koppelverkoop van plaatsbewijs, buffetversnapering en garderobegebruik bleek te zijn ingevoerd in de Koninklijke.
Uit het Groot Citatenboek heeft Annette Speelt trefzeker deze van Dylan Thomas in de flyer gezet: “… rage, rage against the dying of the light”. Thijs Römer is precies daarin, als de door grondeloze woede aangejaagde Richard, overtuigend. Met een paar subtiele details, bijvoorbeeld het moment van kwetsbaarheid aan de borst van zijn moeder, als fraai contrapunten. Alles bijeen een goeie voorstelling. En bovendien eentje die nogal wat enthousiasme bleek los te slaan bij het goeddeels VWO-jonge publiek.
“Verknipte dingen”: snippers van teksten van min of meer beroemde schrijvers, de geest van scheppende mensen en kledingstukken van acteurs.
“Symbolische dingen”: Shonagun, Büchner en Perec in een veeartsenijkundige snijzaal, verwarrende aanwijzingen in een routekaartje en snapshots van onvolledige teksten.
“Mooie dingen”: Margijn Bosch die van getallen poëzie maakt, Cseslaw de Wijs die zich verkleedt en ‘t Barre Land dat samenwerkt met Discordia.
Haar laatste uur voor haar executie denkt Kassandra hardop over de verloren oorlog, haar dissidente patriottisme en haar geliefden. Dat deed Debbie Korper mooi en indringend. Maar niet minder overtuigend was Tjebbo Gerritsma. Zonder woorden maakte hij duidelijk hoe zijn plicht als kille bewaker en zijn gevoelens van empathie, botsten. Goed toneel, maar nu al, na veertien opvoeringen, al weer voorbij..
Het is tamelijk trefzeker, als ik op m’n eigen herinneringen afga, wat het trio van Het Volk als kenmerkend voor de jongenswereld van kort na WOII neerzet. Hutten bouwen, munitie en scherven zoeken, doodlopende wegen vinden voor de levensvragen, geheime verbonden sluiten en vriendschap voor altijd zweren. Het staaltje vér pissen was zelfs indrukwekkend. Maar ik ben bang dat ik de voorstelling, net als die vriendjes van toen, toch betrekkelijk snel ga vergeten.
Zoals gezegd, Stan is geengageerd, vlaams en erg goed. Steengoed. Briljant. Virtuoos. Een recensent van De Morgen meent dat “The Monkey Trial” zeker niet hun beste stuk is. Dus het zou nóg virtuoser, nóg fraaier, nog relevanter, nóg adembenemender, nóg geestiger, nóg spettender,nóg boeiender kunnen?? Wat mij betreft, wat ons betreft, hebben Damiaan de Schrijver, Robby Cleiren en Frank “Vraagzucht” Vercruyssen in ieder geval voorlopig een standaard gezet. Let op: dit schoons is maar kort te zien in de Brakke Grond, Lantaren/Venster en het Laktheater.
Stan is vlaams, geengageerd en vooral erg goed. En omdat Gerardjan Rijnders, die post-Tga ook nóg beter is geworden, dit keer de tekst leverde, moest er gegarandeerd iets fraais ontstaan. Dat is ook gelukt. Het verhaal lijkt enigszins op dat van La Musica Twee van ZT Hollandia. Het gaat alweer om een weerzien van geliefden van weleer. Maar dan in taal van deze tijd. Dat blijkt nagenoeg net zo goed te werken. Met bijzondere dank aan de subtiele, lichte, verliefdmakende interpretatie van Sara de Roo. Daarom zijn het, naar mijn smaak, een tikkie te literairderig gekunstelde begin en sommige gevolgen die de randapparatuur van de gitaar voor de trommelvliezen heeft, geen bezwaar.
Jon Fosse laat het Noorse weerbericht in zijn stuk een paar keer opduiken; ja hoor, de winden waaien daar nog steeds om de literaire rotsen. En in huis heerst ook een schraal klimaat. De zes personages draaien tergend langzaam om elkaar heen. Ze willen wel van alles van elkaar, maar kunnen en durven dat zelfs niet uit te spreken. Heel weinig woorden dus en nog minder daden.
Wát hun verlammende geheimen zijn bleef voor mij goeddeels in het duister, maar hoe benauwend de onderlinge relaties werken, werd glashelder. En dat is tenminste de helft van wat Jacob Derwig met zijn regie naar eigen zeggen bij de toeschouwers wilde bereiken. In zoverre is hij wat mij betreft geslaagd. Net als ik, na het wat moeizame begin, geleidelijk aan in het dragende personage van Eva Duijvestein ben gaan geloven.
Toen ik om een uur of tien na een bezoek aan het herentoilet de levengrote afbeelding van de regisseur als Hamlet in het gezicht keek, wist ik het evenwel zeker. Ja, ik sluit me aan bij al diegenen die hem toch liever óp het toneel zien.
Voor een zaal vol fans in de Toneelschuur verkenden de drie mannen van Het Volk opnieuw de sores van “drie verdrietige eenzame mannen” aan de rand van de samenleving.Stengel, Koek en de Vries zijn uitgerangeerd en troosteloos.
Dat verandert niet als ze elkaars gezelschap zoeken door een gemeenschappelijke oudejaarsavond.
Echt fascinerend wordt het ook niet voor de toeschouwer. Het stramien van Het Volk is al jarenlang hetzelfde, het onderwerp langzamerhand wel een beetje uitgekouwd en de uitvoering iets te statisch.